Seizoensoverzicht 2009/2010

Artistiek zelfonderzoek is uit, maatschappelijke betrokkenheid is in. Toneel ging het afgelopen seizoen over nu en verklankte de stemmen van internationale auteurs van vandaag. Dertigers staan niet langer als jong en aanstormend aan de kant, maar eisen hun plek op en met succes. Jammer dat de relevantie van kunst juist nu zo zwaar wordt betwist door burger en politiek.

Het is niet specifiek voor afgelopen seizoen, maar wel een onmiskenbare ontwikkeling van de afgelopen jaren: expliciet geëngageerd theater is ín. Alweer vijf jaar geleden riep theatermaker Eric de Vroedt op tot ‘nieuw geëngageerd toneel’ en werd Ivo van Hove door Johan Simons berispt omdat je volgens hem in een tijd van geweld en terrorisme geen huwelijkskomedie van Ayckbourn kon spelen.

Dat hebben ze geweten. Anno 2010 trok de hele wereld op het schouwtoneel voorbij. Van burgeroorlog (Branden) tot duurzaamheid (Schwalbe speelt op eigen kracht) en van misdaadverslaggever Peter R. de Vries (Rashomon Effect) tot meisjesmoordverdachte Joran van der Sloot (Met Joran aan zee). Het theater was als een iets artistieker en soms meer intellectuele versie van de babbelprogramma’s op televisie waar het dagelijks nieuws voorbijtrekt en van commentaar wordt voorzien. Familiedrama’s in de huiskamer kom je op het toneel eigenlijk bijna niet meer tegen.

Vervlogen idealen

De kredietcrisis konden we bekijken vanuit het perspectief van de daders (Glengarry Glen Ross; Eerst de bonus, dan de moraal), de slachtoffers (Van de brug af gezien; Interest) of zelfs vanuit de abstractie van het geld zelf (Underground). Vrouwbeeld en prostitutie werden lichtvoetig onder handen genomen door MC in BH, serieus en indringend door Ola Mafaalani in Elf minuten en kritisch en confronterend door Susanne Kennedy in Over dieren. De leegte van de vervlogen idealen van de vergrijzende babyboomers in Mightysociety 7 werd gespiegeld door het oppervlakkige idealisme van de opkomende twintigers in Er moet licht zijn of Kliché.

(Overigens is het een leuke oefening om te achterhalen waarvoor al dat geëngageerde theater dan wel in de plaats is gekomen. Wat is er bijvoorbeeld gebeurd met begrippen als ‘artistiek zelfonderzoek’ of ‘cross-over’? Die termen klinken nu enorm ouderwets, maar is er met hun verscheiden misschien ook iets waardevols verloren gegaan?)

Al die maatschappelijke betrokkenheid leverde, niet onbelangrijk, een aantal mooie voorstellingen op. In de eerste plaats het schitterende Branden van Alize Zandwijk bij het Ro Theater, die met haar multiculturele cast het stuk van de Libanees-Canadese schrijver Wajdi Mouawad een buitengewone, meeslepende zeggingskracht wist te geven. Het verhaal, over een westerse broer en zus die na de dood van hun moeder op zoek gaan naar hun vader en broer in haar door een burgeroorlog verscheurd geboorteland, wordt kinderlijk en fantasievol verteld en gespeeld, en weet iets over oorlog te vertellen wat geen praatprogramma of nieuwsreportage ooit zou kunnen.

Of Rail Gourmet van Wunderbaum, een nieuwe tekst van de jonge Vlaamse schrijfster Annelies Verbeke, die genadeloos de eenzaamheid van zomaar een paar mensen blootlegt. Het treinmaaltijdmeisje uit Brussel, haar affaire met een Nederlandse mislukte journalist, en zijn vrouw die in het Europarlement zit, zijn volstrekt herkenbaar en hedendaags. Het zijn personages over wie je wel een oordeel kunt hebben, maar met wie je vooral mededogen voelt. Niet omdat ze tragisch zijn – compassie met tragische helden is voor de theaterliefhebber een reflex – maar omdat ze zo compleet onopvallend en onbeduidend zijn.

Nieuwe schrijversgeneratie

En zo is het meest opvallende dat het bij veel van die geslaagde voorstellingen gaat om (relatief) nieuwe, buitenlandse toneelstukken. Naast Mouawad en Verbeke bijvoorbeeld ook van Enda Walsh (The New Electric Ballroom), Martin Crimp (The City) en natuurlijk Elfriede Jelinek (Underground en Over Dieren). Het was in Nederland lange tijd ongebruikelijk om nieuw buitenlands repertoire te spelen, maar die trend lijkt te worden gekeerd.

Misschien is het hier nog niet zo sterk zichtbaar, maar in Duitsland bijvoorbeeld is het des te opvallender. Voor het Theatertreffen, het jaarlijkse festival met de selectie van de beste Duitstalige voorstellingen van het jaar, was dit seizoen geen enkele klassieker uitgenodigd; er stond voornamelijk werk van schrijvers als Dennis Kelly, Ronald Schimmelpfennig, Dea Loher en (alweer) Jelinek.

En met al die nieuwe teksten kun je heel voorzichtig de contouren van een nieuwe schrijversgeneratie zien opdoemen. Voorbij is het naar binnen gerichte cynisme en nihilisme van Sarah Kane en John Fosse, die zo vaak de worsteling van de mens met zichzelf of zijn medemens als thema hebben. Nieuwe stukken gaan nadrukkelijk over de wereld, die met onbeheersbare krachten onophoudend kleine mensen dreigt te vermorzelen.

Wat Verbeke in het klein doet en Mouawad in een klassiekere vorm wordt het sterkst uitgevoerd door de Duitse Dea Loher. Loher toont in haar mozaïekachtige stukken een groot aantal eenvoudige mensen die steeds in één-op-één situaties in nieuwe rollen en verhoudingen tegenover elkaar staan. Soms zijn ze echtgenoot, dan weer buurman, of stalker, maar nooit zijn ze de baas over hun eigen leven, telkens komt de wereld tussenbeiden, of het nu je baas is die je terloops overbodig verklaart of de bus die bijna niet meer rijdt. In haar meest recente stuk Dieven heeft een van haar personages het over mensen ‘die leven alsof ze niet leven, die zich door hun eigen leven heen stelen, voorzichtig en schuw, alsof niets daarvan hun toekomt, alsof ze geen recht hadden zich erin te bevinden.’ Loher hoeft het in haar stukken niet over terrorisme of crisis te hebben om de tijdgeest buitengewoon precies te karakteriseren.

De methode van Elfriede Jelinek is omgekeerd aan die van Loher. Jelinek zoomt niet in maar uit en kiest perspectief vanuit de abstracties waarmee we dagelijks worden doodgegooid. Zij neemt met betrekking tot de crisis geen genoegen met de uitleg dat ‘de’ bankiers ‘het’ geld hebben afgepakt, want wat betekent dat dan eigenlijk? Haar stuk Kontrakte des Kaufmanns, dé nieuwe theatertekst van het afgelopen seizoen, is een klaagzang en een mantra die de schuld verlegt naar ons, het publiek, om vervolgens, na de harde confrontatie met onze eigen hebzucht, toch nog troost te bieden.

Vitale dertigers

Behalve nieuwe teksten was er nog iets dat dit seizoen opviel: groepen of regisseurs als De Warme Winkel, Susanne Kennedy en Wunderbaum zijn de fase jong-en-aanstormend voorbij. Hun theatertaal ontwikkelt zich vanzelfsprekend nog verder, maar het zelfvertrouwen waarmee ze het afgelopen jaar hun werk over het voetlicht brachten was indrukwekkend en aanstekelijk. Toch zijn er nog steeds mensen in het theaterveld die zich zorgen maken of deze makers de grote zaal wel ‘aankunnen’.

Die zouden vooral eens goed moeten kijken naar Toneelgroep Oostpool, waar dertigers Marcus Azzini en Erik Whien sinds twee jaar de vaste regisseurs zijn. Geen andere groep was dit jaar zo vitaal, met producties in de grote en kleine zaal en op festivals, waarbij de regisseurs het spotlicht gunden aan het frisse spelersensemble. Niet alles was even geslaagd, maar de groep heeft zichzelf in korte tijd onontkoombaar gemaakt. Het kleine beetje vertrouwen in de jongere generatie heeft zich dus dubbel en dwars terugbetaald. Vergelijk dat eens met de oorverdovende stilte die het afgelopen jaar klonk rondom De Utrechtse Spelen (onder leiding van Jos Thie).

En dat wordt nog interessanter als de olifant in de kamer zich gaat roeren. Want die is er wel degelijk. Ondanks het artistieke zelfvertrouwen van het Nederlandse theaterveld zullen komend seizoen de uitlopers van de kredietcrisis – tot nu toe alleen nog maar als onderwerp van voorstellingen aan de orde – de kunstsector zelf bereiken. Want er gaat worden bezuinigd. Het is een in de kunsten onuitroeibare mythe dat de Nederlandse overheid weinig geld uitgeeft aan cultuur en de gestage verhoging van de cultuurbudgetten in de afgelopen twintig jaar (met name op gemeentelijk niveau) is een blinde vlek. Maar deze keer is het menens en onder invloed van het begrotingsfetisjisme dat de Nederlandse politiek in crisissituaties keer op keer in zijn greep krijgt, zal de subsidiestroom dit keer daadwerkelijk slinken, waarschijnlijk met zo’n tien tot twintig procent.

Linkse hobby’s

En dat is nog slechts de zakelijke druk die op het kunstenveld rust. De gesubsidieerde kunsten liggen sinds dit seizoen ook onder vuur vanuit de populistische hoek, nadat Geert Wilders het discours verrijkte met de term ‘linkse hobby’s’. In de aanloop naar de verkiezingen deden Nova en later RTL Nieuws onderzoek naar cultuursubsidies en onthulden dat bijna de helft van de Nederlanders vindt dat op kunst en cultuur kan worden bezuinigd. De kunstsector heeft zich lang mogen koesteren in de luwte van het politieke debat, maar nu de PVV zich snel ontwikkelt van een anti-islampartij tot een algemener anti-elitaire beweging is de tijd gekomen de eilandmentaliteit af te werpen.

Dat is niet per se slecht nieuws. Het theater moet, uitgaand van de vaststaande kwaliteit van de voorstellingen, radicaal nieuwe instrumenten vinden om meer publiek en nieuwe pleitbezorgers en stakeholders voor zich te winnen. Daarbij leidt ‘de ruk naar rechts’ tijdens de laatste verkiezingen wellicht ook tot een nieuw zelfbewustzijn bij het progressieve deel der natie.

Zelfs bezuinigingen hoeven geen ramp te zijn. Als er nu eenmaal moet worden bezuinigd, is het niet onredelijk om ook van de kunsten als maatschappelijke sector een bijdrage te vragen. Mits het goed gebeurt: niet met de kaasschaaf, maar met harde keuzes. Het is duidelijk dat negen basisinfrastructuurgezelschappen er te veel zijn en ook in het grote aantal productiehuizen kan best worden gesnoeid.

Zo lijkt het speelveld voor de komende jaren uitgekristalliseerd: de grote stelselherziening (de introductie van de basisinfrastructuur en het nieuwe Fonds Podiumkunsten) is grotendeels gelukt, de opvolging lijkt verzekerd en veel voorstellingen hebben een gezonde aansluiting op de leefwereld van het publiek. Maar net nu het veld op orde is, wordt er van buitenaf aan veilig geachte zekerheden gerammeld. Alsof de voorstellingen van afgelopen seizoen werden gemaakt om ons daarop voor te bereiden.

Top 5 2009-2010

Branden – Ro Theater
Familiegeschiedenis over burgeroorlog is een aangrijpend en overtuigend appèl op de verbeelding als bron van compassie. Met Fania Sorel als kloppend hart; een imposante rol in een de mooiste voorstelling van het jaar.

Rail Gourmet – Wunderbaum
Nieuwe tekst van de Vlaamse Annelies Verbeke is opmerkelijk wereldwijs, en Wunderbaum maakt er lucide toneel van. Twee andere acteurs en een leuke muzikant zijn zeer verdienstelijk, maar de voorstelling is eigendom van Wine Dierickx.

The New Electric Ballroom – het Nationale Toneel
Ik miste Over Dieren, maar vond deze voorstelling van Susanne Kennedy al zeer indrukwekkend. Zoveel duistere fantasie, zo ver durven gaan in onaangenaamheid; toneel met lef, zoals het te weinig te zien is.

Tussen – Schweigman&
Wonderschone dansante mime van Boukje Schweigman en de Japanse danser en choreograaf Kenzo Kusuda wordt magisch door het oogverblindend mooie lichtontwerp van Theun Mosk.

Hors concours: Kontrakte des Kaufmanns – Thalia Theater Hamburg en Schauspiel Köln
Niet in Nederland te zien geweest, maar de weergaloze happening die regisseur Nicholas Stemann van Elfriede Jelineks stuk maakte wil ik hier niet onvermeld laten. Een revolutionaire eredienst en klaagzang voor uw en mijn beleggingsportefeuille. Blijft in Duitsland op het repertoire staan, dus neem zeker een keer de trein naar Keulen.

Tip 5 2010-2011

Answer Me – Dood Paard (De Internationale Keuze, Rotterdam)
Internationale festivalproductie in het Engels met Portugese acteurs. Een nieuwe tekst van Gerardjan Rijnders, die zelf ook meespeelt.

Hamlet – Toneelgroep Oostpool (Première: 16 oktober 2010, Schouwburg Arnhem)
De eerste echte Nederlandse Hamlet sinds de versie van Theu Boermans, die inmiddels een ijkpunt is geworden, en de eerste Hamlet van een nieuwe generatie theatermakers. Met Sanne den Hartogh in de titelrol, Marcus Azzini regisseert.

Hotel Savoy – Münchner Kammerspiele
Johan Simons’ eerste voorstelling in München komt in januari al naar Amsterdam. Na Hiob is het zijn tweede Joseph Roth-bewerking.

Dieven – Ro Theater (Première: 29 januari 2011)
Het schitterende nieuwe stuk van Dea Loher, geregisseerd door Alize Zandwijk die eerder Lohers Onschuld en Het Laatste Vuur naar Nederland bracht.

Spoken – Toneelgroep Amsterdam (Première: 27 februari 2011)
Thomas Ostermeiers langverwachte eerste regie bij Toneelgroep Amsterdam wordt een beetje een saaie Ibsen, maar Ostermeier zal er ongetwijfeld wat leven in brengen met een designappartement op een draaitoneel.

1 reactie »

  1. Goed stuk Simon!
    Fijn dat er nog iemand met verstand van zaken naar het toneel kijkt.

    Reactie by Don Duyns — 1/10/2010 @ 00:38

RSS feed for comments on this post. TrackBack URI

Leave a comment

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity