Kitty Courbois geëerd met nieuwe toneelprijs

In de Stadsschouwburg kreeg Kitty Courbois gisteravond een nieuwe, naar haar genoemde toneelprijs uitgereikt: de Courbois-parel. Toneelgroep Amsterdam en de Stadsschouwburg eren hiermee de actrice, die dit jaar vijftig jaar aan het toneel is. De Courbois-parel is een ‘doorgeefprijs’ voor actrices: Courbois mag zelf weten wanneer en aan wie ze hem doorgeeft.

De prijs werd uitgereikt door Hedy d’Ancona op een feestelijke avond in de Koninklijke Foyer van de schouwburg in aanwezigheid van een stoet aan vrienden en collega’s, in het bijzonder generatiegenoten als Ellen Vogel, Sigrid Koetse en Annet Nieuwenhuyzen. Naast toespraken van Ivo van Hove (“Bij Toneelgroep Amsterdam blijf je zolang jíj dat wilt”), d’Ancona en directeur Henk Scholten van het Theater Instituut Nederland, waren er optredens van (ex-)TGA-collega’s Hugo Koolschijn en het gelegenheidsduo Hein van der Heijden en Hajo Bruins, die Courbois villein maar ook ontroerend toezongen.

Courbois was zeer verrast door het eerbetoon: “Niemand heeft z’n mond voorbij gepraat en ik heb nog wel zó zitten vissen naar wat er vanavond zou gebeuren.” Ze kreeg de parel opgespeld op haar revers, direct naast het speldje van het Ereteken van Verdienste van de stad Amsterdam dat haar een maand geleden werd toegekend. Ze besloot haar korte dankwoord met een toast op drie dierbare, overleden vrienden: Jacques Commandeur, Joop Admiraal en Ramses Shaffy.

De Courbois-parel bestaat uit glazen kistje met daarin een broche met de parel, op een bedje van lapjes stof van door Courbois gedragen kostuums, uit voorstellingen als Richard III, Klaagliederen en haar huidige voorstelling Zomertrilogie. Andere doorgeefprijzen in het toneel zijn de Albert van Dalsumring en de Paul Steenbergenpenning voor acteurs en de Theo Mann Bouwmeester Ring voor actrices.

Recensie: ‘Rail Gourmet’ van Wunderbaum

Parool,recensies — simber op 28 maart 2010 om 23:18 uur
tags: , ,

Een jonge vrouw verzamelt spreekwoorden over geluk. ‘Waar liefde is, is geluk’ is haar favoriet, uit Polen. Het Griekse ‘Wie gelukkig wil zijn, moet thuisblijven’ waardeert ze minder. Haar werk is al net zo Europees als haar verzameling: op het station van Brussel pakt ze voor het bedrijf Rail Gourmet maaltijden in voor passagiers van de hogesnelheidstrein, samen met collega’s als Madeleine, Luc, Achmed en Anya.

Rail Gourmet is de nieuwe voorstelling van theatergroep Wunderbaum, een groep acteurs die nu eens op lokatie, dan weer in de schouwburgzaal speelt. De tekst is van de Vlaamse romanschrijfster Annelies Verbeke, die een even lichtvoetig als indringend drieluik schreef over de zoektocht naar geluk tussen de spoorrails.

Gabrielle, de Rail Gourmetvrouw, wordt feilloos gespeeld door Wine Dierickx. Ze zet een beetje onhandig een drumstel in elkaar, terwijl ze vertelt over de brieven die ze aan haar collega’s schrijft, waarin ze ze aanspreekt op hun gedrag, zichzelf verontschuldigd en nog meer spreekwoorden over geluk debiteert. De brieven worden nooit verstuurd. Iemand die zoveel over geluk weet, kan niet anders dan diep ongelukkig zijn. Tot ze Robert tegenkomt. Met wat hulp van een muzikant (Jens Bouttery, een hetzelfde haar en mini-jurkje als Dierickx) wordt ze van de schuchtere actrice een loeiende zangeres met een David Lee Roth-achtige gil.

Robert (Walter Bart), voor wie Gabrielle zo blind valt, blijkt een sukkelige schrijver die in het tweede deel telefonisch ruzie maakt met zijn vrouw Rebecca (Maartje Remmers), een kille Europarlementariër in de trein op weg van Straatsburg naar huis. In het derde deel is de vrouw ineens naast de machinist (Matijs Jansen) terecht gekomen, waar zomaar ineens iets moois lijkt op te bloeien.

“We moeten van ons overleven uitgaan, zoals we ervan uitgaan dat de zon morgen weer op komt”, zegt Gabrielle met de combinatie van pathos en pragmatisme die de huidige generatie twintigers kenmerkt. Met haar moeilijke vragen over geluk als langdurige afwezigheid van pech of juist als overrompelend gevoel van binnenuit geeft ze uiting aan hun wanhoop in McJobs en voorlopige relaties. Robert en zijn vrouw zijn verder in hun carrière en relatie, maar het heeft hen niets opgeleverd.

Met Rail Gourmet doen Wunderbaum en Verbeke iets wat heel erg bijzonder is in het theater: ze creëren vokomen vanzelfsprekende, hedendaagse personages. Hun taal is herkenbaar, hun angsten zijn herkenbaar en we begrijpen zowel hun cynisme als hun romantiek. Het is een levensgevoel dat doet denken aan dat in de boeken van Douglas Coupland.

De voorstelling eindigt met een softcore seksfilmpje van Rebecca en de machinist. Het is een vreemd, sensueel contrast met de stadse uitzicht dat Wunderbaum als achterdoek kiest op de locaties. Een vlucht in de fantasie als enig mogelijke uitweg. Verbeke en Wunderbaum weten het virtuoos en overtuigend te brengen.

Rail Gourmet van Wunderbaum. Gezien 18/2/10 in Rotterdam. In Amsterdam (in het Werktheater, kaartverkoop via Frascati) 30/3 t/m 3/4. Meer info op www.wunderbaum.nl

Recensie: ‘Kokoschka live!’ van De Warme Winkel e.a.

“Wij weten dat u er niets aan gaat vinden, maar wij móeten dit brengen. Want dít is onze cultuur.” Het Haagse publiek is gewaarschuwd; de theatergroepen die tussen de Mondriaans en het zilverwerk zijn neergestreken in het Gemeentemuseum zijn er niet om te behagen. De vijfde voorstelling van De Warme Winkel in hun serie over Oostenrijkse kunstenaars (na o.a. Rilke en Thomas Bernhard) mist de persoonlijke visie van de eerdere delen, maar gaat in theatrale uitzinnigheid heerlijk overboord.

Oskar Kokoschka was enfant terrible van beroep en in het Wenen van voor de Eerste Wereldoorlog joeg hij de burgerij schrik aan met zijn expressionistische portretten en theatervoorstellingen. Hij was betrokken bij de Münchensche kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter rondom Kandinsky en dat vormt de verbinding tussen de voorstelling en het museum, waar een tentoonstelling rondom die beweging te zien is.

In tegenstelling tot de eerdere voorstellingen, waarin de acteurs expliciet commentaar op het onderwerp en hun zoektocht gaven, kiest De Warme Winkel nu niet voor uitleg, maar voor inzet. We zien een aaneenrijging van scènes ontleent aan Kokoschka’s werk: naakte mannen die teksten voordragen, tableaus over zijn oorlogsverwondingen en over zijn angst voor vrouwen, sketches over zijn heftige affaire met Alma Mahler, allemaal met brille ontleend aan zijn visuele stijl, met verwrongen mimiek en lichaamshoudingen en een soundtrack van de jonge muzikanten van De Veenfabriek die nu eens lawaaiig in de weer zijn met bekkens en sirenes en dan weer verrassend melancholieke muziek maken met klokkenspel en cimbalom.

De hele speelruimte lijkt een atelier. De meeste scènes spelen op een verhoogd toneeltje met een goedkoop voordoek en bordkartonnen bomen, maar tussendoor rennen de spelers rond, schilderen ze aan de zijkant nieuwe abstracte lijnen op hun gezicht of hebben ze babbelende onderonsjes met een deel van het publiek. Of ze gaan ineens tussen het publiek staan om ‘boe!’ te roepen tegen hun eigen voorstelling, en rennen dan weer naar het toneel om ‘fuck you!’ terug te schreeuwen.

Een logische ordening is nauwelijks te ontdekken; het lijkt erop dat Marien Jongewaard vooral de kunstenaar zelf speelt (soms rondlopend en louter “Expressionisme!” orerend), Jeroen de Man een levensgrote pop die Kokoschka na de oorlog liet maken die zoveel mogelijk op Alma moest lijken en Mara van Vlijmen ‘de vrouw’ – “het morsige moeras van de voortplanting”. Het is groteske gekkigheid die meeslepend werkt vanwege de manische energie waarmee ze het uitvoeren en de virtuositeit van hun grappen.

Toch zit er iets storends in de vette ironie waarmee ze het onderwerp te lijf gaan. De scènes zijn geestig, inventief en absurd, maar nooit echt aangrijpend, tergend of teder. Wat trok de makers nou toch zo aan in die rare Kokoschka? We komen het niet te weten, en zo ga je na zo’n volle avond theater toch een beetje leeg naar huis.

Kokoschka live! van De Warme Winkel, Veenfabriek en Nieuw West. Gezien 25/3/10 in het Gemeentemuseum Den Haag. Aldaar t/m 25/4. Meer info op www.kokoschka.nl

Interview Erik Whien

Parool,recensies — simber op 23 maart 2010 om 11:49 uur
tags: , , ,

Sinds een jaar is Erik Whien (Gendt 1978) een van de vaste regisseurs van Toneelgroep Oostpool in Arnhem. Eerder dit jaar maakte hij een lovend ontvangen Wachten op Godot, nu regisseert hij Van de brug af gezien van Arthur Miller in de grote zaal. Die tragische liefdesgeschiedenis in een Italiaans migrantenmilieu wordt bij Whien geen integratiedrama. “Ik sta niet zo politiek in het leven.”

Het is nogal een verschil; de strenge modernist Beckett en het Broadway melodrama van Miller. “Toen we anderhalf jaar geleden het programma van dit seizoen samenstelden had ik  niet door dat het twee stukken uit dezelfde periode waren”, vertelt Whien in een Amsterdams café.  “Nu vind ik het juist leuk dat het zover uit elkaar ligt en dat ik me na Beckett kan bezighouden met een stuk met een dwingende plot. Voor veel makers van mijn generatie voelt een verhaal in een toneelstuk als een blok aan hun been. Maar ik merk nu opnieuw wat een ontlading het voor de toeschouwers is als je jezelf verbindt met een of twee personages, ook al voel je al aan dat het slecht met ze gaat aflopen.”

“In Miller las ik mijn eigen thematiek: de eeuwige strijd tussen hoofd en hart. Ik ben me ervan bewust dat het ook een immigrantendrama is, maar ik heb dat niet bewust naar boven gehaald. Ik sta niet zo politiek in het leven. En het publiek haalt het er zelf wel uit. De acteurs spreken in een verzonnen accent – een combinatie van plat Limburgs, Haags en nog meer- om ze aan de onderkant van de samenleving te plaatsen. En mensen beginnen automatisch over Wilders. Maar zelf ben ik veel meer geïnteresseerd in het personage van de advocaat, die uit dezelfde klasse komt, maar die zich omhoog gewerkt heeft. Maar daardoor is hij totaal onthecht en staat hij ver af van zijn gevoel.”

Oostpool wordt nu een jaar geleid door twee relatief jonge regisseurs –naast Whien ook Marcus Azzini- met Rob Klinkenberg als niet regisserende artistiek leider. Het Arnhemse gezelschap valt op door veel activiteiten, een hoog tempo van produceren en een in het oog springende groep acteurs. “We proberen bewust om Oostpool als merknaam in te zetten”, zegt Whien, “en dan vooral de acteurs. Zij zijn de kern van het gezelschap en de brug naar het publiek. De regisseurs staan iets meer op de achtergrond, wij hebben toch nog niet een naam die veel mensen naar de schouwburgzalen trekt.”

“We maken heel divers werk: klassieke stukken, boekbewerkingen, nieuw Nederlands werk. Ik denk dat het voor het publiek werkt, omdat het leuk is om onze acteurs steeds weer in nieuwe constellaties in een nieuwe rol te zien. Sanne den Hartogh is een acteur die nu te zien is in Er moet licht zijn, een nieuw Nederlands toneelstuk, en volgend jaar speelt hij Hamlet.”

Het is duidelijk dat het Whien bevalt om bij een groot gezelschap te werken: “Ik gedij het beste in een huis, als er een vertrouwensbasis is met de mensen om mee te werken, de acteurs, maar ook publiciteit en techniek. Ik denk ineens in seizoenen, over het tegenover elkaar zetten van verschillende voorstellingen. Dat is heel inspirerend. Mijn werk is altijd heel divers geweest, puur uit nieuwsgierigheid en jonge hondigheid. Nu pas durf ik na te denken over wat míjn speelstijl en míjn oeuvre is. Daarbij is zo’n apparaat een enorme luxe. Maar ik ben niet iemand die na een Beckett het liefst nóg een Beckett wil doen.”

Dienstbaar wil hij zichzelf niet noemen, eerder is hij op zoek naar samenwerking. “Er zit geen dictator in mij. Ik kan zelfs behoorlijk onpraktisch zijn: midden in de nacht mensen opbellen, acteurs blijven verdedigen ookal verstoren ze het werkproces, geen afstand nemen in de laatste week. Ik werk veel met dezelfde acteurs, met Ali Ben Horsting eigenlijk altijd. Het kost me veel tijd om nieuwe mensen of nieuw materiaal eigen te maken. Ik moet het laten gisten met mezelf, proberen ermee op gelijke voet te raken.”

Hoewel Whien een van de weinige jonge regisseurs is die zeer geïnteresseerd is in het toneelrepertoire, is het Marcus Azzini die bij Oostpool volgend seizoen Hamlet gaat regisseren. “Ik ben een beetje jaloers, vooral omdat ik denk dat Sanne dat heel erg mooi gaat doen. Maar Marcus had het plan al lang in zijn hoofd; hij had alleen nog een hoofdrolspeler nodig. Ik heb uit mezelf nu niet een idee over Hamlet, en dat is natuurlijk een basisvoorwaarde.” Lachend: “En ik heb mezelf wel de voorstelling ingewerkt: ik ga meespelen.”

Van de brug af gezien staat 24 en 25 maart in de Stadsschouwburg. Meer info op www.oostpool.nl

Kritiek: ‘Schwalbe speelt op eigen kracht’

kritieken,Theatermaker — simber op 19 maart 2010 om 22:45 uur
tags: , ,

De deuren gaan dicht, in het weinige licht van de nooduitgangbordjes zien we zeven spelers die zich uitkleden tot op hun ondergoed. Ze klimmen allemaal op een hometrainer, die recht voor het publiek, dicht naast elkaar zijn opgesteld  en beginnen langzaam, onregelmatig te trappen. Een lamp, op een statief net voor de eerste rij, flikkert, komt tot leven.

In juni 2008 viel een nieuw groepje mimers op. Ze studeerden dat jaar af aan de mime-opleiding, vroegen Lotte van den Berg als begeleider van hun afstudeervoorstelling, maar gaven haar de expliciete opdracht dat ze geen verstilde voorstelling wilden maken. Het moest rock ’n roll worden. Het werd techno. In de voorstelling Spaar ze alle negen dansten de negen performers zich in het zweet op een oorverdovende, gruizige housebeat in het kaal belichte, verder lege Frascati. Negen individuen, om elkaar cirkelend, af en toe als tweetal uit de monotonie stappend voor een (voor het publiek geheel onhoorbaar) onderonsje, maar meestal alleen dansend, springend, hakkend. Een gezamelijk moment ontstaat heel kort als ze in moment van afnemende sonische druk keihard “we love you hardcore, we do” schreeuwzingen.

Ik was er erg van onder de indruk. Hier stond een generatie jonge makers, een overlopend vat van energie, die hun eigen ongerichtheid en filosofische lethargie tot onderwerp wist te maken en via een levenslustig statement en in weerwil van de opdracht toch verstilling wist te bereiken. De voorstelling ging op tournee, sommige spelers moesten elders aan het werk, de titel werd verkort tot Spaar ze… en de groep noemde zich Schwalbe.

Continue reading “Kritiek: ‘Schwalbe speelt op eigen kracht’” »

Boekrecensie: Mijn Opera van Willem Bruls

boekrecensies,Theatermaker — simber op 19 maart 2010 om 22:41 uur
tags: ,

Het begon allemaal met Mahler en daarna volgde Wagner. Dat was voor Willem Bruls de ingang voor een leven lang muziek en opera. Als dramaturg, schrijver en redacteur (onder andere voor dit blad) leerde hij alle uithoeken van het operalandschap kennen en schreef hij een groot aantal artikelen. Die zijn nu verzameld in het aangename boek Mijn Opera, dat verschijnt in een serie van Uitgeverij Atlas met andere boeken als Mijn Duitsland, Mijn wadden en Mijn Formule I.

Maar de titel Mijn opera heeft een extra laag: dit zijn de ‘werken’ van Willem Bruls. In alfabetisch geordende hoofdstukken –van Aanvang via Elektra en Misbruik tot Zingen- komt een bonte verzameling genres voorbij, van interviews en historische beschouwingen tot kritieken die de hele operageschiedenis bestrijken, van Monteverdi tot Ivo van Hove’s Ring-enscenering. Dit maakt het boek prettig afwisselend, maar ook fragmentarisch; het duurt even voordat je Bruls’ visie op opera hebt achterhaald.

Uiteindelijk blijkt hij een hartstochtelijk gelover in de potentie van opera als samenbindende kunstvorm. In het hoofdstuk Kritiek somt hij nog eens op waarvan de moderne operabeschouwer allemaal wel geen verstand moet hebben: muziek, vocalen, het ‘scenisch-visuele’ aspect, toneel, beeldende kunst en de laatste decennia ook steeds meer van film en video. Hij toont zich kritisch over de regisseursopera, maar veel nog over rabiate melomanen die opera het liefst tandeloos vermaak wilen maken (‘Ben Hur-opera’ noemt hij dat toepasselijk) en de bedoeling van de componist willen weergeven.

De sterkste hoofdstukken zijn dan ook de ontstaansgeschiedenissen van opera’s waarbij Bruls met flair laat zien hoe zeer het werk van Mozart, Glück of Monteverdi doordesemd is van politieke en ideologische stellingnames, hoewel hij persoonlijke of zelfs psychologische interpretaties van werken niet schuwt. En daarnaast weet hij bijvoorbeeld op vermakelijke wijze de betrokkenheid van Casanova bij het ontstaan van Mozart’s Don Giovanni aannemelijk te maken.

Zwakker zijn de stukken die slechts zijdelings met opera te maken hebben, zoals artikelen over de discussie over het beste orkest ter wereld of de vergelijking van de architectuur van Berlage met Wagner’s gesamtkunstwerk. Bruls’ stijl is af en toe wat bombastisch en net als in operaplots springt hij nogal van de hak op de tak, maar uiteindelijk weet hij je toch aangenaam te verrassen met een aardig bon-mot of een scherpe observatie.

En het leukste is toch eigenlijk het geroddel over moderne klassiekers, over breekbare oude componist Alfred Schnittke die tijdens in voorbereiding op de wereldpremière van De Idioot bij De Nederlandse Opera veilig zit opgesloten in Hotel de l’Europe en uitsluitend met briefjes communiceert of Bruls’ eigen avonturen als dramaturg van Pierre Audi bij de opvoering van La Juive in Parijs, wat een onthullend kijkje in de sociale mechanismes van de Opera de la Bastille oplevert. In dat genre had ik nog wel meer willen lezen, maar op dat gebied zullen de objectieve beschouwer en de loyale dramaturg elkaar wel in de weg hebben gezeten.

Gelezen: Mijn Opera van Willem Bruls
Uitgeverij Atlas

Verslag: ‘Paroles, pas de roles / vaudeville’ van de Comédie Française

Het 6e arrondissement, waar in ’68 de revolutie ontbrandde is inmiddels een keurige, bourgeois buurt op de linkeroever van Parijs. De Comédie Française, het oudste toneelgezelschap ter wereld (en een van de grootste), heeft er een kleine zaal: het Théâtre du Vieux-Colombier. Maar als je er de zaal binnenloopt waan je je ineens in Frascati. Hier staat een uiterst herkenbaar Discordia-decor.

Op het podium staat een tweede tribune met houten stoelen, op het speelvlak is het een wirwar van oude lampen, doeken en houten meubilair. In het midden hangt een stoel aan een touw. Op de muren zijn met geprinte letters toneelaanwijzingen geschreven: links staat ‘court’ en rechts ‘jardin’. De acteurs van de Comédie Française drentelen al rond. Eén leest de krant.

Deze verbazende transplantatie van de werkwijze en stijl van Discordia, Stan en De Koe kwam tot stand door een uitnodiging van de Comédie Française aan Peter van den Eede, Damiaan de Schrijver en Matthias de Koning om een voorstelling te komen maken, nadat de artistieke leiding hun voorstelling Vandeneedevandeschrijvervandekoningendiderot had gezien. De CF is natuurlijk een eerbiedwaardig instituut, met veel regels, hiërarchie en hokjesdenken, maar de drie makers bedongen volledige artistieke vrijheid, maar spelen zelf niet mee.

De vijf acteurs heten ons welkom en vertellen het publiek enthousiast door elkaar heen pratend het programma van de avond. Ze beheersen dezelfde aangename losheid van hun leermeesters, er is geen scheiding tussen de theatersituatie en de handeling in de tekst. Laatkomers worden vrolijk begroet.

Er komt een collage van teksten voorbij: alle aankomstscènes van de bezoekers uit Zomergasten van Gorki, fragmenten van Godard, Feydeau en van Vandeneede zelf. Het gaat vaak over acteren of oprechtheid, de acteurs ruzieën over rolverwisselingen en personages. Het is snel, geestig en elegant. Er wordt een doek opgetrokken, zodat de twee publieken elkaar niet meer kunnen zien en ervóór wordt tegelijk dezelfde scéne gespeeld over oprechtheid. “Ik speel dit niet, dit is écht zo”, klinkt het van twee kanten van de afscheiding. Bij sommige acteurs zie je dat ze moeite hebben met deze speelstijl, het wordt maniëristisch en gekunsteld. Maar de meesten gaat het verbazend goed af en je ziet het plezier van de bemachtigde vrijheid.

En middenin de voorstelling zit een hilarische vaudeville-scène, waarin de spelers deeg kneden, een lekke emmer vullen met een lekke gieter, iemand een bad neemt in een rieten kast en er vervaarlijke toeren worden uitgehaald met een uit elkaar vallende ladder. Erg leuk, maar je ziet meteen dat de acteurs hierin minder op hun gemak zijn. Het is in Nederland een opvallende trend dat alle groepen uit de Discordia-stal zich de laatste jaren met vaudeville bezighouden en met name ‘t Barre Land is daar zeer virtuoos in geworden.

“Mensen waarschuwden ons gewaarschuwd voor de conservatieve en traditionele manier van werken bij de Comédie Française”, vertelt Peter van den Eede een paar dagen later aan de telefoon, “Maar juist bij de acteurs was dat tegenovergesteld. Bovendien: wij geven les, willen onze manier van werken doorgeven en dan kun je zo’n uitnodiging niet afslaan. Als we gevraagd worden om terug te komen zijn we daar zeker toe bereid. In principe mogen wij als gastacteurs niet zelf spelen bij de Comédie Française, maar misschien kunnen we ook daar iets in veranderen.”

Paroles, pas de roles / vaudeville van de Comédie Française
Gezien 6/2/2010 in Parijs

Recensie: ‘Plenty Coups & Sitting Bull’ van Dood Paard en Discordia

Parool,recensies — simber op 14 maart 2010 om 19:30 uur
tags: , , , ,

Pats! Van boven het toneel valt een fles op de grond. Er komt een lampje naar beneden, en een viool met daaraan een iPod gemonteerd, waaruit Johnny Cash knettert. Pas dan zien we ook een lichtje boven bij de twee mannetjes op de lichtbruggen, vlak onder het plafond. Nu moeten ze zelf nog omlaag zien te komen.

Jorn Heijdenrijk (van Discordia) en Kuno Bakker (van Dood Paard) maaakten een paar jaar geleden samen de voorstelling Mannetje met de lange lul, een titel die wel goed past bij deze twee toneeltitaantjes die geestig afwisselen tussen aggressief fysiek spel en lijzige teksten. Hun nieuwe voorstelling heet Plenty Coups & Sitting Bull, namen die rechtstreeks uit Karl May lijken te komen. Indiaantje spelen, daar komt het in het kort op neer.

De afdaling van de acteurs vanaf de bruggen naar het toneel is verreweg de meest hilarische slapstickscène in het Nederlandse theater in jaren. Onder geduchte concurrentie overigens, want sinds een paar jaar ontwikkelt bijvoorbeeld ook Ingejan Ligthart Schenk zich bij toneelgezelschap ’t Barre Land tot een grootse clown en ook elders is fysiek komediespelen weer in. Maar waar Ligthart Schenk meer verwijst naar de achteloze virtuositeit van Buster Keaton (zoals in hun nieuwe voorstelling Rosencrantz & Guilenstern are dead), doen Bakker en Heijdenrijk eerder denken aan de virtuoze onhandigheid van Laurel and Hardy.

Kijk hoe ze hannesen met een ladder en in pogingen om elkaar naar beneden te helpen elkaar op de meest groteske wijze tegenwerken. Zie hoe ze stoelen, koffers, snoeren, emmers, een bijl en diverse doeken omlaag krijgen. Vooral Heijdenrijk is de briljante potsenmaker die zijn gezicht in de plooi blijft houden tijdens zijn onnavolgbare gemanoeuvreer met touwen, kostuums, op het laatste moment gegrepen stoelen, ondertussen instabiel balancerend op de steeds groter wordende berg zooi op het toneel, waarvan je je gaat afvragen wat ze er in hemelsnaam mee van plan zijn. Aan het eind kan hij de spullen niet meer opvangen, hij dirigeert slechts nog een valpartij.

De tweede helft van de voorstelling heeft vervolgens de onmogelijke taak om boven het dolkomische eerste uur uit te stijgen. Dat lukt niet, maar heel erg is het niet. Gekleed als combinatie van indiaan en circusartiest spelen ze stukjes tekst, verzinnen ze ter plekke een cowboyverhaal, praten ze over sex en dan ineens over verloren identiteit. Ze proberen de slapstick door te zetten in tekst, een associatieve mix, die ook het eerste deel weer in perspectief plaatst. Het zou kunnen gaan over kolonisatie, theater als goudmijn, of over het heen en weer sjouwen met decors wat theater maken toch ook altijd is, maar dat is niet zeker. Maar een fijne voorstelling is het zeker wel.

Plenty Coups & Sitting Bull van Dood Paard en Discordia. Gezien 13/3 in Frascati. Aldaar t/m 20/3. Tournee t/m 10/4. Meer info op www.doodpaard.nl

Rezension: ‘Heuschrecken’ von Rimini Protokoll.

deutsch,recensies — simber op 12 maart 2010 om 19:14 uur
tags: , ,

Heuschrecken von Rimini Protokoll.
Konzept und Regie: Stefan Kaegi
Gesehen: 8. april in HAU3

Mehr als 8000 Aktöre! Das müß wohl die größte Besetzung sein, die ich je im Theater gesehen habe. Glücklicherweise braucht die Gruppe Rimini Protokoll sie nicht zu bezahlen, es reicht ein bischen Grünzeug.

Also das ist das neue Projekt der Dokumentartheatergruppe Rimini Protokoll: ein Riesenterrarium mit Tausenden von Heuschrecken. In einem von transparänter Plastik überspanten Rohr (Durchmesser vier Meter) ist eine hügelige Wüstenlandschaft aufgebaut. Das Publikum sitzt zu beiten Seiten. An den Enden befinden sich Techniker, ein Musiker und drei Naturwissenschaftler. Auf den ersten Blick weckt das die Neugier (es ist ein ‘high-concept’, wie man in Hollywood sagt), aber wie wird daraus Theater

Die Vorführung verfolgt drei Spuren: eine theoretische, eine historische und eine metaforische. Insektenforscher Dr. Jörg Samietz ist der Star des Abends. Er spricht über die biologischen Eigenschaften, Herkunft und Lebensweise der Heuschrecken und die Merkmale des ‘Systems’, wie er das Terrarium –inklusive seine Hüter und Zuschauer- nennt. Seine Vorlesung wird unterstützt von Kameraaufzeignungen aus dem Inneren des Terrariums, die auf zwei Leinwände übertragen werden. Dabei erklingt Cellomusik von Bo Wiget, mit elektronisch verzerrten Klängen.

Zwischendurch erzählt der Somalische Dr. Zakaria Farah seine Lebensgeschichte, von seiner Jugend in der Sahelzone bis zu seinen Forschungen im bereich der Lebensmittelchemie in der Schweiz. Die einzelne Zonen des Systems werden zu einer Gedächtnislandschaft, in Erinnerung an zeine Reisen nach China, Brasilien, Mexiko und Ägypten. Eindrucksvoll ist die Geschichte des alten Afrikaners über eine Heuschreckenplage die er in seiner Kindheit mitgemacht hatte, und wie der Lehrer in der Koranschule keine erklärung dafür finden konnte.

Schauspielerin Lara Körte sitzt etwas erhöht, mit Blick nach unten auf das System. Sie liest aus dem ‘Logbuch’ des Projects, aber auch aus der Bibel, den Offenbarungen des Johannes und die Plagen Ägyptens, wo Heuschrecken eine Hauptrolle spielen). Aber sie ist auch diejenige die immer wieder Vergleiche anstellt zwischen wie sowohl Heuschrecken als auch Menschen die Welt leer fressen. Das wird ein bischen zu deutlich als Samietz in das System hinein geht und an bestimmten Stellen essen niederlegt. Die Heuschecken stürzen wie irre oben und unten einander zusammen zu dieser Stellen, wo es Schilder gibt auf denen ‘Gold’, ‘Erz’ oder ‘Erdöl’ geschrieben steht. Im Zuschauer ergebt es ein kribbeliges Gefühl. So wirkt die Botschaft dieser Vorstellung leider doch zu öffentlich moralisierend.

Es ist immer interessant zu sehen wie sehr in Deutschland das Avantgarde-Theater mit dem politischen Raum verbunden ist, aber in dem derzeitigen Trend des ‘Sachtheaters’ hat es gelegentlich den Anschein dass die Theatermacher zufrieden sind mit einer ansprechenden Idee, die sie darauf ungenügend künstlerisch gestalten (wie z.B. Ruanda Revisited von Hans-Werner Kroesinger). Heuschecken hat allerdings ein wunderbares Moment: am Ende durchkreuzt die Astronomin Barbara Burtscher, die für die NASA arbeitet, in einem Astronautenanzug unbeholfen aber doch auch unverkennbar erhaben das Terrarium. Menschen und Heuschrecken: wir werden einander immer wie außerirdische erscheinen.

Recensie: ‘The City’ van De Veenfabriek

De acteurs komen gehaast binnen, alsof ze te laat zijn. Ze kleden zich snel om, doen een paar poses, trekken weer andere kleren van de rekken die links en rechts staan achter een doorzichtig gordijn over de hele breedte van het podium. Achter dat gordijn ook nog een lange tafel volgeladen met speelgoed en een andere tafel vol met plastic bloemen en planten. En een clavecimbel en wat electronische instrumenten van muzikant Ton van der Meer

Martin Crimp is misschien wel de meest Europese van de huidige Engelse toneelschrijvers. Verwacht van hem geen realistische well made plays, maar hoekige stukken waarin de werkelijkheid ontspoort. Crimp zag bij toeval een youtube filmpje van de voorstelling naar zijn stuk Haar leven, haar doden die de muziektheatergroep De Veenfabriek een paar jaar geleden maakte in de V&D in Leiden en was daarvan zo onder de indruk dat hij regisseur Paul Koek vroeg om The City te spelen.

Na het wilde begin lijkt het even een bekend verhaal te worden. Man en vrouw (Reinout Bussemaker en Yonina Spijker) met een burgelijk bestaan vertellen elkaar hun dagelijkse belevenissen. Hij maakt zich zorgen over zijn werk, zij had een merkwaardige ontmoeting met een schrijver uit een ver land. Maar gaandeweg krijg je meer en meer aandacht voor twee andere spelers, dubbelgangers of misschien geesten van de eersten, min of meer hetzelfde gekleed, maar jonger, die zonder tekst de handelingen lijken te becommentariëren. Ze worden gespeeld door jonge mimers. De pianomuziek van Van der Meer wordt doorkruist door snerpende, onheilspellende klanken.

De voorstelling gaat te lang door op dezelfde grondtoon van vervreemding, en wordt dan ruw opengebroken door Anneke Blok die als onwelkome buurvrouw klaagt over de kinderen en een gruwelijke monoloog begint over de vernietiging van een stad in een verre oorlog. Ook zij heeft een dubbelgangster, die met ontbloot bovenlijf een grote cactus omhelst. De heftige uitbarsting staat haaks op de eerdere afstandelijkheid, maar als daarna de sfeer niet verandert snak je naar meer van haar inbreng.

Toch zuigt de voorstelling zich vast in je onderbewustzijn. Vooral door de mooie rol van Spijker; lijzig, maar met een onderhuidse manie. En door de muziek die helemaal aan het eind de ‘echte’ mensen en hun dubbelgangers op een prachtige manier bij elkaar brengt.

The City van De Veenfabriek. Gezien 25/2/10 in Leiden. In Amsterdam (Frascati) 12-16/3. Tournee t/m 3/5 Meer info op www.veenfabriek.nl

Volgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity