In Memoriam: Will Spoor

In Memoriam,Parool — simber op 9 december 2014 om 14:58 uur
tags: , ,

In Amsterdam is op dinsdag 25 november op 86-jarige leeftijd theatermaker Will Spoor overleden. Spoor is een van de grondleggers van de mime in Nederland, een genre dat hij bevrijdde uit de clichés van de pantomime (Pierrot, opgesloten in een glazen kist). Daarnaast is hij bekend van zijn rol als Snuitje, de helft van het bandieten duo Snuf & Snuitje, uit de tv-serie Pipo de Clown uit het begin van de jaren zestig.

Willem Jan Spoor werd in 1927 geboren in Amsterdam als telg van een oorspronkelijk Friese familie die veel toneelspelers en artiesten voortbracht. Zelf ging hij naar het conservatorium om viool en altviool te studeren, maar in 1951 vertrok hij naar Parijs om les te krijgen van theatervernieuwer Etienne Decroux, die op zoek is naar een dramatische kunst, gespeeld met alleen het lichaam.

Spoor beschouwt zijn lichaam als een muziekinstrument, “mijn ruggegraat wordt een vioolsnaar.” Terug in Nederland werkt hij in steeds wisselende theatergroepen – Waste of Time, Inccoprodinc, No 12, Onk Theater Overal – zijn ideeën uit. Daarnaast werkt hij met het Willem Breuker Collectief, is hij docent en poppenspeler en blijft hij geïnteresseerd in het onderzoeken van notatiesystemen voor mimecomposities, zogenaamde mimografieën.

In zijn theater legt hij de nadruk op anarchisme, op het hier en nu van theater en op het belang van denken voor spelers. “Een speler moet niet mooi bewegen”, zei hij in een interview, “maar bewegen zoals hij denkt. Dus daar heb je het al: denken.”

Spoor is hiermee –samen met onder anderen Jan Bronk, Rob van Reijn en Frits Vogels– van enorme invloed geweest op het Nederlandse theater. Alleen in Nederland is een mime een apart genre (met een wereldwijd hoog gewaardeerde opleiding aan de Theaterschool in Amsterdam), een soort vrij veld tussen toneel, dans en performance, waar een enorme diversiteit van stijlen naast elkaar kan bestaan, van de praatmime van Nieuw West tot het poëtische ervaringstheater van Boukje Schweigman.

In 1997 nam Spoor afscheid als maker met de voorstelling Niemandsland. Hij werd een karakteristieke Amsterdammer, die op zijn groene tractor de binnenstad doorkruiste en achter een borreltje een vertrouwd gezicht was in zijn stamkroegen aan het Rapenburgerplein.

Daar werd hij af en toe nog opgehaald door jonge meisjes van de Theaterschool die graag met hem wilden werken. Hij speelde in voorstellingen van regisseur Thabi Mooi, voor wie hij in haar afstudeervoorstelling Roerend Stil op locatie op Het Stenen Hoofd een memorabel Beckett-personage creëerde. Zijn laatste voorstelling speelde hij eerder dit jaar op Oerol. In Alle dagen dwaalde hij door de duinen, op de voet gevolgd door een kleine jongen.

Recensie: Expeditie Javastraat van de Toneelmakerij

Een korte draai met je pink en daarna je twee open handen van je af bewegen. Dat is de Javastraat in gebarentaal. Een kok van het door doven bestierde eetlokaal LT in de Javastraat laat zijn toehoorders de gebaren net zo vaak nadoen tot we het foutloos kunnen. Daarna zijn we klaar voor de rest van de expeditie.

Het is een populaire nieuwe vorm van community theatre: kunstenaars dompelen zich een paar maanden onder in een buurtgemeenschap en presenteren hun bevindingen vervolgens aan het publiek. Adelheid Roosen maakte furore met haar Wijksafari’s. Helemaal nieuw is het ook niet. Theatermaker Liesbeth Colthof maakte vijftien jaar geleden al de voorstelling Thuis in een paar sloopflats in de Bijlmer.

Met haar jeugdtheatergezelschap De Toneelmakerij streek Colthof dit voorjaar neer in de Indische Buurt, waar ze contact zocht met de winkeliers en ondernemers in de Javastraat. Schrijvers Wieke ten Cate, Martien Langman en Don Duyns tekenden levensverhalen op en maakten de voorstelling Expeditie Javastraat, een kruising tussen een excursie en een speurtocht.

De Javastraat is hot. Na een artikel in Vrij Nederland over de sores in de multiculturele winkelstraat in Oost, is de straat ,ook voor kunstenaars, dit voorjaar het symbool van de grotestadsproblematiek van verschillende bevolkingsgroepen in hun eigen leefwerelden. Op de dag van de première van Expeditie Javastraat is op verschillende adressen ook het project Museumstraat aan de gang.

Voorzien van een koptelefoon, rugzakje en felgekleurd hesje lopen we als publiek in twee groepen van een man of vijftien door de straat. De een gaat naar binnen bij de Elthetokerk, de ander bij een Turks koffiehuis. Bij de ene winkel horen we een verhaal via de iPod, bij de andere vertelt de eigenaar zijn of haar eigen geschiedenis, en tussendoor krijgen we een fotografieopdracht: wat is het mooiste vuilnis of de felste kleur die je kunt vinden?

We eindigen in de meubel- en lampenwinkel van Erik Vos, waar de uiterst charmante verkoper onverwachts bezoek krijgt van een strenge toezichthouder die alles, van de lampen aan de muur tot het gebit van de eigenaar, aan controle onderwerpt. Een vermakelijke toneelscène, misschien iets te lang, want je zou wel weer de straat op willen voor nog meer ontdekkingen. Dit fragment wordt steeds op een andere plek gespeeld, bijvoorbeeld in een naaiatelier of bij een schoenmaker.

Het is altijd de vraag bij dit soort gemeenschapsprojecten of je als argeloze toeschouwer nu echt dichterbij de buurtbewoners komt. Voel ik me nou meer verbonden met de vrouw van de baklava-bakker die op mijn koptelefoon vertelt over de verschillende heerlijkheden die ze aan het publiek laat proeven, of wordt ze juist een soort decorstuk in haar eigen winkel? En beklijft de relatie tussen straatondernemers en kunstenaars als die laatsten weer vertrokken zijn naar een volgend project?

Het ideale publiek voor Expeditie Javastraat lijkt me dan ook de jeugd uit de eigen buurt. Die kan in deze voorstelling echt de straat en haar bewoners ontdekken en op een nieuwe manier het bekende leren zien.

Expeditie Javastraat van de Toneelmakerij. Gezien 24/5/14 op locatie in de Javastraat. Aldaar t/m 14/6. Meer info op www.toneelmakerij.nl

Arts Holland Magazine: Expat perspective

english,interviews,overig — simber op 31 augustus 2013 om 14:47 uur
tags: ,

[Geschreven voor de tweede editie van het Arts Holland Magazine]

Like many expats living in The Netherlands, Nigel Bagley (director of industry affairs at Unilever) after a few rather painful initial months, fell in love with the low lands, and especially with its arts and culture. After living in Amsterdam with his wife for twelve years, in a canal house chock-full with contemporary art works, he offers a unique perspective on Dutch cultural attitudes.

Mr. Bagley and his wife are cultural omnivores, one day getting down with The Killers in the Ziggo Dome, the next day visiting the Opera, and the next scouring the local galleries for new works by unknown artists.

“Prior to coming to Amsterdam we lived in New York and London, so we lived in these fantastic cultural cities”, he says in his living room looking out over the Prinsengracht. “My  awareness of Dutch culture was non-existent. Of course I was taught Rembrandt and Van Gogh in school, but who was interested?”

“I remember our first weekend here. We arrived on a Sunday and at night we went out for something to eat and there wasn’t a single place open. And then it rained for three months. We thought: we can’t live here. Luckily we agreed on staying only two years. But after a few months we started to see a different side of Amsterdam. And it was the arts and the culture that changed our perspective.”

“The main quality of Dutch culture, compared to London or New York, is how accessible it is. People here always say ‘Amsterdam is like a village’ in a very  negative way. But I think that’s actually very charming. You can go out on a Saturday afternoon and go to the galleries and the museums, and they’re all minutes away. In the evening there are world class concerts, performances and the most fantastic events, all within walking distance. And in all these places you often see the same people, so it’s easy to meet them and keep in touch. That’s a great charm, and something you can’t do in New York or London.”

Needless to say, Bagley and his wife stayed after the first two years. They bought the appartment the lived in. “I hate to even be called an expat, because this is my home.”

Bagley has seen quite some change in the cultural institutions the last decade, and most of it for the better. “Take the Van Gogh Museum for instance: it was a nice place, but suddenly they started opening on Friday evenings. So when we have visitors for the weekend, could there be a nice way to start their stay than go to a museum and have a drink? So you start spending more time in the places you already love. And you also have this other fantastic cultural thing in Holland: the Museumkaart, with which you can visit almost any museum free of charge for a small yearly subscription fee. So you can say: I’m going to the Rijksmuseum just to see that painting of the winter scene by Avercamp with the man having a crap.”

“Ten years ago when Foam opened it was quite a different building to most of the museums in the city, and the way they presented their exhibitions was unique aswell, more modern, less musty. As a photography museum it’s in the top league with ICP in New York or the Photographers’ Gallery in London. But the astonishing thing is: just down the road there’s Huis Marseille, and in Den Haag there’s another photo museum, and in Rotterdam another. So you have four fantastic photo museums in an area the size of greater London. That’s incredible.

As an art collector Bagley spends a lot of time in local galleries. Again, accessibility is the key. “When you walk anywhere in Holland, you can look into people’s homes because no-one shuts the curtains. And many, many people have paintings on their walls. There’s a culture here of art buying at all levels, which doesn’t exist in the US or the UK. This is reflected in the art galleries: many focus on young artists, there’s no snootiness and the prices are realistic.”

Bagley has even become an evangelist of sorts for Dutch culture, especially the performing arts. “Some of the best dance I’ve ever seen was by the Nederlands Dans Theater (NDT) with choreographers Lightfoot & Leon. We have friends in London and Germany who now go to the NDT because we told them how good they are. But beside that there’s so much more: The National Ballet, Conny Janssen, Emio Greco, The Netherlands Opera. How can a country so small manage to do all of this?”

“Part of the answer is government subsidies. I’ve lived very well, having my entertainment delivered by Dutch arts subsidies. And I believe strongly that as an expat, you shouldn’t only come in for two or three years and take things, you should also give back. So we sent a letter to the Holland Festival which we enjoyed very much, saying we’d like to give back some of the subsidy they spent on us.”

“Shortly after we received a phone call, and the Festival said they nobody had ever just written them to become a sponsor. So you can see that a ‘culture of giving’ is still in it’s infancy. But as a consequence the money you give is well received. In London you can sponsor something and no-one from the institution you support will ever talk to you. In Holland there’s a coyness about asking for your money that I find rather endearing.”

And Bagley also gives back in another way, for instance by contributing to the famous Grachtenfestival, during which every summer classical concerts take place on pontoons in the Amsterdam canals. “During the festival people opened their homes for in house concerts. Violinist Lisa Jacobs, then unknown, now a soloist with the Concertgebouw Orchestra, played in our living room for 36 visitors. It was a sunny day, and I sat in the open window and saw people on the street stop and listen to the music. That was quite a wonderful experience and it really felt like the essence of Dutch cultural life.”

Nigel Bagley (Scotland, 1959)
Director of industry affairs at Unilever
Lives in Amsterdam since 2001
Married, no children

Gevolgen Raadsadvies voor theater in Amsterdam

cultuurbeleid,nieuws,Parool — simber op 21 mei 2012 om 15:10 uur
tags: ,

(Voor het Parool van morgen; andere specialisten schrijven over de andere disciplines.)

Op het eerste gezicht lijkt het advies van de Raad voor Cultuur voor het Amsterdamse theater relatief mild: de meeste instellingen krijgen een goed rapport en mogen rekenen op het bedrag dat ze hebben aangevraagd. Maar dat beeld is vertekend. Toneelgroep Amsterdam, het Holland Festival en Het Nationale Ballet hadden vantevoren te horen gekregen hoeveel ze maximaal zouden kunnen krijgen en pasten hun plannen daarop aan. Alledrie vroegen ze een half miljoen minder aan dan ze nu krijgen, De Nederlandse Opera zelfs anderhalf miljoen minder. Jeugdtheatergezelschap De Toneelmakerij krijgt danwel een half miljoen euro, maar dat is een miljoen minder dan het gezelschap nu ontvangt.

Een andere bezuiniging die je niet in het Raadsadvies terugleest is die op de productiehuizen. Die zijn door het ministerie met een pennestreek geschrapt. Juist daarvan is een groot aantal gevestigd in Amsterdam, zoals Frascati, het Veem, Dansmakers en MC. Die konden überhaupt geen aanvraag meer doen. Terecht constateert de Raad dat de ontwikkeling van jonge kunstenaars, de taak van de productiehuizen, in het gedrang komt. Een speciaal geval is jeugdmuziekgroep Oorkaan. Die werd door de rigide regels van het ministerie in het vakje ‘jeugdtheater’ gedwongen en wordt nu afgewezen. Ook het negatieve advies voor het Theaterinstituut voedt het beeld dat een ogenschijnlijk mild advies een stevige culturele verarming in de stad niet voorkomt.

Zwarte dozen, witte dozen, boek over theaterarchitectuur

overig,Parool,PS Kunst — simber op 13 oktober 2010 om 16:00 uur
tags: , , ,

Musea met etalages, theaters met transparante repetitielokalen en cultuurgebouwen waarbij de scheiding tussen binnen en buiten zoveel mogelijk wordt opgeheven en waar mensen graag de hele dag zitten. Dat is de droom van Johan Idema en Roel van Herpt, twee cultuuradviseurs die een boek schreven vol met ideeën voor vernieuwende architectuur voor kunst. Met één van hen lopen we langs goede en slechte voorbeelden in Amsterdam. ‘We hebben kunst weggestopt in ondoordringbare dozen.’

‘Theater wordt altijd gespeeld in een zwarte doos en beeldende kunst hangt aan hagelwitte muren,’ zegt Johan Idema op het terras van Stanislavski in de Stadsschouwburg, een van de voorbeelden uit zijn boek. ‘Roel en ik hebben vanuit ons werk bij Lagroup ervaring met ontwerptrajecten voor nieuwe gebouwen. Dan merk je dat directeuren vooral bezig zijn met de zaal, ze hebben geen visie op de rest van het gebouw. Maar mensen vinden de Bijenkorf, het Westerpark of restaurants prettige plekken om te verblijven. Ik zou willen  dat theaters of musea ook zulke plekken worden.’

Het boekje Beyond the black box and the white cube is het resultaat van een uitgebreide zoektocht naar inspirerende gebouwen. Idema bezocht veel van de beschreven gebouwen zelf, maar sommige illustraties zijn van schetsen van niet uitgevoerde ontwerpen. ‘Ik vond dat dat in dit geval kon: we willen ideeën laten zien, mensen inspireren. Ik heb het boek gepresenteerd aan schouwburgdirecteuren; die mensen kennen dit soort ideeën niet.’

Continue reading “Zwarte dozen, witte dozen, boek over theaterarchitectuur” »

Positief advies, geen geld, protest

cultuurbeleid,nieuws,Parool — simber op 15 oktober 2008 om 00:41 uur
tags: , , , ,

Acht kunstinstellingen gaan de gemeenteraad inschakelen in hun protest tegen Wethouder Carolien Gehrels van cultuur. De acht, waaronder dansgroepen Anoukvandijk en Emio Greco en theatergroepen Discordia en Zep kregen van de Kunstraad een positief advies, maar krijgen geen geld van Gehrels, zo staat te lezen in het concept Kunstenplan dat de wethouder vorige week presenteerde.

Het komt wel eens voor dat instellingen die een negatief advies kregen van een adviesraad toch geld krijgen. Een bestuurder kan ‘politieke redenen’ noemen om een instelling toch te honoreren, en dat is precies wat Gehrels deed in het geval van o.a. het Rozentheater, De Waag, Festival Over het IJ en het Filmmuseum. Maar het omgekeerde, een zogenaamde “negatieve correctie”, is een unicum. Het komt eigenlijk niet voor dat instellingen geen geld krijgen na een positief advies.

Gehrels verdedigde haar keuze met het argument dat zij teruggrijpt op de oorspronkelijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en gemeente: het rijk zorgt voor producerende gezelschappen, Amsterdam voor de theaters.

Maar dat argument is onzin, stelde Kunstraadvoorzitter Bert Janmaat vorige week al in NRC Handelsblad: “Als zij geen nieuwe groepen wil toelaten, had ze dat vooraf moeten zeggen. Niet nadat iedereen zijn aanvraag heeft ingediend, en de Kunstraad zich er al over heeft uitgesproken.” Daarbij kan Gehrels niet klagen over geldgebrek. Ze heeft juist vier miljoen euro extra voor de kunst uitgetrokken.

Bovendien is de uitspraak van de wethouder inconsequent, zeggen de acht groepen nu in een brief aan de commissie Kunst en Cultuur van de gemeenteraad. Er zijn namelijk andere producerende instellingen die wél geld krijgen, en flink veel ook, zoals Toneelgroep Amsterdam (dat 3,3 miljoen krijgt – twee ton meer dan de Kunstraad adviseerde), Het Nationale Ballet, MC, of Theater het Amsterdamse Bos. Nog vreemder is dat de wethouder een aantal producerende instellingen wil redden die van de Kunstraad een onvoldoende kregen, zoals het ASKO/Schönberg Ensemble en het Handtheater. Waarom is het rijk daar ineens niet verantwoordelijk voor?

De protesterende instellingen hebben afgelopen maandag tijdens een hoorzitting hun bezwaren naar voren gebracht. Op 30 oktober behandelt de raadscommissie Kunst en Cultuur het concept kunstenplan.

Het conflict van de bestuurder met de adviesorganen lijkt een trend. Eerder sloegen in Rotterdam de stoppen door toen de Raad voor Kunst en Cultuur adviseerde om de subsidie voor de Kunsthal en het Gergiev Festival stop te zetten en de wethouder dat advies direct ongedaan maakte. En vorige maand nog bekritiseerde minister Plasterk de Raad voor Cultuur omdat die zich in de huidige adviesronde teveel als lobbyclub voor de kunstsector had gedragen.

Focus op ‘stadsgezelschap’ werd Theatercompagnie fataal

cultuurbeleid,meningen,Parool — simber op 4 juli 2008 om 14:10 uur
tags: , , ,

Drie negatieve subsidie-adviezen kreeg de Theatercompagie de afgelopen maanden te verwerken. Toch zijn vriend en vijand het erover eens dat artistiek leider Theu Boermans een van de beste toneelregisseurs van Nederland is. Wat ging er mis? Zijn de subsidie-adviseurs nou zo stom of heeft het gezelschap het aan zichzelf te wijten?

De Theatercompagnie lijkt het meest prominente slachtoffer te worden van de wijziging in het subsidiesysteem voor de podiumkunsten. In de nieuwe, zogenaamde Basisinfrastructuur komen er acht door Nederland verspreide stadstheatergezelschappen die naast het maken van toneel allerlei functies krijgen toegewezen, zoals verantwoordelijkheid voor doorstroming, interculturaliteit en educatie, en ze moeten een groot publiek bereiken. In Amsterdam wordt die functie vervuld door Toneelgroep Amsterdam.

Vanaf het begin heeft de Theatercompagnie gesteld dat Amsterdam een tweede stadsgezelschap nodig heeft en de groep zette sterk in op het vervullen van die functie. Maar daarmee heeft het gezelschap de flexibiliteit van het nieuwe bestel zwaar overschat. Het aantal van acht groepen werd op het ministerie van OCW en in de theatersector zelf al aan de hoge kant bevonden, en er is nooit enige sprake van geweest dat een extra positie in Amsterdam tot de mogelijkheden behoorde. Bovendien bleef de groep zich vastklampen aan de term ‘stadsgezelschap’, een vaag, door bureaucraten verzonnen begrip waaronder Boermans iets anders verstond dan de beleidstijgers.

Met het overvolle beleidsplan –met daarin plannen voor meer allochtonen (samenwerking met MC), internationalisering, doorstroming van jonge makers, talentontikkeling, etc.– en de vraag om een flinke subsidieverhoging zette de groep de subsidiënten voor het blok. Dat was een strategische vergissing: zowel de Amsterdamse Kunstraad, als het ministerie van OCW, als het nieuwe Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten (NFPK) hebben veel minder geld te besteden dan de vele theatergroepen bij elkaar kunnen schrijven en de Theatercompagnie kon met beleidsmatige argumenten worden afgewezen, terwijl de artistieke prestaties werden geprezen.

De Appel en het Onafhankelijk Toneel in respectievelijk Den Haag en Rotterdam stelden zich realistischer op en krijgen wél ondersteuning van zowel gemeente als NFPK. Om de huidige patstelling te doorbreken, is nu bescheidenheid nodig bij de Theatercompagnie en creativiteit bij de gemeente Amsterdam en het NFPK. Boermans is een van de grote regisseurs van Nederland en hij verdient een eigen groep en een goed acteursensemble om zijn voorstellingen te maken.

Maar de Theatercompagnie moet zich concentreren op wat ze goed kan: voorstellingen maken in de Stadsschouwburg en het Compagnietheater en acteurs opleiden. Carice van Houten, Jacob Derwig en Halina Reijn zien Boermans als hun ‘toneelvader’. Zij verdienen even goede opvolgers. Amsterdam zou zijn best moeten doen om Boermans niet verder in verlegenheid te brengen. We konden hem nog wel eens hard nodig hebben tegen de tijd dat Ivo van Hove Toneelgroep Amsterdam verlaat.

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity