Interview Gerardjan Rijnders

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 23 februari 2011 om 08:00 uur
tags: , , ,

Aanstaande zaterdag begint voor regisseur Gerardjan Rijnders een nieuw avontuur. Dan gaat De Meeuw in première, de eerste van drie toneelstukken van Tsjechov die hij regisseert bij de vrije producent Hummelinck Stuurman. Tsejchov3 is een groots opgezet project met acteurs als Pierre Bokma, Saskia Temmink, Cees Geel en Olga Zuiderhoek en publiciteitsfoto’s van Erwin Olaf. ‘Maar mijn manier van werken is niet veranderd.’

Rijnders en Tsjechov, het is een beladen combinatie. Het was Rijnders immers die in 1983 een legendarische voorstelling maakte van de Drie Zusters, waarin hij hardhandig afrekende met de traditie van melancholie en grote hartstochten die Tsjechov-opvoeringen in Nederland sinds Sjarov kenmerkten. Rijnders maakte er een parade van kleinburgerlijke benepenheid van, met een plastic keukenuitzet van de Blokker in plaats van een glimmende samovar.

En na het bekijken van een doorloop in de repetitiestudio van Hummelinck Stuurman is het duidelijk dat Rijnders in de loop der jaren niet milder is geworden over de Russische personages. Geholpen door een uitstekende cast zie je de contouren van wat een scherpe en spannende voorstelling kan gaan worden. Saskia Temmink speelt de toneelspelende provinciediva Arkadina, David Lucieer haar overgevoelige, hoogdravende toneelstukken schrijvende zoon Kosja die verliefd is op de ogenschijnlijk naïeve bakvis Nina (Eline ten Camp), die geïmponeerd is door de is de middelmatig succesvolle schrijver Trigorin van Cees Geel. De voorstelling krijgt diepte door mooie maar niet per se weemoedige bijrollen van acteurs als Paul R. Kooij, Titus Muizelaar, Marisa van Eyle en Reinier Bulder.

‘Ik vind echt dat ik het doe zoals Tsjechov het geschreven heeft’ zegt Rijnders na afloop. ‘Het speelt in een beetje armoedig milieu. Iedereen heeft het erover dat hij of zij te weinig geld heeft. Arkadina is actrice, maar viert haar triomfen in de provincie. Volgens mij is Trigorin de enige die daadwerkelijk iets kán; het is geen groot literator, maar meer een soort Carmiggelt, iemand die goed anekdotes kan opschrijven. Het mooie van Tsjechov is dat het bijzonder geraffineerd in elkaar zit. Nina lijkt een lief meisje, maar misschien is ze ook wel heel doortrapt, Trigorin doet naïef, maar hij maakt Nina echt doelbewust kapot. En hoe die moeder met die zoon omgaat, dat kan écht niet.’

Continue reading “Interview Gerardjan Rijnders” »

Interview Pierre Bokma

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 17 januari 2011 om 23:24 uur
tags: , , , ,

Na een roemrijke carrière in Nederland ging acteur Pierre Bokma (Parijs 1955) met Johan Simons mee op zijn nieuwe toneelavontuur in München. Als toneelspeler bij de Münchner Kammerspiele begint hij als het ware opnieuw, in kleine rollen en projecten. Dit weekend staat hij weer even twee keer in de Stadsschouwburg, in Hotel Savoy, de voorstelling waarmee Simons afgelopen oktober het gezelschap heropende. ‘In Duitsland hoopt het publiek op confrontatie.’

Hij woont nog gewoon in Amsterdam, en zit in café Stanislavski in de Stadsschouwburg als een vaste gast. We moeten ook vooral niet denken dat hij weg is uit Nederland: hij speelt nog in ’t Spaanse Schaep en vanaf maart tourt hij ook weer door Nederland met de nieuwe voorstelling van Alex van Warmerdam. Die wordt gemaakt in Antwerpen, samen met de Vlaamse groep Olympique Dramatique, dat dan weer wel.

‘Deze voorstellingen van Hotel Savoy zijn de laatste in deze reeks’, vertelt Bokma. ‘In juni spelen we hem nog een paar keer in München en dan gaan we meteen verder met een nieuwe voorstelling.’ Dat wordt een combinatie van E la nave va van Fellini (over operasterren op een cruiseschip) en The hairy ape van Eugene O’Neill (over de bewoners van de machinekamer).

Continue reading “Interview Pierre Bokma” »

Interview Rob Klinkenberg

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 13 oktober 2010 om 19:39 uur
tags: , ,

Sinds vorig seizoen geeft Rob Klinkenberg (1953) als intendant leiding aan Toneelgroep Oostpool in Arnhem. Dit weekend gaat daar Hamlet in première, van regisseur Marcus Azzini. De andere regisseur, Erik Whien, speelt daarin mee. Zelf regisseert of speelt Klinkenberg niet, maar hij is een bepalende factor in het succes dat de groep het afgelopen seizoen oogstte, met selectie voor het Nederlands Theaterfestival en een Theo d’Or voor Maria Kraakman. ‘’

Wat is een intendant eigenlijk precies? Hij zal de vraag wel vaker hebben moeten beantwoorden. Maar in zijn ruime kantoor in het Oostpool-gebouw, vlakbij de Rijn in Arnhem heeft Klinkenberg geen standaardantwoord paraat. ‘Het lijkt op het Duitse systeem, waarbij iemand die niet regisseert de artistieke leiding heeft over een theatergezelschap. Maar zo iemand is een poppenspeler met heel veel regisseurs en een groot ensemble aan de touwtjes. Daar is Oostpool te klein voor. En daarnaast ben ik ook heel dienend en wil ik ruimte geven aan de artistieke ontwikkeling van de twee regisseurs. Ik vind het prettig om dat leidende en het dienende door elkaar te laten lopen. Maar ik ben wel de baas. Het is mijn verantwoordelijkheid dat het gezelschap ergens over gaat.’

In het gesprek gaat het vaak over ‘instabiele situaties’, ‘ontregelen’, ‘dingen door elkaar laten lopen.’ Klinkenberg lijkt niet zoveel behoefte te hebben aan vaste grond onder de voeten. Zijn manier van werken en leiding geven komt danook voort uit een ferme opvatting over kunst: ‘We willen graag over alles controle houden, maar iemand moet onzekerheid in je bestaan brengen. Kunst kan je in verwarring brengen en zo misschien iets van vrijheid teruggeven.

Als jongen op de middelbare school in Amersfoort ontdekte hij die vrijheid toen ‘een gekke leraar’ hem naar Mickery stuurde, het legendarische theater van Ritsaert ten Cate in Loenersloot, waar in de jaren ’60 en ’70 de internationale theater-avant-garde te zien was. Met understatement: ‘Dat was van vormende invloed.’ Hij studeerde Nederlands en theaterwetenschap en solliciteerde bij het Publiekstheater, toen het grootste gezelschap van het land, als dramaturg. ‘Ik had een mislukt gesprek met de artistieke leiding, Ton Lutz en Guus Rekers. Zij hadden het over klassiek repertoire, en ik vertelde wat ik kende van Mickery. Het waren toen volkomen gescheiden werelden. Dat is niets geworden.’

Continue reading “Interview Rob Klinkenberg” »

Zwarte dozen, witte dozen, boek over theaterarchitectuur

overig,Parool,PS Kunst — simber op 13 oktober 2010 om 16:00 uur
tags: , , ,

Musea met etalages, theaters met transparante repetitielokalen en cultuurgebouwen waarbij de scheiding tussen binnen en buiten zoveel mogelijk wordt opgeheven en waar mensen graag de hele dag zitten. Dat is de droom van Johan Idema en Roel van Herpt, twee cultuuradviseurs die een boek schreven vol met ideeën voor vernieuwende architectuur voor kunst. Met één van hen lopen we langs goede en slechte voorbeelden in Amsterdam. ‘We hebben kunst weggestopt in ondoordringbare dozen.’

‘Theater wordt altijd gespeeld in een zwarte doos en beeldende kunst hangt aan hagelwitte muren,’ zegt Johan Idema op het terras van Stanislavski in de Stadsschouwburg, een van de voorbeelden uit zijn boek. ‘Roel en ik hebben vanuit ons werk bij Lagroup ervaring met ontwerptrajecten voor nieuwe gebouwen. Dan merk je dat directeuren vooral bezig zijn met de zaal, ze hebben geen visie op de rest van het gebouw. Maar mensen vinden de Bijenkorf, het Westerpark of restaurants prettige plekken om te verblijven. Ik zou willen  dat theaters of musea ook zulke plekken worden.’

Het boekje Beyond the black box and the white cube is het resultaat van een uitgebreide zoektocht naar inspirerende gebouwen. Idema bezocht veel van de beschreven gebouwen zelf, maar sommige illustraties zijn van schetsen van niet uitgevoerde ontwerpen. ‘Ik vond dat dat in dit geval kon: we willen ideeën laten zien, mensen inspireren. Ik heb het boek gepresenteerd aan schouwburgdirecteuren; die mensen kennen dit soort ideeën niet.’

Continue reading “Zwarte dozen, witte dozen, boek over theaterarchitectuur” »

Interview Luk Perceval

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 3 oktober 2010 om 17:25 uur
tags: , , , ,

Toneelregisseur Luk Perceval was een rebel in Vlaanderen, maar zette in 1997 zijn stempel op het theaterveld met Ten Oorlog!, de legendarische marathonvoorstelling waarin hij, met schrijver Tom Lanoye, de historische stukken van Shakespeare tot één megavertelling aaneen reeg. De Duitse versie, Slachten, effende de weg voor een carrière in de Bondsrepubliek, eerst in Berlijn, sinds vorig seizoen in Hamburg. Vrijdag en zaterdag staat zijn Hamlet in de Stadsschouwburg. “Het is een stuk van duizend-en-een vragen zonder loutering aan het eind.”

Perceval’s Hamlet zal de geschiedenis ingaan de de Hamlet met de twee Hamlets. De hoofdpersoon wordt door twee acteurs gespeeld, die zich steeds verder van elkaar verwijderen. “Die verdubbeling kwam voort uit close reading van de tekst”, zegt Perceval daags na de première aan de telefoon. “Shakespeare verwijst naar de schizofrenie van Hamlet, de dualiteit die in hem zit. Hamlet zegt zelf tegen het eind van het stuk dat hij niet alleen beslist: ‘ik ben niet alleen die ene Hamlet, maar ook die ander.’ Maar Hamlet toont volgens mij de gevolgen van een trauma: de moord op zijn vader. Mijn Hamlet is niet alleen een wijfelende romanticus, hij kent haat en liefdespijn.”

De beslissing om Hamlet op te splitsen werd ook relatief laat gemaakt. “Toen bekend werd dat ik Hamlet ging regisseren kreeg ik veel vragen van de acteurs. Het is natuurlijk een rol die iedere acteur graag wil spelen. Toen moest ik wel gaan bedenken of mijn Hamlet jong moest zijn of oud. Een hele jonge Hamlet geeft mij hetzelfde gevoel als Tsjechov door jonge acteurs: de jeugd heeft heel veel kansen voor zich, er mist een bepaald soort tragiek. Ik werk sowieso het liefst met oudere acteurs, die brengen hun levenservaring mee.” Met een hoorbare grijns: “Ja, ook in Vlaanderen al, maar er waren daar niet zoveel oudere acteurs meer die nog met mij wilden werken.” Uiteindelijk viel de keus op de jongere Jörg Pohl en de oudere Josef Ostendorf. “Jörg is een hele goede jonge acteur en Josef is de vleesgeworden gedachte.”

Continue reading “Interview Luk Perceval” »

Reportage: Boukje Schweigman in Shanghai

buitenland,Parool,PS Kunst,verslagjes — simber op 7 augustus 2010 om 08:05 uur
tags: , ,

Shanghai is een stad van superlatieven. Met zo’n 14 miljoen inwoners een van de grootste steden op aarde, De mensenmassa’s die zich in de metro en door winkelstraat Nanjing Lu wringen zijn verbijsterend, de felle lichten op de talloze wolkenkrabbers van Pudong zijn onvoorstelbaar subliem en de energie die het financiele brandpunt van nog steeds aanzwellende economische macht van China uitstraalt is bijna tastbaar. En midden in die opeenhoping van licht, auto’s, mensen, smog, glas, metaal en etensgeuren draait een jonge vrouw een uur lang rondjes.

Drie avonden speelt de Nederlandse mimester Boukje Schweigman haar voorstelling Wervel in het Dutch Cultural Centre (DCC) in een voormalig industriecomplex in de wijk Jing’An. Het DCC is onderdeel van de Nederlandse bijdrage aan de Wereldtentoonstelling die op dit moment in Shanghai plaatsvindt. Nederland is het enige land dat naast een paviljoen op het expoterrein in het zuiden van de stad (het speelse Happy Street van architect John Körmeling) nog een aparte ruimte heeft in de stad zelf, met een expositieruimte en een theater voor zo’n 120 toeschouwers, waar naast filmvertoningen, concerten en workshops ook regelmatig Nederlands theater en dans te zien zijn. Toneelgroep De Appel is al geweest, Emio Greco komt nog

Voordat het publiek naar binnen mag, moet iedereen op het pleintje voor het theater een lichtgekleurde pij aan. De temperatuur is dan wel niet meer 36 graden zoals eerder op de dag, maar warm is het wel. Een voor een worden de toeschouwers binnengelaten. Het is een mengeling van jongere mensen uit de (kleine) kunstscene en nieuwsgierige oudere buurtbewoners. Voor Chinezen zijn ze onkarakteristiek stil, driftig wapperen ze met hun waaiers. Daarnaast zijn er een paar expats en Nederlandse toeristen.

De voorstelling Wervel (Whirl in het Engels, en Xuanwo in het Chinees) bestaat uit niets anders dan Schweigman die om haar as draait. Ze leerde de techniek van een Soefi, een volgeling van een mystieke traditie, waarin derwisjen eindeloos ronddraaien als spirituele oefening. Maar gaandeweg weet Schweigman wel degelijk theater te brengen in haar minimalistische performance. Soms is ze als een sierlijke ballerina, dan lijkt ze een vurige tangodanseres, dan is ze weer jagend, als een kat achter z’n eigen staart aan. Af en toe lijken haar handen de andere kant op te draaien dan haar lichaam. Als ze een enkele keer versnelt lijkt haar beweging mechanisch, alsof ze ieder moment kan opstijgen.

Het publiek, uniform gekleed in de pijen, zit in een cirkel om haar heen en worden zo deel van het decor, zodat het geheel lijkt op een boeddhistisch ritueel. De soundscape (van componist en theatermaker Paul Koek) bestaat uit mechanisch vervormd geruis, waarin de geluiden van Schweigmans eigen lichaam -hartslag, voeten stem- zijn verwerkt. Ook worden, heel subtiel, geuren van anijs, kaneel en hout verspreid.

De voorstelling is uitgebeend en meditatief, en je moet je eraan overgeven. Dat is te veel gevraagd voor een paar van de oudere dames, die de rest van de voorstelling hardop van commentaar voorzien. Ook andere toeschouwers moeten veel zuchten en hun mobiele telefoons bekijken. Sommige pijen gaan uit, het is te warm. Toch weet Schweigman met haar dwingende aanwezigheid de concentratie weer terug te brengen.

Bij het nagesprek direct na de voorstelling blijven er zo’n 25 mensen over. Een tolk vertaalt van Engels naar Chinees, maar veel toeschouwers blijken redelijk Engels te spreken, wat in Shanghai redelijk bijzonder is. Het publiek is in eerste instantie vooral geinteresseerd in praktische zaken: hoevaak draait ze precies rond? Heeft ze er al eens aan gedacht om een wereldrecord te vestigen? Hoeveel moet je per dag trainen? Ligt de voorstelling helemaal vast of is er ruimte voor improvisatie?

Schweigman blijkt erg afgeleid te zijn geraakt door de pratende dames “Ik wilde bijna stoppen en vragen of ze wilden weggaan.” In Beijing, waar ze de voorstelling vorig jaar speelden, zijn meer studenten en is het publiek jonger en meer betrokken. “Vrouwen van die leeftijd hebben hun geduld opgebruikt”, verontschuldigt een van de jongere toeschouwers hen.

Een oude man is het er niet mee eens. Hij is 72 en heeft ervan genoten. Hij heeft kaartjes gekocht voor de twee volgende uitvoeringen en vertelt in het Chinees uitgebreid wat hij heeft gezien: een moeder die zwanger is van haar kind, het draaien als de energie van de jeugd, de cirkel publiek als de begrenzing van het leven. “God heeft ons gemaakt, maar hij heeft ons niet onsterfelijk gemaakt. Iedereen heeft dezelfde mogelijkheden; het komt erop aan om mooi te wervelen.”

Ook andere bezoekers beginnen te vertellen over hun eigen ervaringen en associaties: “Het was als een bloem die langzaam begint te bloeien”; “Ik weet niet precies welke emotie u probeert te tonen”; “Het voelde een tijd lang als een wedstrijd in uithoudingsvermogen tussen de performer en het publiek. Maar aan het eind bewoog je uit je eigen cirkel om ons te bereiken en werd het toch een beeld van communicatie.”

Schweigman vertelt over haar ervaring met de voorstelling in andere culturen. In Nederland probeert ze aan het eind van de voorstelling het publiek even aan te raken, maar in China zit iedereen achterover, dus kan ze er niet bij. In Iran, waar het soefisme verboden is door de orthodox islamitische dictatuur, had ze haar meest bijzondere ervaring: “Mensen zagen hun eigen geschiedenis en traditie, die ze zelf niet mogen uiten, beschermd worden door iemand uit een heel andere cultuur. Dat gaf een enorme ontlading.”

Helemaal na afloop, buiten op een terras met een mangosap is Schweigman nog niet helemaal tevreden. Ze herstelt van een lichte ziekte en heeft last van haar voeten, maar haar voornaamste zorg is het publiek in de zaal: “Ik vind het heel erg belangrijk om voor het passende publiek te spelen. Ik kom van heel ver gereisd en ik hoop met deze voorstelling juist jonge mensen van kunstopleidingen te bereiken. Ze leren hier op dansscholen geweldige techniek, maar niet om eigen werk te maken.”

Daarom geeft Schweigman ook workshops, waarin ze naast de techniek van het ronddraaien ook haar manier van werken probeert over te dragen. “Het is heel bijzonder dat veel van de deelnemers zich met een bepaalde naiviteit in het draaien storten. Een mevrouw deed het voor het eerst, maar ze kon het meteen een uur lang. Dat is heel bijzonder. Het groepje blijft ook bij elkaar om wekelijks te oefenen. Een meisje zei tegen mij: jij geeft mij het zelfvertrouwen om mijn eigen weg te gaan.”

Een paar jaar geleden wist niemand nog waarover je het had als je op de alom gestelde vraag “Where you from?” vertelde dat je uit ‘He-Lan’ komt. Deze zomer roept iedere taxichauffeur vrolijk: “Ah! Football number two.” Het zal nog wel even duren, maar ooit zullen ze naast Arjen Robben ook “Bo-Ke Si-Wei-Ge-Man” kennen.

Red Dead Redemption

niet-theater,Parool,PS Kunst — simber op 8 juli 2010 om 08:00 uur
tags: , ,

Hoe leuk kan een videogame zijn die voor een groot deel bestaat uit plantjes plukken, dieren villen en eindeloos op je paard door de prairie rijden? Heel erg leuk, bewijst Red Dead Redemption, het nieuwste spel van het Rockstar, het bedrijf achter de Grand Theft Auto serie. Maar ‘leuk’ doet geen recht aan de enorme ambitie van de makers. Hier wordt gepoogd een serieus computerspel te creëren.

Red Dead Redemption is een kolossale en epische western, een tragedie van een outlaw die niet aan zijn verleden kan ontsnappen en een ontdekkingsreis door een enorm land van immense variëteit. Hoofdpersoon is John Marston, met de opgetrokken bovenlip van Clint Eastwood en een paar grove littekens als aandenken aan zijn vroegere leven als lid van een beruchte bende bandieten, die nu door een sluwe politieman wordt gedwongen om z’n oude handlangers uit te schakelen. Maar Marstons tegenzin is groot; hij heeft het boevenleven achter zich gelaten en wil met zijn vrouw en kind als rancher een nieuwe start maken.

Het verhaal wordt verteld in verschillende missies; opdrachten die Marston moet uitvoeren voor sheriffs, vrienden en vreemdelingen en die variëren van het overvallen van postkoetsen tot het hoeden van een kudde vee. Maar Red Dead Redemption is een zogenaamd ‘zandbak-spel’: er is geen duidelijk doel of een highscore, en als je geen zin hebt in het verhaal kun je jezelf amuseren met de talloze overige opdrachten en klusjes en je bekwamen als premiejager, scherpschutter of pokeraar. En telkens als je bezig bent met de ene expeditie wordt je al snel weer afgeleid door vreemdelingen in nood, schietpartijen waarin je geen idee hebt of het beter is om afzijdig te blijven of om in te grijpen, of een aanval van een poema of een beer. Je bent volledig vrij om je te verplaatsen over de gigantische kaart.

Continue reading “Red Dead Redemption” »

Interview Johan Simons

Het werk van theaterregisseur Johan Simons is inmiddels vaker te zien in Duitsland dan in Nederland. Vanaf september wordt hij intendant van de Münchner Kammerspiele, waar hij vorig seizoen al Drei Farben maakte naar de films van Kieslovski met onder anderen Jeroen Willems. Komend weekend is die voorstelling in de Stadsschouwburg te zien. “Het contact tussen spelers en publiek is in Nederland vele malen directer en eerlijker.”

Het publiek verstijft collectief. Zo’n zevenhonderd mensen in de jugendstilzaal van de Münchner Kammerspiele zien de kabel breken. Met donderend geweld stort de donkerblauwe Volvo stationwagen zich met de neus naar beneden dwars door de toneelvloer heen. Drei Farben is begonnen.

Pathos is regisseur Johan Simons niet vreemd. Hij vestigde zijn naam samen met Paul Koek in de jaren tachtig met het locatietheater van Hollandia. Daarna verhuisde hij naar de grote zalen, eerst in Eindhoven en vervolgens naar Gent. Sinds enige jaren werkt hij als gastregisseur in München, vanaf september is hij er artistiek leider, of zoals de functie in het Duits heet: Intendant.

Na een serie voorstellingen naar aanleiding van het werk van de Franse schrijver Michèl Houellebecq is Drei Farben nu zijn derde voorstelling gebaseerd op de Poolse cineast Krysztof Kieslowski. “Ik raakte geïnteresseerd in Kieslovski omdat ik in Berlijn was en veel gesprekken voerde met mijn goede vriend en decorontwerper Bert Neumann”, vertelt Simons een paar dagen later aan de telefoon. “Hij is Oostberlijner en samen hadden we het over het politieke systeem vóór de val van de muur en de situatie nu. Kieslovski maakte zijn belangrijkste werk rond Die Wende: Tien Geboden gaat over de tijd waar het vermolmde systeem dreigt om te vallen. De Trois Couleurs serie gaat over het nieuwe Europa na de val van de muur.”

Continue reading “Interview Johan Simons” »

Profiel: Theatercollectieven

overig,Parool,PS Kunst — simber op 27 januari 2010 om 13:59 uur
tags: , ,

Dit is een iets verder uitgewerkte versie van het verhaal dat vandaag in PS Kunst staat.

De theatercollectieven zijn terug! Twee jonge groepen, Schwalbe en de Tijdelijke Samenscholing, staan vanaf vandaag tegelijkertijd in de stad. Het is opvallend dat jonge theatermakers zich ineens weer in groepjes organiseren. We waren net gewend aan een nieuwe generatie krachtige, individuele makers (vaak regisseurs) zoals Lotte van den Berg, Jetse Batelaan, Erik Whien, Dries Verhoeven en Boukje Schweigman.

Theatercollectieven hebben in Nederland een lange geschiedenis met in de jaren zeventig het Werkteater als oergroep en inspirator. Hier werd de verantwoordelijkheid voor alle facetten van het theatermaken gedeeld door alle leden van de groep, van het aandragen van materiaal voor de voorstellingen tot het opbouwen van de tent waar gespeeld werd, koken na de repetities en de administratie.

Na het Werkteater gingen ook andere groepen zich collectief organiseren, zoals Proloog, Sater en het Onafhankelijk Toneel. Deze groepen werden politieker; de theatermakers zagen hun groep als afspiegeling van hoe de ideale samenleving eruit moest zien: democratisch, progressief en niet-hiërarchisch. Maar de meeste clichés over theatercollectieven waren óók waar: het waren halve communes met eindeloze vergaderingen en continuë richtingenstrijd en waar iedereen het met iedereen deed.

In de jaren negentig stonden verrassend genoeg een aantal nieuwe collectieven op, waarvan ’t Barre Land en Dood Paard de belangrijkste zijn. Zonder de ideologische scherpslijperij van de eerdere generatie en vooral geïnspireerd op de ideeën over de geëmancipeerde toneelspeler van Maatschappij Discordia verzetten zij zich tegen het idee van de theatervoorstelling als creatie van de schrijver of een regisseur. Het zijn de spelers zélf die gezamenlijk repertoire lezen en kiezen en voorstellingen maken.

Van de twee nieuwe groepen plaatst de Tijdelijke Samenscholing zichzelf het sterkst in deze traditie. “We hebben vorig jaar doelbewust Matthias de Koning van Discordia gevraagd om onze afstudeervoorstelling te begeleiden”, zegt Michiel Bakker: “We voelden ons aangetrokken tot hun manier van werken omdat de acteur op de centrale positie staat. Wat we delen is de behoefte om niet in de machinerie van een groot gezelschap terecht te komen.”

Voor de negen leden van de mimegroep Schwalbe ligt dat genuanceerder: “Wij waren vorig jaar de afstudeerklas van de mimeopleiding en binnen de mime leeft die traditie minder sterk” zegt Floor van Leeuwen, “Maar het is wel opvallend dat mimers nu ineens weer groepen vormen. Dat is heel lang niet gebeurd.” Schwalbe werkt nu aan de tweede voorstelling, met Lotte van den Berg als begeleider en  met een uitputtend idee. De negen spelers fietsen zich een uur lang de blubber op hun hometrainers en drijven zo de lamp aan die hen zichtbaar houdt voor het publiek.

“We zoeken naar een handeling die echt is, die niet gespeeld hoeft te worden”, zegt Hilde Labadie, “We hebben met z’n allen een enorme energie, dat is onze kracht. We zijn niet op zoek naar eigen momentjes of solo’s binnen de voorstelling, we willen een zo groot mogelijke gezamenlijkheid uitstralen.” Anders dan de Tijdelijke Samenscholing kennen de leden van Schwalbe elkaar al door en door: “We waren een hechte klas, we zijn bijna familie geworden”, zegt Labadie, “We zijn nu in ons eerste jaar na school allemaal onze eigen kant op aan het gaan en we ontwikkelen ander vocabulair. Er zijn nu veel meer discussies dan bij de eerste voorstelling. We gebruiken verschillende woorden voor hetzelfde. Dat is moeilijk, maar ook uitdagend omdat je voordat je voelt wat je deelt eerst ook je eigen ideeën onderuit geschopt worden.”

Het kernbegrip bij alle collectieven is ‘gesprek’. De leden van ’t Barre Land, Schwalbe of de Tijdelijke Samenscholing gebruiken het heel vaak. Soms overdrachtelijk, om de samenwerking of de onderlinge verhoudingen aan te duiden, maar vaak ook letterlijk, het met elkaar praten is toch de kern van hun verband. Het is de verdienste van Maatschappij Discordia geweest dat die een manier vonden om dit gesprek voort te zetten op de speelvloer, soms in de woorden van anderen -de toneelschrijver- maar soms ook in hun commentaar op de tekst, op de manier waarop gespeeld wordt, of zelfs hoe een zin gezegd wordt.

In de voorstelling Archiv maakt de Tijdelijke Samenscholing dit proces aanschouwelijk. Het is een collage van teksten (onder andere van Flaubert en Perec) over archieven, bibliotheken en geheugen, die af en toe wordt onderbroken door een geïmproviseerd opgesteld alfabet, moedwillig geklungel met licht en gesprekjes tussen de spelers over elkaars accent. De voorstelling wordt gespeeld door drie leden van het collectief, maar de andere drie verkopen kaartjes en staan achter de bar.

“Er is geen hierarchie, tenzij die zich aandient,” formuleert Carole van Ditzhuyzen de  werkwijze van de Tijdelijke Samenscholing. Ze weerspreekt meteen een paar van de misverstanden die er vaak over theatercollectieven heersen: “We streven niet naar uniformiteit. We zijn nu met zes acteurs van verschillende opleidingen en we willen de verschillen niet gladstrijken.”

Bakker vult aan: “Het doel is niet om het eens te worden. Waar het om gaat is dat je gezamenlijk de voorwaarden formuleert waaronder je wilt werken en dat daarna iedereen  zelf verantwoordelijk is voor het materiaal en het gesprek. Iedereen kiest positie. We zijn ook niet democratisch; we stemmen nergens over. Als iemand per se iets wil doen in de voorstelling, dan komt het erin.”

Ook Schwalbe koos oorspronkelijk voor Lotte van den Berg vanwege het “fijne gesprek” dat de spelers met haar voerden. Maar in hoeverre kun je gezamenlijk een voorstelling maken als er een gerenommeerde regisseur meedoet? Labadie: “Toen we Lotte vroegen om onze afstudeervoorstelling te begeleiden hebben we haar een hele duidelijke opdracht gegeven: we wilden geen verstilde voorstelling, we willen iets met rock ’n roll. Het uitgangspunt is wat wij willen vertellen. Maar als Lotte praat luistert iedereen. Ze brengt dingen tot de kern terug en laat zien dat je de uiterste consequenties moet nemen van je keuzes.”

Van den Berg zelf ziet de tegenstelling niet zo: “Meestal ben ik heel nederig. Ik heb veel ervaring met het maken van voorstellingen op basis van improvisaties; ik ken de processen en weet wanneer het tijd is om een beslissing te nemen. En soms druk ik dingen door, als ik ervan overtuigd ben dat de voorstelling daarom vraagt.

De Tijdelijke Samenscholing heeft meer last met regisseurs. Een van de zes leden is Bo Tarenskeen, afgestudeerd regisseur en winnaar van de Ton Lutz Prijs. Van Ditshuyzen: “We hebben een in Nederland een cultus van regisseurs en een collectief met een regisseur in het midden wordt al snel ‘het gezelschap van Bo Tarenskeen’. Maar het is een groep waarin zes mensen hun eigen driften volgen.” Michiel Bakker, “De eerste voorstelling maakten we met z’n zessen, maar nu werken we steeds in verschillende constellaties. Maar hoe we het precies willen vormgeven ligt nog niet vast. Dat is nog onderwerp van een heel interessant geprek.”

Archiv van de Tijdelijke Samenscholing speelt van 26-28/1 in Frascati WG
Schwalbe speelt Op eigen Kracht
speelt van 27-30/1 in Frascati 2

Interview: De Warme Winkel over ‘Gijsbrecht’

Ze zijn een jonge theatergroep, vooral bekend in het circuit van kleine zalen en zomerfestivals, maar op hun schouders ligt de taak om de eeuwenoude Gijsbrecht-traditie nieuw leven in te blazen. De Warme Winkel gaat de uitdaging aan, maar op haar eigen wijze; oneerbiedig en vol zelfvertrouwen, maar met eindeloze research gaan de drie spelers het stuk te lijf. “Eigenlijk zijn we drie enorme nerds.”

“We zijn maar een kleine groep tegenover die grote traditie”, zegt acteur Vincent Rietveld, een repetitielokaal in een gebouw op het WG terrein in Oud West. Die bescheidenheid is niet vals. Vanaf de première op 3 januari 1638 werd het toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel 330 jaar lang gespeeld op een van de de eerste dagen van ieder jaar, tot er in 1968 een einde aan kwam die ijzeren regelmaat. In de vroege jaren tachtig werd nog een poging gedaan tot een revival, maar het was Kees Fens die een paar jaar voor zijn dood burgemeester Job Cohen suggereerde om een serieuze poging te doen de traditie nieuw leven in te blazen.

Cohen stelde het voor aan de gemeenteraad. De raad vroeg het aan het Amsterdams Fonds voor de Kunst, het Fonds gaf een opdracht aan Theater Frascati en Frascati nodigde De Warme Winkel uit. En zo krijgen de drie spelers op 1 januari bij de nieuwjaarsreceptie van de gemeente Amsterdam in het Concertgebouw drie kwartier om hún interpretatie van de Gijsbrecht te geven. Rietveld: “Het is natuurlijk een onmogelijke opdracht om de hele Gijsbrecht van Aemstel te spelen in drie kwartier. We willen liever een ode brengen, aan het stuk en aan de traditie, en we willen onze verhouding ertoe expliciet maken.”

De Warme Winkel, naast Rietveld bestaande uit Mara van Vlijmen en Jeroen De Man maakte de afgelopen jaren naam met een serie voorstellingen over Oostenrijkse kunstenaars: Totaal Thomas over Thomas Bernhard, Rainer Maria over Rilke , Villa Europa over Stefan Zweig en Alma over Alma Mahler. Dat expliciet maken van hun eigen relatie met het onderwerp is de rode draad in hun werk: in Villa Europa schetsten ze het leven van Zweig in het Wenen voor de Eerste Wereldoorlog struikelend over een enorme stapel boeken als in een op hol geslagen aflevering van Twee voor Twaalf en in Alma werden in steeds uitzinniger kostuums alle aanwezigen in de salons Alma Mahler doorgelicht, waarbij De Man sardonisch liet weten wie joods waren en wie later Nazi werd. Heftig theatraal zijn hun voorstellingen, een bonte verzameling stijlen, en meer dan een tikje recalcitrant.

Continue reading “Interview: De Warme Winkel over ‘Gijsbrecht’” »

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity