Profiel Toneelgroep Amsterdam

“Een bizar fashion statement.” “Acteurs gevangen in opzichtige kostuums.” “Van Hove is verder gegaan op het heilloze pad van het steriele, technische theatermaken.” De recensies van The Massacre at Paris (2001), de eerste regie van Ivo van Hove bij Toneelgroep Amsterdam waren niet mals.

Anno 2015 is Toneelgroep Amsterdam toonaangevend in Nederland en zeer gerespecteerd in het buitenland. Het acteursensemble is meermaals geroemd als een van de beste ter wereld en Ivo van Hove en Jan Versweyveld vormen een graag gezien artistiek regisseur/vormgeversduo in Londen en op Broadway. Deze week ontvangen ze samen de Amsterdamprijs voor de kunsten voor bewezen kwaliteit. Maar bij het Amsterdamse debuut van Van Hove staat zijn toekomstige zegetocht nog allerminst vast.

In 1999 is Toneelgroep Amsterdam een avantgardistische, recalcitrante troep toneelkunstenaars. Artistiek leider Gerardjan Rijnders maakt briljante, vormelijke repertoirevoorstellingen als Richard III en De Cid in de Stadsschouwburg, maar het bruisende clubhuis van de groep staat op het Westergasfabriekterrein. Daar, in het Transformatorhuis, werken gastregisseurs aan wilde experimenten, kunnen toneelspelers hun eigen projecten uitvoeren en speelt de huisband tot diep in de nacht.

Maar Rijnders is het leiden van het gezelschap, dat voornamelijk lijkt te bestaan uit vergaderen, moe en zoekt per 2001 een opvolger. Het zoeken duurt niet lang: de dan 40-jarige boy wonder uit Vlaanderen staat klaar. Ivo van Hove heeft bij Het Zuidelijk Toneel in Eindhoven een paar beeldbepalende voorstellingen gemaakt, met video en ongewone schouwburgsopstellingen van zijn partner in leven en werk Jan Versweyveld. Bovendien leidt Van Hove sinds kort het Holland Festival.

Maar de beslissing valt slecht bij het acteursensemble. De spelers hebben geen invloed gehad en de overgang blijkt erg groot. Rijnders was zwijgzaam en introvert, maar tegelijk informeel en toegankelijk. ’s Morgens leest hij de krant in de portiersloge van de schouwburg, waar al het personeel voorbij komt.

Van Hove brengt een cultuuromslag: hij is niet artistiek leider, maar algemeen directeur. Hij organiseert strak en men vind hem kil en onbenaderbaar. ‘Iglo van Hove’ wordt zijn bijnaam. Bovendien is hij vaak de deur uit: hij combineert Toneelgroep Amsterdam met het Holland Festival, doet daarnaast gastregies in binnen- en buitenland en brengt veel tijd door in zijn geliefde New York. Hij managet per Skype. Hij speelt niet langer in het Transformatorhuis, stoot het decoratelier af, en houd zijn acteurs het liefst in huis.

En de kritiek op zijn voorstellingen is vanaf het begin stevig. Het dieptepunt komt in 2003. Tijdens de repetities van Rouw siert Electra beleggen de acteurs een crisis-vergadering, waarin ze hun ongenoegen uiten over de artistieke koers, de repertoirekeuze en het gebrek aan flexibiliteit: de spelers vinden dat er te weinig ruimte is om buiten de deur te werken. In de nasleep van dit conflict vertrekken Lineke Rijxman, Pierre Bokma en Titus Muizelaar – drie beeldbepalende toneelspelers van de groep onder Rijnders.

Tegelijk zijn in 2003 de eerste tekenen te zien van het herstel en de komende gloriejaren. Het begint met Othello; een vrij traditionele voorstelling, met veel ruimte voor de acteurs en een glansrol voor de van een televisieavontuur teruggekeerde Hans Kesting. Tijdens de première gaat er een soort collectieve zucht van opluchting door het publiek. Gelukkig, hij kan het tóch. En later dat jaar debuteert een jonge, zeer veelbelovende actrice bij Toneelgroep Amsterdam: Halina Reijn, die al snel uitgroeit tot Van Hove’s muze en een echte toneelster.

Van Hove’s beslissingen uit de begintijd blijken onderdeel van een doordacht plan en pakken goed uit. Hij wil grotezaaltoneel maken aan het Leidseplein om het gezelschap zichtbaarder te maken in de stad en hij wil zijn acteurs in huis houden zodat de groep succesvoorstellingen makkelijk in reprise kan laten gaan en eindeloos door kan spelen.

Nadat hij eenmaal het vertrouwen van de toneelspelers heeft gewonnen ontstaat bij Van Hove en Versweyveld de ruimte voor groot werk. De laatste keert keer op keer de schouwburg binnenstebuiten en met tot de verbeelding sprekende opstellingen het publiek te verrassen. De eerste blijkt in het repetitielokaal een gedreven zoekende perfectionist die met zijn spelers een heftig emotionele speelstijl ontwikkeld. Juist die acteerstijl in de klinische, multimediale decors van Versweyveld levert toneel op dat uiterst actueel aanvoelt en tegelijk diep weet te ontroeren.

In een periode van twee seizoenen ontstaat een serie weergaloze voorstellingen: Opening Night (2006), Romeinse Tragedies (2007) en Angels in America (2008). Voor even ligt het middelpunt van de toneelwereld op het Leidseplein in Amsterdam.

Dat wordt ook in het buitenland opgemerkt. Toneelgroep Amsterdam wordt uitgenodigd op festivals en speelt Shakespeare in Londen, Tsjechov in Moskou en Kushner in New York, zonder uitzondering met groot succes. De tournees strekken zich uit van Taipeh tot Sao Paulo en van Avignon tot Syndey.

Na het succes van met name Romeinse Tragedies raakte Van Hove in een artistieke dip. Groter, voller en dieper leek niet meer te kunnen. Maar juist in deze periode komen interessante gastregisseurs (zoals Thomas Ostermeier, Luk Perceval, Guy Cassiers en Johan Simons), begint de groep het traject TA2 voor nieuwe regisseurs en neemt het de nieuwe avant-garde onder haar hoede met allianties met Adelheid Roosen en De Warme Winkel. De nieuwe Rabozaal van de Stadsschouwburg opent en geeft Toneelgroep Amsterdam nog meer ruimte om zich aan de stad te presenteren.

Het is met de Ayn Rand-bewerking The Fountainhead (2014) dat Van Hove zich opnieuw uitvindt. Het controversiële boek leidt tot gelaagd en gedurfd toneel. Van Hove is duidelijk nog niet klaar met Toneelgroep Amsterdam. Jazeker, hij regisseert nu sterren als Juliette Binoche en kan op Broadway samenwerken met David Bowie en Philip Glass. Maar Van Hove gedijt het best bij een toneelfamilie en voorlopig kan niets de familie vervangen die hij voor zichzelf in Amsterdam heeft samengesteld.

Los van de kwaliteit van de voorstellingen is het Van Hove’s grote verdienste dat hij Toneelgroep Amsterdam heeft teruggegeven aan de stad. Hij verjongde het publiek en maakte trouwe fans zonder artistieke concessies te doen. Bij iedere première knettert het weer van de spanning aan het Leidseplein. 1 oktober is de volgende, De Stille Kracht naar Couperus. Zorg dat u erbij bent.

Profiel: Jan Zoet

Parool,profielen — simber op 2 juli 2013 om 10:00 uur
tags: ,

Sinds april dit jaar is Jan Zoet directeur van de Amsterdamse Theaterschool. Voor deze baan gaf hij de Rotterdamse Schouwburg op, waar hij sinds 1998 directeur was. Deze week spelen op het ITS Festival de afstudeervoorstellingen van ‘zijn’ leerlingen. Hun nieuwe direceteur is een dienstbare ridder voor de kunsten, met vele vingers in de pap.

Je zou hem makkelijk een kunstbobo kunnen noemen: de bestuurder die iedereen kent, in een groot aantal besturen zit, commissielid is bij de Raad voor Cultuur en die deelneemt aan talloze formele en informele overlegjes. Maar iedereen die je spreekt over Jan Zoet roemt zijn oprechte betrokkenheid. “Hij vindt de inhoud belangrijker dan zichzelf”, zegt dramaturg en vriend Paul Slangen. “Hij wil dat de kunstenaar centraal staat”, zegt acteur Walter Bart van Wunderbaum.

Jan Zoet (1958) groeide op in Oude Wetering (ZH) als oudste van vijf kinderen in een katholiek gezin. Zijn vader was derde generatie timmerman, zijn moeder huisvrouw die zich bezig hield met de administratie van het familiebedrijf. Beide ouders waren (en zijn) actief in het lokale verenigingsleven, vertelt Zoets broer Leon. “Onze vader zat in het bestuur van de bank. Het is een typisch verhaal van de oorlogsgeneratie: wijze mensen die weinig kansen hebben gehad.”

Op het gymnasium openbaarde zich zijn liefde voor het theater. “Hij werkte mee aan schoolvoorstellingen en wilde naar de toneelschool”, herinnert Leon Zoet zich, “Maar onze ouders waren tegen. Ze wilden dat hij een vak leerde.” Hij koos voor Nederlands in Leiden, maar studeerde er Theaterwetenschap naast.

Naast zijn studie begon hij te werken bij Mickery, het legendarische theater van Ritsaert ten Cate, dat begin jaren ’70 net verhuisd was van Loenersloot naar het Rozentheater in Amsterdam. “Hij was daar het onbetaalde hulpje van Ritsaert”, vertelt Leon Zoet, “Hij is praktisch en werkte deels op kantoor, maar was niet te beroerd om een paar spijkers in de muur te slaan als dat nodig was.” Ten Cate heeft een beslissende invloed op Zoet: “Ritsaert heeft hem geleerd om van kunstenaars en wat hen drijft te houden”, zegt muziektheatermaker Paul Koek, “We hebben vaak gesprekken gehad die de hele nacht duurden. Hij wil altijd weten wat je échte motivatie om iets te maken.”

De ambitie om zelf kunstenaar te worden heeft Zoet dan al opgegeven. Hij werkt als recensent, dramaturg, leraar en producent en is lange tijd zakelijk leider van Theatergroep

Hollandia van Koek en Johan Simons, die voornamelijk op locatie werkt. Koek herinnert zich de ambitie die Zoet al snel ten toon spreidde: “Hij wilde directeur worden. Ergens in het theaterveld, verder maakte het niet zoveel uit.” Het ging hem daarbij niet om de macht, benadrukken zowel Koek als Slangen: “Hij wil invloed omdat hij denkt dat zijn opvatting over kunst gangbaarder moet zijn”, zegt Slangen, “Hij gepassioneerd over de ontwikkeling van de kunst. Vernieuwing is voor hem geen loos begrip.”

Als hij in 1998 naar Rotterdam gaat om schouwburgdirecteur te worden kan hij zijn visie in praktijk gaan brengen. Samen met zijn programmeur Annemie Vanackere is hij mede-initiator van vele initiatieven en festivals (waaronder De Internationale Keuze, Motel Mozaïque en de Rotterdamse Operadagen) en oogst veel lof voor zijn programmering. In 2005 wint hij hiervoor, uitzonderlijk voor een schouwburg, de Prijs van de Kritiek. Collega Melle Daamen, directeur van de Stadsschouwburg Amsterdam: “Rotterdam heeft heel lang de beste programmering gehad van alle schouwburgen in Nederland. Jans beleid draaide om artistieke afwegingen, niet om geld of publiek.”

Hij heeft veel contact met zijn collega Gabriël Oostvogel, die aan de overkant van het Schouwburgplein in Rotterdam concertzaal De Doelen bestiert: “We begonnen ongeveer gelijktijdig en voelden ons de new kids on the block. We vonden elkaar in de opvatting dat grote instellingen zich niet moeten verschansen, maar eropuit moeten en de stad moeten betrekken.”

Dat was niet altijd makkelijk in de jaren na de moord op Fortuyn. Oostvogel: “De schouwburg werd regelmatig elitair genoemd door lokale politici, maar Jan kon heel goed uitleggen waarom hij deed wat hij deed. Hij haalde het gesprek weg van termen als populistisch en elitair.” Samen met Zoet zat Oostvogel bij Leefbaar Rotterdam-wethouder Wim van Sluis om over de plannen voor de Operadagen te praten. Binnen een half uur was de financiering geregeld. “Jan heeft een productief gebrek aan scepsis”, zegt Oostvogel, “En hij laat zich niet door tegenslag ontmoedigen.”

De meest zichtbare verandering die Zoet doorvoerde in Rotterdam is de verbouwing van de kille, betonnen foyer van de schouwburg. Walter Bart is er zeer enthousiast over: “Het werd een waanzinnige, modernistische huiskamer, met een gigantische sci-fi videowall. Daarmee heeft hij de schouwburg echt geopend naar de stad, met behoud van smaak.”

Na vijftien jaar was het duidelijk dat Zoet in Rotterdam de grenzen van de mogelijkheden had bereikt. Zijn laatste grote plan mislukte: “Hij had al lang het idee dat de Schouwburg en het stadsgezelschap [het Ro Theater] moesten fuseren, met Wunderbaum erbij”, vertelt Bart, “Maar de mogelijkheden waren op. Hij moet met Alize Zandwijk van het Ro Theater zo’n tien jaar aan tafel hebben gezeten. Hij heeft zelf plaats gemaakt voor iets nieuws.”

Nu wordt hij directeur van de toneelschool waar hij ooit naartoe wilde. Een onverwachte stap. “Men vroeg mij om suggesties voor die functie”, vertelt Daamen, “Ik zei meteen dat Jan Zoet de beste keus was, maar dat ik ze weinig kans gaf dat hij het zou doen. Hij is de beste omdat hij begrijpt wat er op die school nodig is. Er is nu een enorm aantal opleidingen met bijbehorende eilandjesmentaliteit.” Ook Slangen verwacht veel: “Jan is een verbinder: hij kan heel goed alle afdelingen van een bedrijf, met allemaal hun eigen zienswijze achter één visie krijgen.”

Zoet heeft één zoon, Jimi, die tegenwoordig zelf theatermaker is bij het performancecollectief Urland. Sinds een aantal jaar heeft hij een relatie met Nicole van Vessum, directeur van De Parade. Hij woont nog steeds in Oude Wetering, naast zijn ouders, in het huis van zijn oma dat hij als student al betrok. “Het is een harde werker”, zegt Melle Daamen, “Een serieuze jongen. Hij heeft iets lijzigs, waardoor je even de indruk kan krijgen dat hij een beetje een softie is. Maar het is een buitengewoon gepassioneerde man met een uitgesproken mening.” Walter Bart: “Hij is toch een soort smaakpurist, met piekfijne pakken van Paul Smith, die altijd heen en weer beweegt tussen boardrooms en de modder van locatietheaterfestivals. Het is een estheet, maar staat wel midden in de wereld.”

Het ITS Festival duurt nog t/m 28/6. Meer info op www.itsfestivalamsterdam.com

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity