Dubbelinterview: Thomas Ostermeier en Ivo van Hove

De verschillen zijn groter dan de overeenkomsten. De een is zoon van een Vlaamse apotheker, de ander van een Westduitse beroepsmilitair. De een is klein en staat kaarsrecht, de ander is een kromme reus. En waar de een optimistisch, gepassioneerd en energiek is, lijkt de ander melancholiek en zwaarmoedig. Maar in hun werk zijn er tussen Ivo van Hove en Thomas Ostermeier opmerkelijke paralellen te zien. Modernisering van repertoire, gestileerde toneelbeelden en belangrijke vrouwenrollen zijn kenmerken van hun voorstellingen. In februari maken beiden een nieuwe voorstelling bij Toneelgroep Amsterdam. ‘Je karakter kan beschadigd raken van een toneelgezelschap leiden.’

Donderdag aan het eind van de middag, half december. Zojuist hebben Ostermeier en Van Hove de presentatie gehouden van de voorstelling Spoken, die Ostermeier als gast komt regisseren en die op 27 februari in première zal gaan. Zo’n presentatie is een gebeurtenis voor het hele gezelschap: de regisseur vertelt wat voor soort voorstelling het gaat worden, over zijn keuzes en fascinaties voor het stuk, de vormgevers presenteren de maquette. Alle werknemers van Toneelgroep Amsterdam zijn welkom. ‘We doen dat voor iedereen, het ensemble, de technici en het kantoor’ zegt Van Hove: ‘Zo willen we bij iedere voorstelling commitment krijgen van het hele bedrijf.’ Het was een drukke middag. ‘Het hele ensemble heeft uitgekeken naar Thomas’ komst. We hebben met z’n allen vorig jaar Hamlet gezien en de acteurs ontmoet. Het hele gezelschap is enthousiast dat hij nu aan het werk gaat.’

Eenmaal binnen in het kantoor van Van Hove, glaasje wijn nog in de hand, spreekt Ostermeier zijn waardering uit voor de nieuwbouw van de Stadsschouwburg en de de repetitieruimtes. Van Hove: ‘Het is heel mooi geworden, maar ik heb er zo lang voor moeten vergaderen.’ Dan valt Ostermeiers oog op het paarse hoogpolige kleed onder de vergadertafel: ‘Die kan ik gebruiken! Het past bij Helène Alving.’ Van Hove: ‘Dat tapijt is een ongebruikt decorstuk voor Zomertrilogie. De bank komt uit Romeinse Tragedies. Die moet je niet gebruiken, die herkent iedereen. Maar dat tapijt kun je zo meenemen.’

Continue reading “Dubbelinterview: Thomas Ostermeier en Ivo van Hove” »

Recensie: ‘Nooit van elkaar’ van Toneelgroep Amsterdam

‘Ik ben groot en sterk en fantastisch.’ Steeds komt het zinnetje terug. Maar de vrouw die het uitspreekt zit alleen in haar lege appartement achter haar glazen rode wijn, wachtend op een man die niet komt. Maar ellendig is ze niet. In een schitterende rol geeft Chris Nietvelt haar wanhopig zelfinzicht en tegelijk bedaarde waardigheid.

De teksten van de Noorse toneelschrijver Jon Fosse (1959) werden tot nu toe alleen in de kleine zalen gespeeld, meestal door jonge acteurs. Het zijn anti-dramatische stukken over wat hij zelf noemt ‘de lege ruimte in menselijke relaties’, minimalistisch van taal en zonder conflict of climax. Dat Ivo van Hove het nu regisseert is alleen al interessant door de casting van Nietvelt en Gijs Scholten van Aschat, ineens wordt het ‘volwassen’.

De overeenkomsten met La Voix Humaine met Halina Reijn, vorig jaar in Amsterdam te zien, zijn duidelijk. Opnieuw zien we een eenzame vrouw die zich obsessief overgeeft aan verlangen naar een geliefde die haar al verlaten heeft. Maar in Nooit van elkaar komt de verbeelding tot leven en keert de man als droombeeld terug. Of is hun ontmoeting werkelijk en kunnen ze niet anders dan langs elkaar heen praten?

Het enorme decor is een onregelmatig gevormde ruimte, het lijkt een half verbouwd appartement, met onafgewerkte betonnen pilaren, een gat in het keukenblok en kartonnen dozen. Is ze er net in verhuisd of staat ze op het punt er te vertrekken? Zonnig licht schijnt door grote ramen links, later wordt het scherper en killer. De voorstelling is gestructureerd rondom de maaltijd, die in de schaarse tekst benoemd wordt. Aan het begin gaat Nietvelt naar het voorbeeld van Julia Child op televisie een kip te lijf, later dekt ze een tafel voor twee personen, terwijl ze maar één stoel heeft.

Het is de verdienste van Van Hove en zijn spelers – naast genoemden ook stagiaire Hélène Devos in een kleine rol als nieuwe vriendin van de man die akelig veel op haar voorgangster lijkt – dat ze in opperste beheersing de muzikaliteit en suggestieve kracht van Fosse’s steeds herhalende zinnetjes weten over te brengen en lading te geven.

Maar meer nog dan de taal is het Chris Nietvelt die de voorstelling spannend maakt. Het is fascinerend hoe gecontroleerd ze haar personage laat ontsporen. Door taal houdt ze zichzelf in de hand, maar tegelijk laat ze in de taal haar obsessies de vrije loop. In alles is ze het tegendeel van de uitvergrote Phaedra die ze eerder dit seizoen speelde. Scholten van Aschat is ook al zo mooi, bedaard en bijna een zelfbewust fantasiebeeld.

Het is jammer dat de tekst tegen het einde te veel uitlegt en niet genoeg vertrouwt op z’n aangename raadselachtigheid. Nietvelt’s personage kan berusten in haar ongeluk, maar dat was al duidelijk. Nee, Fosse is noch een nieuwe Ibsen, noch Beckett. Er valt zeer veel te genieten aan Nooit van elkaar, maar de spelers overvleugelen de tekst.

Nooit van elkaar van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 10/2/11 in Antwerpen. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 17/4 t/m 19/5. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Kinderen van de zon’ van TGA en NT Gent.

Toneelgroep Amsterdam en haar directeur Ivo van Hove leken een paar jaar zoekende, na hoogtepunten als Romeinse Tragedies, Opening Night en Angels in America volgden mindere seizoenen. Maar het gezelschap is terug, en hoe. Kinderen van de Zon is steengoed; een fel en indrukwekkend maatschappijportret, Van Hoves stevigste politieke stellingname sinds Het temmen van de feeks en een prachtig ensemblestuk, waarin de Vlaamse en Nederlandse spelers kluchtige vrolijkheid laten omslaan in diepe beklemming.

De voorstelling begint opvallend luchtig en speels. De verstrooide chemicus Pavel Protassov (Jacob Derwig met overkammer en fantastisch slechtzittend pak) ontsnapt steeds weer op een drafje naar zijn laboratorium om de problemen van alledag te ontlopen – met zijn huisbaas, zijn oude bediende (Frieda Pittoors als mooie kankerpit) en zijn getraumatiseerde zusje Lisa (Halina Reijn).

Het hele decor lijkt een parodie op de  stijlvolle design-huiskamers die Jan Versweyveld normaalgesproken maakt. Alles is lelijk, smakeloos en ouderwets. Een wittig kleedje hangt tot over de televisie die Russische tekenfilms en Rad van fortuin uitzendt. Pavel’s experimenten hebben het hele huis overgenomen. Tafels vol erlenmeyers, pipetten, kolven, horlogeglazen en thermometers laten nauwelijk ruimte voor thee, bier en brood. Het aanrecht is half voor een deur gebouwd. De hele eerste helft is gelardeerd met komische special effects met rook, schuim en harde knallen.

Pavel’s vrouw (Hilde van Mieghem) is zijn afwezigheid zat en zoekt aandacht bij een huisvriend, de schilder Wagin (Wim Opbrouck). In hun gesprekken over schoonheid, het goede, vrije wil vertegenwoordigt ieder een eigen filosofische stellingname, maar veel van hun gekeuvel lijkt weinig verband te hebben  met de problemen die zich buiten hun huis afspelen, zoals de oprukkende cholera in het dorp. Het sympathiekst lijkt nog de veearts Boris (Gijs Scholten van Aschat, in zijn eerste rol als ensemblelid van TGA, nuchter en aards), die niet zo hoogdravend is als de anderen en voor een paar roebel de staart van een hond spalkt. Zijn langdurige liefde voor Lisa wordt echter niet beantwoord.

Na de pauze wordt de stemming heel langzaam maar gecontroleerd grimmig. Het idealisme van de intellectuelen Pavel en Wagin blijkt hol (‘Ik zou iets willen doen; iets groots, iets heldhaftigs. Maar wat?’, roept de kunstenaar Boris uit) en maskeert een grote minachting voor het gewone volk. Pavel wijst verzoeken om zijn kennis in te zetten voor concrete problemen af. Alleen Lisa voelt de crisis aankomen. De televisie vertoont inmiddels Russische propagandafilms

Maxim Gorki schreef het stuk in 1905 in de gevangenis, waar hij terechtkwam door zijn kritiek op het Tsarenbewind die de arbeidersopstand in datzelfde jaar bloedig had onderdrukt. Van Hove trekt duidelijke lijnen tussen het onrustige Rusland van begin vorige eeuw naar nu. Aan het einde, waarin de buitenwereld verontrustend gewelddadig binnenkomt, pakt hij stevig uit. Maar de mokerslag is de monoloog die Reijn, onopgesmukt nu, tegen de zaal houdt en die eindigt met de woorden ‘Ik heb zo met jullie te doen.’

Kinderen van de zon van Toneelgroep Amsterdam en NT Gent. Gezien 28/11/10 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 11/12. Tournee t/m 18/1. Meer info op www.tga.nl

Reportage: Ivo van Hove’s ‘Menschenfeind’ in Berlijn

buitenland,Parool,reportages — simber op 22 september 2010 om 00:53 uur
tags: , , , , ,

“Ik beschouw het als heilige grond”, zegt Ivo van Hove bijna verontschuldigend, kort na de première van zijn voorstelling Der Menschenfeind. Hij doelt op de Schaubühne in Berlijn, het befaamde theater van Peter Stein, waar hij nu zijn eerste voorstelling regisseert. Ter gelegenheid van de première is er een flinke Nederlanders meegereisd naar Berlijn, met onder anderen Toneelgroep Amsterdam-medewerkers, journalisten, schouwburgdirecteuren, Hans Kemna, Halina Reijn en Roeland Fernhout.

Der Menschenfeind (de Misanthroop van Molière) is een remake van een voorstelling die Van Hove in 2007 maakte bij de New York Theater Workshop. Hij plaatste het stuk –over de mensenhater Alceste die een hekel heeft aan de huichelarij en compromissen in zijn kennissenkring, maar verliefd is op de kokette Célimène- radicaal in het heden. En zo gaat het ineens over het fladderende liefdesleven van hedendaagse twintigers, vergroeid met hun smartphone, maar wel met een rijmende vertaling.

Zoals vaker bij Van Hove en zijn vaste ontwerper Jan Versweyveld speelt techniek een grote rol. Het moderne designappartement waar de voorstelling zich afspeelt is kaal, maar heeft een enorm beeldscherm als middelpunt, als er een feestje is zit op een gegeven moment iedereen te bellen, en waarschijnlijk maakt in deze voorstelling de iPad zijn theaterdebuut: een belastende brief is een dartele home movie geworden. Aan weerszijden van het toneel staan achter eenzijdig doorzichtige wanden cameramannen, zodat het hele stuk zich ook nog kan afspelen in een Reality Soap.

Maar  de klinische setting krijgt tegenkleur door het woeste spel van de acteurs. Lars Eidinger, inmiddels ook hier bekend door de Hamlet van de Schaubühne die hij vorig jaar in Amsterdam liet zien, speelt Alceste als een natuurramp die door de vriendenkring raast. Hij veegt letterlijk zijn reet af met de feesthapjes, vernielt de kleedkamer, en loopt de halve voorstelling bedekt met mayonaise, meloen, slagroomtaart en worstjes rond. Daartegenover staat de vlinderende Judith Rosmair als Célimène, sexy en flirtend met alle mannen, maar principieel ongebonden.

Tegen elkaar kijvend (op rijm) lopen ze, gevolgd door een cameraman, het theater uit, de Kurfürstendamm op, als ze terugkomen neemt Eidinger nog een paar vuilniszakken mee die hij over het toneel uitstort.

“Lars is echt een rockstar, soms een ongeleid projectiel, maar echt een fantastische acteur”, zegt Van Hove na afloop. “Hij is zelfs al een keer door de glasplaat heengelopen. Het hele middendeel van de voorstelling is totaal anders dan in New York, omdat Eidinger zo’n woeste Alceste werd.” Maar de voorstelling kent ook verstilling, zoals in een mooie scène waarin een oudere intrigante Célimène chanteert met laster. Zij wordt gespeeld door Corrina Kirchhoff. Van Hove: “Zij heeft hier nog met Peter Stein gewerkt, en in deze scène wilde ik met haar en Rosmair de oude en de nieuwe Schaubühne bij elkaar brengen.”

De critici zagen het niet helemaal zo. “Een triomf van de oude Schaubühne over de nieuwe”, schrijft Die Welt juist over die scène. De nogal norse recensies vinden de voorstelling te veel vorm en te weinig inhoud hebben. “Aan Molières 350 jaar oude verzen heeft Van Hove duidelijk minder werk besteed dan aan de technische effecten”, schrijft de Berliner Zeitung. Wel is er waardering voor de spelers. “Judith Rosmairs Célimène is het meest erotische wat het theater op dit moment te bieden heeft”, schrijft recensiewebsite Nachtkritik.

Het is goed te merken dat repertoire spelen hier een andere lading heeft. Toeschouwers en critici hebben hun eigen opvattingen over een toneelstuk en dat Van Hove Molière naar zijn eigen thematiek voegt – de mogelijkheid van liefde in een cynische wereld – wordt niet altijd gewaardeerd, als het al gezien wordt.

Het zal de Schaubühne weinig deren. De voorstellingen zijn deze week al uitverkocht, er is in Berlijn grote behoefte aan dit soort klassiek toneelrepertoire, en voor eigenzinnige regieopvattingen is het Duitse publiek niet bang. En Van Hove? Die vloog direct al weer naar New York, voor de première dinsdag van zijn volgende voorstelling bij de New York Theater Workshop: The Little Foxes.

Recensie: ‘Teorema’ van Toneelgroep Amsterdam

Een grijze woestijn. Dat moet vormgever Jan Versweyveld in zijn hoofd  hebben gehad bij het maken van het decor van Teorema. De hele, enorme vloer van de Rabozaal van de Stadsschouwburg is grijs gestoffeerd, net als de meubels, de wanden, de kasten en de gestileerde keuken. Net zo leeg en grauw is het innerlijk leven van de familie die hier woont.

Opnieuw brengt regisseur Ivo van Hove een filmbewerking op het toneel, Teorema van Pier Paolo Pasolini. In de vrijwel dialoogloze film (“slechts 923 woorden” aldus de tagline in 1968) komt een mysterieuze en aantrekkelijke gast op bezoek bij een rijk, burgerlijk gezin. Hij heeft sex met allevier de familieleden en met de huishoudster en vertrekt weer, hun leven in puinhoop achterlatend.

Van Hove voegt meer taal toe: de personages praten niet met elkaar, maar beschrijven hun handelingen in de derde persoon. Het werkt als krachtig effect van vervreemding en afstand, die doorwerkt in hun verlangen naar de gast, de jonge, charismatische acteur Chico Kenzari. Geen van de vijf kan direct met hem omgaan; De moeder (Chris Nietveld) raakt bedwelmd door zijn kleren, de vader (Jacob Derwig) praat met hem in dialogen uit De dood van Ivan Iljitsj van Tolstoj en de oudere huishoudster (Frieda Pittoors) verliest in een mooi frivole scène bijna de controle over haar stofzuiger.

Het is prachtig om te zien hoe vooral Nietveld en Pittoors als het ware opgetild worden door de aandacht en genegenheid van de jongeman. Het is niet alleen de sex, maar de troost en het leven in het moment die de personages tot een nieuw zelfinzicht brengt. Het vertrek van de gast is dan ook catastrofaal. De cleane huiskamer wordt een puinhoop, de muziek (van Eric Sleichim en strijkkwartet Bl!ndman New Strings) wordt atonaler en de personages zoeken allemaal een manier om  het verlies te compenseren van een passie die ze tot voor kort niet kenden.

De voorstelling is opvallend schematisch: de vijf personages schetsen een voor een hun leven; worden om de beurt verleid door de gast; nemen afscheid van hem; en gaan op hun eigen manier te gronde. Dat, gecombineerd met de onderkoelde vertelwijze, maakt dat de afstandelijkheid het in deze voorstelling wint van de heftigheid van de emoties die de gast oproept.

Net als in zijn vorige film-voorstelling Antonioni Project lijkt Van Hove op zoek naar een dramtische stilering die ineens heel ver verwijderd lijkt van warmbloedige en heftig emotionele voorstellingen als Opening Night en Angels in America. Er is veel te zien op het toneel –een kort optreden van een herdershond; een programma over stokstaartjes op een televisie achteraan; de schitterend uitgelichte achterkant van de oude zaal van de Stadsschouwburg die door de glazen achterwand te zien is; de muzikanten, die aan het begin en eind de vier dj-sets in de hoeken van het decor bedienen; Frieda Pittoors die warmte zoekt onder de synthetische vloertegels- maar de impact ervan is beperkt.

Overigens sprak regisseur Ivo van Hove vooraf enkele woorden naar aanleiding van de dood van Ramses Shaffy, waarbij hij de voorstelling aan hem opdroeg. Van Hove memoreerde Shaffy’s rollen bij Toneelgroep Amsterdam en beschreef de energie die de acteurs voelen als hij –tot vrij kort geleden- in de zaal zat.

Teorema van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 2/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 9/12. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Antonioni Project’ van Toneelgroep Amsterdam (Holland Festival)

Drie filmbewerkingen maakte Ivo van Hove dit seizoen bij Toneelgroep Amsterdam, en geen van drieën overtuigden ze volledig. Na Kreten en gefluister (naar Ingmar Bergman) en Rocco en zijn broers (naar Visconti) brengt Van Hove met vrijwel zijn gehele ensemble nu onder de onaantrekkelijke titel Antonioni Project een multimediale voorstelling waarin het technische vuurwerk niet wordt geëvenaard door emotionele of intellectuele impact.

Dramaturg Bart Van den Eynde bewerkte drie films van Michelangelo Antonioni uit de vroege jaren ’60 –L’Avventura, La Notte en L’Eclisse– tot één verhaal over verschillende stellen. Halina Reijn en Jacob Derwig spelen twee jonge geliefden die twijfelen over commitment, Hans Kesting en Marieke Heebink zijn een ouder echtpaar in diepe crisis. Ze bewegen zich in in kringen van fotografen, schrijvers en beurhandelaars. Merkwaardigste koppel is dat van Fedja van Huêt en Karina Smulders, die een heftige verhouding beginnen na dat zijn vriendin plotseling verdwijnt bij het zwemmen bij een vaartocht met vrienden.

In het eerste deel van de voorstelling wordt intensief gebruik gemaakt van chroma key techniek, waarin de acteurs spelen in een geheel blauw decor, dat door de computer wordt vervangen door gefilmde achtergrondbeelden. Het is een merkwaardige gewaarwording om de acteurs ineens te zien binnenlopen in de filmbeelden van glazen luchtbruggen in een anonieme Amerikaanse stad die op een gigantisch scherm worden geprojecteerd.

Dat is natuurlijk verbazingwekkend knap –hoewel: het weerbericht op televisie wordt al een paar decennia zo gemaakt-, maar anders dan bij eerdere filmische elementen in de voorstellingen van Van Hove blijft de betekenis onhelder. Zijn dit mensen die hun eigen werkelijkheid vormgeven, of is hun hele bestaan virtueel? En omdat de filmtechniek zo realistisch is ga je je ineens ook ergeren aan de zichtbare zendmicrofoons, terwijl de personages volgens het scherm toch op een boot zitten. Kortom: de verhouding tussen de acteurs op het blauwe toneel en de filmbeelden zit scheef.

Het tweede deel is duidelijker. Alle personages komen samen op feest, ze flirten, gaan met elkaar naar bed, voeren zakelijke en intellectuele gesprekken. Achterin speelt jazzbandje The Trumpack Stan Getz-achtige liedjes. De filmbeelden komen hier van van één camera aan een lange kraan, die om de personages heen cirkelt, door muren beweegt, om hoekjes kijkt en steeds zorgt voor nieuwe, spannende gezichtspunten die verrassend theatraal zijn.

Tenslotte zakt het scherm naar beneden en wordt de gehele toneelopening één enorm projectiescherm. Eerst televisiebeelden van diverse aanslagen en rampen –zo grofkorrelig op deze schaal dat ze bijna abstract worden- dan krijgen alle stellen, close-up gefilmd een eigen eindscène, waarin allen besluiten toch bij elkaar te blijven.

Dan wordt ook duidelijk wat nu het echte probleem is van Antonioni Project: ondanks alle visuele en technische krachtpatserij worden de conflicten en beweegredenen van de personages voornamelijk geuit in taal, het beeld gaat alleen om het beschouwen. Daarnaast past het van ennui doortrokken werk van Antonioni gewoon niet zo goed bij de emotionele onstuimigheid van Van Hove. Eén scène doorbreekt beide bezwaren: Derwig die, enorm uitvergroot in beeld, Reijn voor het scherm aflikt; via het medium wisselen ze liefkozingen uit, lichamelijk kunnen ze het niet.

Ivo van Hove heeft na een schitterende serie voorstellingen nu een wat minder seizoen achter de rug –waarbij aangemerkt moet worden dat bij TA ook in een minder seizoen nog interessanter theater wordt gemaakt dan bij de meeste andere grote gezelschappen- , maar hij lijkt doelbewust te experimenteren: in Kreten en gefluister met performance art, in Rocco en zijn broers met rauw realisme en in Antonioni Project met state-of-the-art techniek.

Holland Festival: Antonioni Project van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 14/6/09 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 20/6. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Nieuwe zaal Stadsschouwburg geopend

nieuws,Parool — simber op 15 april 2009 om 01:40 uur
tags: , ,

De afgelopen jaren werd achter de Stadsschouwburg aan het Leidseplein, boven de de Max-zaal van de Melkweg gebouwd aan een nieuwe flexibele theater- en concert-zaal. Gisteravond was Kreten en Gefluister van Toneelgroep Amsterdam de eerste voorstelling in de nieuwe Rabozaal. Het werk is nog niet helemaal af, de komende weken en maanden zullen de bouwvakkers nog genoeg te doen hebben.

Eerder op de dag, tijdens een persconferentie en rondleiding van de drie betrokken instellingen –Stadsschouwburg, Toneelgroep Amsterdam en de Melkweg- haastte schouwburgdirecteur Melle Daamen te zeggen dat de deze eerste voorstelling van TGA niet de officiële opening van de zaal is, die is pas op 1 juni. Op 9 mei organiseren de drie instellingen samen het feest Deuren open, waarmee de nieuwe zaal zich presenteert aan de Amsterdammers.

Vooral Ivo van Hove, directeur van TGA, toonde zich enthousiast over de nieuwe mogelijkheden: “Dit is geen ‘toneel-theater’, maar een ruimte voor alle mogelijke vormen van theater die de komende decennia kunnen ontstaan. We kunnen in een klassieke lijstopstelling spelen, de stoelen op het toneel zetten en er een black-box theater van maken, maar ook ervaringstheater, met het publiek aan vier zijden rondom het speelvlak is mogelijk.”

Van Hove’s groep zal zo’n 175 avonden in één van de zalen in de schouwburg spelen, een verdubbeling ten opzichte van nu: “Je kunt naar de schouwburg gaan zoals je naar de bioscoop gaat, er is vrijwel altijd iets van Toneelgroep Amsterdam te zien.”

Melkwegdirecteur Cor Schlösser gaat de zaal vooral gebruiken voor zitconcerten en optredens van singer-songwriters. Daarnaast zal de Melkweg, die maandelijks vijf aaneengesloten dagen programmeert, moderne dans en multimedia-theater brengen. De Schouwburg zal niet veel veranderen aan haar programmering, wel komt er meer internationaal toneel naar Amsterdam.

De nieuwe zaal, waar 520 mensen kunnen zitten en tot 1400 kunnen staan, heeft in totaal ongeveer 37 miljoen euro gekost. Zowel de Schouwburg als de Melkweg krijgen geen extra subsidie voor de programmering, maar verwachten dat te compenseren met hogere publieksaantallen. Over de bouw is zo’n zes jaar gedaan, waarvan twee jaar vertraging in verband met problemen met de welstandscommissie, de vergunningen en de constructie.

Recensie: ‘Kreten en gefluister’ van Toneelgroep Amsterdam

Als Agnes na een moeizame nacht wakker wordt zit er kots rond haar mond en haar haar ligt sliertig om haar smalle gezicht. Ze is ziek, stervend en lijdt hevige pijn. Ze wordt omringd door drie vrouwen, twee zussen die hulpeloos toekijken en een bediende die rustig en efficiënt de zieke verzorgd en bijstaat.

Kreten en gefluister is na Scènes uit een huwelijk de tweede film van Ingmar Bergman die regisseur Ivo van Hove voor het toneel bewerkt. Hij verplaatste het verhaal naar het heden en maakte van Agnes (getergd en krachtig gespeeld door Chris Nietvelt) een videokunstenares die haar stervensproces vastlegt op camera.

Het eerste deel is de voorstelling heeft nauwelijks tekst. In een klinisch, installatie-achtig decor -video-apparatuur en medische installaties vloeien in elkaar over- zien we bediende Anna (Karina Smulders) het ochtendritueel van Agnes uitvoeren; bed en kleren verschonen, voorzichtig ontbijt.
Zussen Karin en Maria (Renée Fokker en Halina Reijn) drentelen er hulpeloos doorheen. Pijnlijk scherp weten Van Hove de onmacht en de angst die bij ernstige ziekte hoort te vatten, zonder dat het illustratief wordt.

Er heerst een sfeer van grote kunstmatigheid: een overdreven soundtrack van buitengeluiden met hondjes en vogels, video’s van bloemen en zonlicht; alle natuur komt via luidspreker of beeldscherm. Het contrasteert enorm met strenge wit met grijze ruimte. Agnes doorbreekt de grauwheid door een wit vel te besmeuren met blauwe verf en haar eigen uitwerpselen in een hyperkinetische sterfscène. Een slingerende camera zwiept de projectie van Nietvelt’s getergde gezicht heen en weer over het langgerekte decor.

En daarna volgt nog een eindeloze, maar ongehoord mooie scène waarin Anna met een tweede vrouw het lichaam van Nietvelt schoonmaken en wassen, terwijl in nette pakken gestoken technici zakelijk het kille huis uitruimen en Fokker en Reijn nog steeds onbeholpen door het decor dolen.

Hierna kantelt de voorstelling. In een serie flashbacks leren we dat beide nog levende zussen vastzitten in een liefdeloos huwelijk (beetje clichématig verbeeld met twee mensen aan de hoofdeinden van een hele lange tafel), dat ze elkaar haten en geen intimiteit verdragen kunnen. Op de achtergrond werkt Nietvelt aan Agnes’ kunstwerken, projecties van baarmoeders die engelenvleugels worden. De scènes geven reliëf en nieuwe invalshoeken voor het ogenschijnlijk herkenbare begin, maar het wordt ook ineens teksttoneel, terwijl het daarvóór juist de prettige kunstmatigheid van een performance had.

Kreten en Gefluister speelt al een tijdje, maar de voorstelling voelde gisteravond toch als een première vanwege de plek waar hij werd opgevoerd: de nieuwe zaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Regisseur Van Hove leidde de voorstelling kort in, wijzend op de bijzonderheid van een eerste keer spelen op een geheel nieuwe plek, waarvan je nog niet weet hoe hij voelt of klinkt. Welnu de zaal voelt en klinkt prachtig (op een hopelijk nog te verhelpen brom in de airconditioning na), en heeft een groot gevoel van gezamenlijkheid. In combinatie met deze voorstelling bijna kerkelijk.

Kreten en gefluister van Toneelgroep Amsterdam. Gezien in de Stadsschouwburg 14/4/09. Aldaar t/m 18/4. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Theater in Nederland op een kruispunt

beschouwingen — simber op 9 juli 2008 om 15:47 uur
tags: , , ,

Dit artikel schreef ik voor een engelstalige uitgave van het SicaMag, met als ondertitel ‘From The Netherlands with attitude’. In dit magazine wordt een beeld geschetst van de huidige stand van zaken in alle kunstdisciplines, voor de buitenlandse relaties van de SICA. Ik schreef het hoofdstuk over theater. Engelse versie hier.

Het theater in Nederland staat op een kruispunt. Na een periode van bloei van enkele decennia lijken theatermakers, schouwburgdirecteuren en beleidsmakers op zoek naar een nieuwe rechtvaardiging. In het debat wordt de tegenstelling tussen artistieke ontwikkeling en maatschappelijke relevantie verscherpt en het afgelopen seizoen (2006/2007) werd het woord crisis veel in de mond genomen in een discussie die vooral ging over bezoekcijfers, subsidie en bestelhervorming (Nederlanders praten nu eenmaal liever over geld dan over kunst). Hoewel het Nederlandse taalgebied met Johan Simons (artistiek leider van NT Gent in België, Nederlandse regisseur in Vlaanderen) en Ivo van Hove (artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam, Vlaamse regisseur in Nederland) zeker twee theatermakers van internationale klasse heeft, valt het toch moeilijk te ontkennen dat de artistieke hoogtijdagen van de jaren tachtig en negentig definitief voorbij zijn. Toch is de kiem van een nieuw internationaal elan van het Nederlandse theater gelegd. Nu is het de vraag of dat de kans krijgt te gaan bloeien.

Gedurende een aantal jaar nam het Nederlandse theater een toppositie in binnen de (continentale) Europese podiumkunsten. Vooral vanuit Duitsland werd met jaloezie gekeken naar de moderne Griekse tragedies van schrijver en regisseur Koos Terpstra, de radicale spelopvattingen van Jan Joris Lamers en zijn groep Maatschappij Discordia, de gedeconstrueerde montagevoorstellingen van Gerardjan Rijnders en het krachtige rituele locatietheater van Hollandia. Het boek Postdramatisches Theater van de Duitse theaterwetenschapper Hans-Thies Lehman bezegelde de status van de ‘Hollandse school’. Sinds de jaren zestig is er een nieuwe theatervorm ontstaan waarin de verschillende elementen van een theatervoorstelling –de regie, het acteren en de vormgeving- niet meer in dienst staan van de tekst, maar naast elkaar staan als zelfstandige elementen. Volgens Lehman hebben Nederlanderse theatermakers hierbij een niet te onderschatten rol gespeeld. Continue reading “Theater in Nederland op een kruispunt” »

Terugblik Seizoen 2006/2007

Uiteindelijk werd het toch nog het seizoen van Ivo van Hove. Op 31 augustus 2006 opende hij het nieuwe TF1 met een vlammend negen puntenplan over het Nederlands theater. En aan het eind was ook hij het weer die tijdens het Holland Festival met Romeinse Tragedies een voorstelling neerzette waar niemand omheen kon. Tussendoor werkte Van Hove in het buitenland en was het in Nederland een rumoerig seizoen waarin het woord crisis vaak viel en waarin er meer aandacht was voor problemen, beleid en randvoorwaarden dan voor voorstellingen.

Een voorstelling als Romeinse Tragedies doet je inzien hoe potsierlijk die crisis-discussie is. Dit is een voorstelling die het toneelrepertoire inzet en bijslijpt, maar ook volstrekt toegankelijk is voor iemand die nog nooit een Shakespeare heeft gezien. Een voorstelling die vanzelfsprekend actueel is en speelt met onze van televisie opgedane kennis over de wereldpolitiek. Maar ook een voorstelling de subversief is omdat hij oproept tot iets meer naïeviteit. We moeten niet vergeten om af en toe te geloven dat machthebbers en politici handelen vanuit een oprecht geloof dat hun idealen het beste zijn voor hun staat en hun volk. Continue reading “Terugblik Seizoen 2006/2007” »

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity