Interview Daria Bukvić

interviews,Parool — simber op 18 december 2014 om 11:00 uur
tags: ,

Met Nobody Home maakt de van oorsprong Bosnische regisseur Daria Bukvić een voorstelling over haar verleden als vluchteling. De drie acteurs waren zelf ook ooit asielzoekers. “Het is een groot thema in mijn leven hoe ik de keuze van mijn ouders de moeite waard kan maken.”

Het is een week voor de première en Bukvić slaapt slecht. “Er is de stress of we het allemaal op tijd af gaan krijgen, dat ben ik wel gewend. Maar dit project is veel pittiger dan ik vantevoren verwachtte. We hebben ons nu een paar maanden bezig gehouden met wat voor ons allemaal de moeilijkste periode uit ons leven was, en die wonden blijken nog niet allemaal geheeld.”

In een café in Amsterdam West vertelt ze hoe het project tot stand kwam. “Ik leerde de drie spelers kennen op de Toneelacademie Maastricht. We zijn allemaal geboren in 1989 en in onze jeugd naar Nederland gevlucht.” Majd Mardo uit Syrië, Saman Amini uit Iran en Vanja Rukavina ook uit Bosnië. “Vanja en ik hebben bijna hetzelfde verhaal.”

Bukvić werd geboren vlak voor het uitbreken van de burgeroorlog in Joegoslavië. Toen ze drie was vond haar moeder het te onveilig worden en vluchtten moeder en dochter naar Nederland. Bukvi?’ eerste herinneringen zijn aan de twee jaar dat ze in een Limburgs asielzoekerscentrum woonde.

“We zijn in mei eerst bij al onze families langsgegaan om te eten uit ons thuisland en om onze ouders te interviewen. Daarna zijn we op Texel bij elkaar gaan zitten en hebben we elkaar geïnterviewd. Uit al dat materiaal hebben we de anekdotes en citaten die we mooi vonden op een eigen vel geschreven en aan het eind hadden we een hele repetitieruimte vol A4’tjes. We hebben heel veel darlings moeten killen. Er is nog zoveel materiaal, er komt vast een vervolg.”

“Het was pijnlijk om in onze verledens te wroeten”, zegt Bukvić, “Maar tegelijk is het heel belangrijk, omdat we vinden dat we met onze verhalen wel iets kunnen zeggen over deze tijd en over hoe we met vluchtelingen omgaan in Nederland. De noodzaak is hoog en de woede is heel groot. Maar voor ons persoonlijk was het niet gemakkelijk.”

In de voorstelling spelen de drie mannen zowel zichzelf als hun eigen moeder. “Dat vind ik heel belangrijk, want het is in bijna alle gevallen haar beslissing geweest om te vertrekken”, zegt Bukvić. “Allevier onze moeders zeggen: ‘Ik heb alles voor mijn kinderen gedaan’. Aan die keuze en die liefde zijn wij onderworpen. Dat is mooi, maar het leidt ook tot een soort compensatiedrang. Voor mij is dat een heel groot thema in mijn leven: hoe kan ik die keuze van mijn ouders de moeite waard maken.”

Voor Bukvić waren er twee plekken in haar jeugd bepalend voor haar keuze om het theater in te gaan. “In het asielzoekerscentrum zaten vooral Joegoslavische vrouwen en een paar getraumatiseerde, vaak invalide mannen. De situatie werd dragelijk gemaakt door heel veel verhalen te vertellen. Er was nauwelijks telefonisch contact, alleen af en toe brieven. Als er een brief uit Bosnië kwam was dat voor iedereen een geluid van thuis. Dan las mijn moeder die brief voor aan honderd vrouwen. Ook de erotische stukken. En later was ik in Limburg het enige niet gedoopte kind, maar ik ging wel met de school naar de kerk. Daar is mijn fantasie echt ontspoort. Ik dacht: er moet een vak zijn wat lijkt op dat wat die priester doet, maar dan zonder de religieuze boodschap. Dat ga ik worden.”

Een van de thema’s in de voorstelling is Bukvi? woede over wat ze de “gradaties van vreemdeling zijn” noemt. “Saman heeft een ‘terroristenbaard’ zoals we dat in de voorstelling noemen en het is duidelijk dat hij dagelijks wordt afgerekend op zijn uiterlijk. Alles wat ik heb meegemaakt is maar een flinter van wat Saman heeft meegemaakt. Als Saman op het podium staat is hij een kunstenaar en wordt er naar hem geluisterd, maar in het dagelijks leven wordt hij regelmatig bij een disco geweigerd en door de politie gecontroleerd.”

“We willen niet vervallen in een slachtofferrol, we nemen onszelf voortdurend op de hak. Maar ik vind het wel een groot en belangrijk verhaal om te vertellen en ik hoop dat er niet alleen kunstpubliek komt, maar ook beleidsmakers.”

Nobody Home speelt 11 t/m 14/12 en 16 t/m 18/1 in het Compagnietheater. www.nobodyhome.nl

 

Recensie: ‘De verleiders: de casanova’s van de vastgoedfraude’

Nu zo’n beetje alle Nederlandse romans voor het toneel bewerkt zijn, ontdekken theatermakers een nieuwe bron: non-fictie boeken. Opvallend: twee boeken over witteboordencriminaliteit zijn het eerst aan de beurt. Vorig seizoen De prooi van Het Nationale Toneel over de val van ABN-Amro en nu De verleiders, naar De vastgoedfraude van journalisten Vasco van der Boon en Gerben van der Marel. Waar De prooi een Shakespeareaans koningsdrama werd, kiest bewerker George van Houts voor een prozaïscher invalshoek: wat zou u doen?

De verleiders zelf zijn vijf mannen in goed gesneden pakken: Pierre Bokma en Victor Löw zijn ieder voor zich al zwaargewicht genoeg om een voorstelling te dragen, samen met Leopold Witte, Tom de Ket en Van Houts is het een flinke testosteronbom op het toneel. Ze spelen personages die gebaseerd zijn op de kleurrijke figuren uit de fraudezaak rond het Bouwfonds, maar ze zijn gecondenseerd, net als hun namen: Nico Vijsma werd Vijs, Jan Van Vlijmen werd Vlijm, enzovoort. De acteurs geven zelf al toe dat ze de feiten gedramatiseerd hebben en sommige dingen zijn verzonnen.

We volgen ze in korte, cabareteske scènes bij het maken van grote vastgoeddeals (met geprojecteerde grafiekjes wordt tevergeefs gepoogd die te verduidelijken – het gaat steeds gaat over hoe geld verdeeld wordt, maar niet over waar het vandaan komt) en later in de rechtszaal waar ze ter verantwoording worden geroepen.

De mannen spelen vet en vaak over the top, maar in dit geval is het volkomen gerechtvaardigd. De details van de zaak zijn absurd en bijna ongeloofwaardig theatraal. Vooral Bokma als de goeroe-achtige adviseur Vijs (“Op welk gebied adviseert u?” “Breed. Heel breed.”) is erg leuk als de macher die met slijmen, intimidatie, citaten uit Macbeth en een overdosis ‘fuck you’ iedere deal in z’n voordeel beslecht.

Wat erg goed is, is de steeds terugkerende link met het hier en nu. De acteurs beginnen als zichzelf, Bokma vertelt over een extreem overbetaalde schnabbel die hij ooit voor het Bouwfonds deed en Van Houts en De Ket hebben een geestig conflict over een verkochte auto, een deal die uitstekend uitlegt wat er nou mis was met de onderhandse handel in vastgoed.

Het publiek wordt ter verantwoording geroepen door middel van het verhaal van Will en Mind, twee kleine vastgoedjongens die stapje voor stapje het spiel van de big boys ingetrokken worden. Steeds stappen ze even uit hun rol. Zou u dit anders doen? Wanneer zijn ze over de schreef gegaan?

Iedereen is schuldig, niemand slaat een meevallertje af, dat is de cynische moraal die de voorstelling uitdraagt. Het wordt er een beetje plomp ingeramd door een paar harde monologen over hebzucht en kapitalisme die de voorstelling platter maken dan nodig is.

De verleiders: de casanova’s van de vastgoedfraude van Bos Theaterproducties. Gezien 4/10/12 in DeLaMar. Aldaar 17/10 t/m 4/11. Tournee t/m 31/1/13. Meer info op www.bostheaterproducties.nl.

Voorstuk Kabel

Over iets meer dan een maand begint het EK voetbal in Polen en de Oekraïne, met de daarbij horende voetbalkoorts en daarop volgend de historisch gezien vrij grote kans op massale ontgoocheling. Toch zal de kater dit jaar hoogstwaarschijnlijk niet zo groot zijn als in 1996, het jaar van de Kabel. Theatermaker Jörgen Tjon A Fong maakte met zijn groep Urban Myth een voorstelling over de culturele spanningen in het Oranje van Kluivert, Davids en Bogarde. “De Kabel heeft het voetbal een opdonder gegeven.”

Het is een bonte verzameling mensen op het toneel van het Bijlmerparktheater: een zangeres, een journaliste, een gitarist, een rapper en twee acteurs in voetbaltenue. In de laatste try-out voor de première aanstaande zondag vertellen ze het verhaal van het EK van 1996 in Engeland, waarin het Nederlands Elftal na de tweede wedstrijd ontplofte toen Edgar Davids tegen een buitenlandse journalist zei dat de trainer (Guus Hiddink) z’n hoofd uit de reet van bepaalde spelers moest halen. Hij werd weggestuurd, de sfeer was verziekt, Oranje verloor de twee volgende wedstrijden en was uitgeschakeld.

De voorstelling is opgebouwd rond twee heftige monologen van Kenneth Herdigein als Winston Bogarde en Raymi Sambo als Patrick Kluivert. Samen met Davids, Seedorf en Reiziger vormden die een vriendengroep van zwarte jongens binnen Ajax: De Kabel. Herdigein is fascinerend als de even grootheidswaanzinnige als kleinzielige Bogarde, die zijn levensverhaal vertelt, waarin terechte woede over echte achterstelling, paranoïa, trots en slachtofferdenken om voorrang strijden. Die man alleen al is eigenlijk een opera waard. Sambo speelt Kluivert die terugkijkt op zijn begintijd en het dodelijke auto-ongeluk dat hij veroorzaakte, een blijvende schandvlek op zijn imago als golden boy.

Tussendoor zien we kleedkamerscènes die spelen tijdens de rust van Nederland-Zwitserland, waarin de collectieve woede tot een uitbarsting kwam, zingt Lucretia van der Vloot een mooi lied en vertelt ze het verhaal van de moeder van Seedorf en geeft Blaxtar met een associatieve rap zijn interpretatie van de emoties van de verder zwijgende Davids. Journaliste Noraly Beyer tenslotte, die de gebeurtenissen van toen als journaalpresentatrice volgde, geeft tussendoor de nodige context over de blije jaren ’90 toen iedereen nog van elkaar hield en multiculturalisme nog een ideaal was.

Het is precies dat laatste wat regisseur Jörgen Tjon a Fong inspireerde tot het maken van de voorstelling. “We leven nu in een tijd dat etnische groepen enorm tegenover elkaar staan,” zegt hij na afloop van de try-out. “Ik kreeg daardoor een soort nostalgie naar de warme jaren negentig, maar toen ik me daarin ging verdiepen kwam ik dit verhaal weer tegen. Zo harmonieus was het toen toch ook niet.”

Bang dat een dergelijk incident zich dit jaar kan herhalen is hij niet: “De Kabel heeft het voetbal een opdonder gegeven. Hiddink heeft ingezien dat er iets moest veranderen, en Davids is uiteindelijk ook teruggekeerd bij Oranje. Nu zie je dat het elftal op een veel vanzelfsprekender manier gemengd is, met spelers met Turkse of Marokkaanse achtergrond, die ook weer een voorbeeldfunctie hebben.”

Zo’n voorbeeldfunctie had Kluivert destijds voor Sambo: “In ’96 zat ik op de toneelschool. Ik was geen voetbalfan, maar Patrick was mijn held. Net als Kenneth Herdigein overigens. Dat was toen een van de zeer weinige zwarte acteurs die je op televisie zag, daar klampte ik me aan vast. Toen Kluivert iemand dood reed was dat heel erg, maar tegelijk had ik met hem te doen. Ik was ook jong en soms onvoorzichtig en ik had heel sterk het gevoel dat het mij ook had kunnen gebeuren. Als ik hem nu speel laat ik al zijn woede naar binnen slaan. Ik wil laten zien dat het eigenlijk nog een jongetje is.”

“Ik was in die tijd een van de weinige zwarte leerlingen op de toneelschool. Mensen vroegen me of ik misschien speciaal les wilde. Ik was zo beledigd. Wat Winston Bogarde zegt in de voorstelling is waar: je moet echt twee keer zo hard werken om hetzelfde te bereiken.”

En zo gaat de voorstelling niet alleen over voetbal, maar ook over theater. Sambo: “Voor voetballers is de situatie sindsdien beter geworden, en voor acteurs ietsje beter. We hebben nog steeds maar één toneelgroep die net zo gemengd is als het Oranje elftal van toen.” Tjon a Fong: “De Kluivert of de Davids van het toneel zijn er nog niet.”

Kabel van Urban Myth is eenmalig te zien in de Stadsschouwburg op 29/4/12. Meer info op www.urbanmyth.nl

Recensie ‘Hamlet’ van het Noord Nederlands Toneel

(NB: ook de Hamlet Checklist is geüpdate naar aanleiding van deze voorstelling.)

“Waar is de uitgang?”, vraagt Klára Alexová keer op keer. En iedere keer wijst Hamlet (Peter Vandemeulebroecke) naar één van de deuren van het theater: “Daar.” Terwijl alle andere acteurs een min of meer coherente versie van Hamlet spelen is Alexová meer een performance-kunstenares, die, steeds op dezelfde plek zittend , onwillekeurige bewegingen maakt, zich krabt en maniakaal voor zich uit staart. Een krankzinnige.

Nu speelt gekte inderdaad een grote rol in Shakespeare’s beroemdste stuk, maar in de versie van het Noord Nederlands Toneel wil regisseur Ola Mafaalani die thematiek koppelen aan de moderne omgang met patiënten in de geestelijke gezondheidszorg – ze deed, samen met journalist Noraly Beyer research in psychiatrische inrichtingen. En hoewel het conceptueel hier en daar best knap in elkaar zit, wil het maar geen sprankelend theater worden.

Het grootste probleem zit hem in ouderwetse, plechtstatige vertaling van Bert Voeten, die eigenlijk alleen door Joke Tjalsma tot bezield Nederlands wordt gemaakt. Zij speelt raadsheer Polonius, die door Hamlet per ongeluk wordt vermoord – hij denkt dat het het zijn oom Claudius is hij van zijn overleden vader moet doden.

Deze moord is het keerpunt in de voorstelling. In het stuk wordt Hamlet hierna weggestuurd naar Engeland, bij het NNT komt hij terecht in een isoleercel van een inrichting, met een vriendelijke dokter (wederom Tjalsma) die zegt: “Het gaat niet zo goed met u.” Alle overige personages zijn dan gevangen in hun eigen waanzin, maar tegelijk zijn ze met steeds herhaalde zinnetjes de stemmen in Hamlets hoofd. Tjalsma vertelt in korte zinnen over noodopvang en katatonie, een verademing van menselijkheid na het gekunstelde toneel ervoor.

Het decor (van André Joosten Ko van den Bosch) bestaat uit verrijdbare dubbele wanden van plexiglas die met rook gevuld kunnen worden. Soms geeft dat een mooi effect met dubbele spiegelbeelden en half zichtbare gedaantes, maar even vaak lijken ze rommelig en willekeurig in de ruimte geplaatst, waardoor ze de spelers in de weg zitten in plaats van helpen.

Maar het grootste probleem is toch inhoudelijk. Hamlet is toch ook een stuk over een moreel dilemma, geformuleerd in de dialoog ná “zijn of niet zijn”: moet de mens het lijden van het leven verdragen of vechtend ten onder gaan. Voordat hij – of het publiek – echter kan kiezen, wordt hij geïsoleerd. De rest van het stuk trekt aan hem voorbij. Pas aan het eind, als hij sterft kan Alexová opstaan, en vrij dansen over het toneel. Zij is de andere Hamlet, die van het “niet zijn”. Haar verhaal is mooi, het zijne beknot.

Hamlet van het Noord Nederlands Toneel. Gezien 11/4/12 in Hoorn. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 18 t/m 21/4. Meer info op www.nnt.nl

Recensie: ‘De Prooi’ van Het Nationale Toneel

Een kort tableau: Mark Rietman als bankdirecteur Rijkman Groenink met een ree in z’n armen. Hij laat het voorop het toneel vallen, waar het opgezette dier gedurende de hele voorstelling zal blijven liggen. Als prooi van Groenink de vervente jager, die ook ooit eens z’n eigen arm er bijna afschoot.

De toneelbewerking door Het Nationale Toneel van Jeroen Smits bestseller De Prooi, over de teloorgang van ABN-Amro, bedient zich vrij consequent van dit soort eenduidige symboliek. Het is een zeer onderhoudende, snelle voorstelling geworden, uitstekend te volgen voor wie het boek niet gelezen heeft of wie überhaupt niks van economie weet. De Prooi gaat namelijk niet over bankieren, maar over macht.

In de bewerking van Sophie Kassies leggen drie jonge bankjochies (onder wie een opvallend lepe Michel Sluysmans) steeds gretig aan het publiek de context uit en de overige rollen worden kraakhelder aangezet: Hajo Bruins is de aardsintrigant Wilco Jiskoot, Pieter van der Sman is de ogenschijnlijke schlemiel Reinhard van Tets, Jaap Spijkers is de man van de oude stempel en het familiegevoel, Betty Schuurman is de enige vrouw aan de top die nooit in de Raad van Bestuur zal komen.

Maar het alfamannetje is in alles Mark Rietman, langer, slimmer, sneller en uitgekookter dan iedereen en met een wereld- en mensbeeld uit een roman van Ayn Rand: “De wereld is wat hij is: hard. Daarin ligt alles besloten: de pijn, de hoop en de schoonheid.” Aan het eind is vooral dat mensbeeld de oorzaak dat hij het aflegt tegen Jiskoot die alles als een spel blijft zien.

Maar in het machtsthema zit ook meteen het probleem met de voorstelling. Macht is vertrouwd terrein voor een theatermaker als regisseur Johan Doesburg en De Prooi is non-fictie geperst in het bekende dramatisch schema van opkomst en ondergang, dat u kent van Julius Caesar tot The Social Network. (Vooral Shakespeare’s Richard III lijkt het model geweest te zijn voor Groenink – zelfs de lamme arm komt overeen.) De voorstelling is in die zin geruststellend: zo is het altijd gegaan, hoogmoed komt voor de val, dezelfde karaktereigenschappen die zorgen voor je succes, zorgen ook voor je ondergang, etc.

Het decor is een witte wand bekleed met bont die kan kiepen, zodat het een steile helling wordt. Helemaal om z’n as wentelt hij, zodat de andere kant zichtbaar wordt, een vloer met tafels. Maar omdat die tafels de hele tijd schuin staan, moeten de acteurs in strakke krijtstreeppakken steeds in rare poses en onnatuurlijke grijphoudingen hangen. De apenrots op efficiënte wijze verbeeld.

Jammer is alleen dat de acteurs (ongetwijfeld met de ARBO-wet in het achterhoofd) zich de hele tijd moeten vastgespen, met haken en koordjes die aan hun strakke pakken vastzitten. Dat verhullen ze niet, ze halen er leuke grappen meer uit. Maar omdat het zo in het oog loopt blijf je je afvragen het betekent. Het werkt tenslotte ook als metafoor: niet alleen letterlijke zekering, maar ook figuurlijke.

En het is niet de veiligheid van de bankiers: die jongleren weliswaar met andermans geld, en dus met een vangnet, maar omdat het ze eigenlijk niet om geld te doen is kunnen ze wel degelijk écht verliezen – zoals Groenink uiteindelijk ook doet. Het gaat dus over de veiligheid van de kunstenaars, die liever dicht bij huis blijven dan wezenlijke vragen stellen. Zoals bijvoorbeeld: waarom laten we (overheid, toezichthouders en niet te vergeten klanten) onze bedrijven op deze feodale manier leiden, terwijl we het landsbestuur sinds Shakespeare hebben gerationaliseerd?

De Prooi van Het Nationale Toneel. Gezien 10/3/12 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 23-24/4. Tournee t/m 9/6. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Mahabharata van Marjolijn van Heemstra/Frascati Producties

Parool,recensies — simber op 13 januari 2012 om 01:47 uur
tags: , , , , ,

Een Indiaas spreekwoord luidt: “Alles wat in de wereld bestaat, staat in de Mahabharata; wat er niet in de Mahabharata staat bestaat niet in de wereld.” De acteurs vertellen het terloops, als een weetje tussen vele andere die ze vanavond opdissen, zonder dat ze lijken te beseffen dat ze er later zelf ook in zullen worden opgenomen.

De Mahabharata (klemtoon ligt op ‘bha’) is een enorm en heilig epos in het Sanskriet, ongeveer zo oud als de Ilias. In het westen werd het bekend door de verfilming door theatergoeroe Peter Brook uit 1989. Zowel theatermaker Marjolijn van Heemstra als de Indiase acteur Satchit Puranik zagen die film op negenjarige leeftijd, zij in Amsterdam, hij in Mumbai. Een jaar geleden kwamen ze met elkaar in contact bij het maken van Van Heemstra’s vorige voorstelling, Family ’81.

Beiden werden bevangen door Brook’s interpretatie. Hij maakte van het Indiase epos een universeel verhaal met acteurs uit alle continenten; een Afrikaan kan de vader zijn van een Europeaan, en het kind van een Indiase. Zo maakte hij van het heldendicht een mythe over de universele verbondenheid van alle mensen op aarde.

Van Heemstra en Puranik staan samen op het toneel, zonder opsmuk of doen-alsof en vertellen over hun gezamelijke fascinatie, voor het overgrote deel in het Engels. Bij het herzien van de film bleek de magie eraf – het is goedkoop, saai en vooral het acteren is overdreven plechtig en serieus, blijkt uit een heel kort fragment dat ze tonen – maar is juist het feit dat de film twee totaal verschillende negenjarigen, zo ver van elkaar verwijderd kon raken niet een krachtige steun voor Brook’s universalistische visie?

Ze spelen in vijf minuten gekleed in kostuums uit een Indiase feestwinkel de belangrijkste plot na en ze concentreren zich op de zoektocht in India naar mensen voor wie de film belangrijk is geweest, ondertussen behoedzaam door het mijnenveld van de interculturele dialoog sluipend. Ze hebben het eigenlijk nauwelijks over de inhoud van het werk of de film behalve dat het gaat over waarom mensen die vrede willen toch conflicten hebben en verbinden het met hun eigen ervaringen met geweld en de vraag om een verklaring die dat oproept.

Het decor is allereenvoudigst, een mintgroene bank en boven hen een plafond met talloze lampjes, spaarlampen, heldere peertjes en gloeilampen met een exotisch gedraaide punt. Ook de personages uit hun korte versie zijn allemaal een eigen lampje. De sterrenhemel is dus ook de mensheid.

Het project zelf loopt uit op een conflict tijdens een symposium in het nationalistische stadje Pune, waar een meisje de Mahabharata voor India claimt en niets moet hebben van Van Heemstra’s vredesgezindheid. Ze vertelt het verhaal lelijk, boos en prekerig en even ben je bang dat de voorstelling zo gaat eindigen. Maar de zachtmoedige Puranik toont heel voorzichtig een weg voorbíj de tegenstelling van conflict en eendracht.

De twee eindigen met dezelfde dialoog die in het eerder getoonde videofragment nog zo hoogdravend klonk en nu ineens een bescheiden, bedachtzame ironie krijgt. “Wat is het grootste wonder?” “Dat iedere dag mensen sterven, maar dat wij leven alsof we onsterfelijk zijn.” En dat is, heel even, wonderbaarlijk mooi.

Mahabharata van Marjolijn van Heemstra en Frascati Producties. Gezien in Frascati op 12/1/12. Aldaar t/m 28/1. Tournee. Meer info op www.theaterfrascati.nl

Recensie: ‘Krenz, de gedoodverfde opvolger’ van Willem de Wolf, De Koe

Parool,recensies — simber op 17 november 2011 om 02:10 uur
tags: , , ,

“Plaatsvervanger, troonopvolger en veelbelovende zoon.” Zo werd Egon Krenz in 1972 aan het Oostduitse volk voorgesteld. Zeventien jaar lang was hij de tweede man achter partijleider Erich Honecker. Krenz was het moderne gezicht van het Duitse communisme, maar tegelijk moest hij ideologisch zuiver zijn en vooral zich kwijten van zijn taken als tweede man: “stil te blijven zich ter beschikking te houden  en – en dat vooral – onbesproken te blijven.”

Toneelspeler en schrijver Willem de Wolf is zijn hele leven lang al gefascineerd door tweede mannen, al sinds zijn communistische jeugd in Groningen. Als toneelspeler is hij ook altijd aangever, eerst lange tijd voor Ton Kas in het in kleine kring zeer legendarische duo Kas & De Wolf, later voor anderen, zoals voor Lineke Rijxman in het weergaloze Hannah & Martin een paar jaar geleden.

In een door subsidieperikelen gedwongen onderbreking van zijn toneelcarrière voltooide hij de afgelopen jaren zijn studie Duits met een steengoede toneelmonoloog over Krenz, die hij nu, terugvertaald in het Nederlands, als solo opvoert.

In het eerste deel vertelt De Wolf aan de hand van drie geprojecteerde zwartwitfoto’s het verhaal van zijn eigen rode jeugd, waarin de totale ommekeer van de revolutie hand in hand ging met trouw aan zijn door een vernederend jeugdvoorval getekende vader. Het tweede deel gaat over de nadagen van Krenz, die uiteindelijk de macht kreeg op 18 oktober 1989, maar al na anderhalve maand zelf het veld moest ruimen en na de vereniging van Duitsland in de gevangenis kwam.

Het is een lastige tekst, vol herhalingen, zelf verzonnen woorden en uitwijdingen, maar daardoor ook heel geestig en met voldoende uitleg voor wie niet bekend is met de nadagen van de DDR. Hilarisch is het verhaal over intriges in het dorp Wandlitz, waar de hele DDR-top naast elkaar in identieke bungalows woonde, waarbij geheime ontmoetingen via de achtertuinen moeten worden geregeld, zodat Honecker uit zijn raam niet de samenzwering tegen hem zou kunnen zien.

Maar de charme van de voorstelling zit toch vooral in de speler die De Wolf geworden is. Nog steeds geen leading man, zoekt hij de hele voorstelling, met naast zich op toneel technicus en muzikant Pol Geusens naar een vaste rol: soms zie je z’n vader, dan weer een rechter die een vonnis voorleest, dan een geestige Krenz-imitatie op video, later weer een communistische partijspeech. Maar juist het zoeken geeft de voorstelling z’n geloofwaardigheid.

In zijn kritiek op de huidige samenleving schetst De Wolf impliciet een wereld die uit ‘tweede mannen’ bestaat. Want Krenz is geen afrekening met de socialistische idealen, integendeel. Zijn strijdbare conclusie maakt hem uiteindelijk toch een kopman, en dit een van de belangwekkendste voorstellingen van het seizoen.

Krenz, de gedoodverfde opvolger van Willem de Wolf, De Koe. Gezien 16/11/11 in de Toneelschuur. Te zien in Amsterdam (Frascati) 22-26/11. Meer info op www.dekoe.be
Koop de tekst bij De Nieuwe Toneelbibliotheek

Interview De Warme Winkel

interviews,Parool — simber op 23 september 2011 om 13:16 uur
tags: , , , , ,

Misschien zijn het wel de grootste nerds van theaterland. Met een combinatie van studeren en repeteren maakte theatergroep De Warme Winkel vijf semi-biografische voorstellingen over Oostenrijkse kunstenaars. Onder de naam Weense Herfst zijn die de komende weken weer allemaal weer te zien, waarvan sommige voor het eerst in Amsterdam. “Gedichten van Rilke zijn mooi, Rilke in de koeienstront is nog mooier.”

“We waren al een aantal jaar bezig toen we in 2006 op Oerol de voorstelling Totaal Thomas maakten”, vertellen acteurs Vincent Rietveld en Jeroen De Man op een Amsterdams terras. We waren daarvoor helemaal in het werk van toneelschrijver Thomas Bernhard gedoken en het bleek dat we dat heel erg leuk vonden. De voorstelling bestaat uit teksten van Bernhard, en uit acts gebaseerd op zijn werk. Daarna wilden we dat nog een keer proberen.” Rietveld: “We vonden het wel een goeie beperking: een voorstelling maken over één kunstenaar.”

Na avonden waarop de spelers spreekbeurten voor elkaar hielden en onderwerpen uitdiepten kwamen ze uit bij de romantische dichter Rilke over wie ze de voorstelling Rainer Maria maakten, waarin de lyrische esthetiek prachtig schuurt met de boerse locatie: een koeienstal, waar het publiek op balen stro zit en de spelers zich uitgebreid door de modder wentelen. De Man: “Je moet zo’n onderwerp niet te eerbiedig behandelen. Het gaat ook om ónze verhouding tot zo iemand, en om wat je het publiek over hem of haar wilt laten ontdekken.”

En eerbiedig zijn de voorstellingen van De Warme Winkel (naast Rietveld en De Man ook bestaande uit Mara van Vlijmen en Ward Weemhoff) dan ook allerminst, eerder stapelingen van groteske scènes, soms een hysterisch college, dan weer verstilde mime of een uitzinnige choreografie. Geen stijl wordt geschuwd om door te dringen tot de kern en steeds wordt de groep aangevuld met gasten zoals actrice Maria Kraakman, muzikant Richard Janssen en (eind-)regisseurs als Marien Jongewaard en Paul Koek. Na Bernhard en Rilke volgden nog voorstellingen over Alma Mahler (Alma), Stefan Zweig (Villa Europa) en Oskar Kokoschka (Kokoschka Live!).

“De stijl past zich natuurlijk wel aan aan het onderwerp”, zegt De Man “Stefan Zweig was net zo’n nerd als wij, dus daar past veel meer in dat wij uitgebreid onze kennis etaleren, terwijl we in de voorstelling over Kokoschka veel meer de sfeer van zijn woeste kunstenaarswereld probeerden te vatten.” Rietveld: “Maar na de oorlog is Kokoschka nog vijfendertig jaar saaie pentekeningen blijven maken; daar hebben we het dan weer niet over.”

Maar wat sprak ze nou uiteindelijk zo aan in die Oostenrijkers? Rietveld: “Oostenrijk is een metafoor voor Nederland: een klein land dat z’n hoogtijdagen achter zich heeft. Misschien geldt dat wel voor heel Europa. We kwamen uiteindelijk steeds uit bij het fin de siècle en de Eerste Wereldoorlog, omdat het heel duidelijk het begin is van de moderne tijd.”

“Het gaat ook om de experimenteerdrift in de kunst. Men geloofde toen heel sterk in het belang daarvan. Maar vaak is Rilke of Zweig ook zó esthetisch. We willen daar iets aards of iets pervers tegenover zetten.” De Man: “Rilke is prachtig, maar Rilke in de koeienstront is nog veel mooier.”

Is er nog veel veranderd aan de voorstellingen? De Man: “We moeten sommige voorstellingen die op locatie zijn gemaakt aanpassen voor de theaterzaal, maar ook inhoudelijk ontwikkelen ze zich.” Rietveld: “Sommige zinnen van Thomas Bernhard of Rilke begrijp ik nu zoveel beter gewoon omdat ik ouder ben en zelf kinderen heb. De humor blijft, maar de ondertoon is serieuzer.” De Man: “Het is ook leuk om ze achter elkaar te spelen; je kunt het ook een beetje bekijken als soap met personages die in verschillende stukken terugkomen.”

Rondom de voorstellingen wordt een extra programma verzorgd. “We vinden nagesprekken vervelend als ze over de voorstelling gaan”, zegt De Man, “Dus we hebben iets bedacht: we interviewen zelf direct na de voorstelling mensen die veel meer over het onderwerp weten dan wijzelf. Bijvoorbeeld Cherry Duyns, die naar Zuid Amerika is gereisd in het spoor van Stefan Zweig of Rilke-vertaler Ard Postuma.”

Klaar met de Oosterijkers zijn de leden van De Warme Winkel nog niet, maar inmiddels hebben ze een nieuwe obsessie: “We zitten nu redelijk diep in de Russen”, zegt De Man. “Vorig jaar maakten we een voorstelling over de dichter Boris Ryzhy en nu zijn we driftig Karel van het Reve aan het lezen. Oostenrijk gaat misschien meer over jezelf leren kennen door een spiegel te zoeken; Rusland gaat over jezelf leren kennen door je buurman op te zoeken.”

Verschillende voorstellingen van de Weense Herfst zijn nog t/m 8/10 te zien in Amsterdam.
Meer info op www.dewarmewinkel.nl

Recensie: ‘Document’ van Sanne Vogel

Parool,recensies — simber op 12 januari 2011 om 02:29 uur
tags: , ,

‘Het meisje dat in 2008 huilde bij Pauw & Witteman.’ Zo noemt Sanne Vogel zichzelf in haar nieuwe voorstelling Document. Ze was er te gast om te praten over een boek en een voorstelling, maar uiteindelijk ging het over haar familie.

De tranen komen als ze vertelt over het borstkankergen dat in haar familie voorkomt en al veel slachtoffers maakte onder de zussen, nichten en tantes van haar vader. Misschien heeft ze het zelf ook, maar dat wil ze niet weten. Het verschafte Vogel vanaf jonge leeftijd wél een opmerkelijke artistieke werklust: sinds haar vijftiende maakte ze tientallen theatervoorstellingen, enkele films en een boek. Ze speelde de jonge Annie MG in de gelijknamige televisieserie en werd bekend van Wie is de mol? en Het Schnitzelparadijs.

In de voorstelling gaat ze op zoek naar het verhaal van haar vaders familie. Als introductie gebruikt Vogel het fragment van Pauw & Witteman, om vervolgens meteen de moeilijke vragen expliciet te behandelen: is het niet te persoonlijk en te ijdel? Kun je hierover wel theater maken? Ze bouwt voor de zekerheid een hoop afstand in. Ze spreekt over zichzelf als ‘het meisje’, heeft een roodkapje aan, met daaronder een prinsessejurk en extreem hoge hakken. De vloer en de achterwand zijn bedekt met papieren, het lijken pagina’s uit boeken. Aan een boom groeit nog meer papier als bladeren.

Met een filmische soundtrack van Perquisite en videoprojecties van mooie Hollandse bossen en bossen van haar broer Robin Vogel voelt ze zich veilig genoeg om het publiek de belofte te doen dat ze niet zal gaan huilen.

Het verhaal over de opa en oma die ze nooit kende, arme woonwagenbewoners in het Utrecht van de jaren vijftig, vertelt ze droog, met haar kenmerkende lijzige, soms licht overslaande stem. Ze is inmiddels 26, maar blijft kinderlijk en meisjesachtig zonder koket te zijn. Vogel is geen bijzonder veelzijdige actrice, maar wat ze ontbeert aan techniek maakt ze meer dan goed met haar opmerkelijke authenticiteit.

Haar verhaal is particulier, maar boeit. Ze wil bij deze rare, treurige familie horen. Maar tweedehands verdriet is tenslotte ook mooi: ‘Op de begrafenis van een verre kennis kun je verdrietig zijn om iemand die je zelf verloren hebt.’ Toch voel je dat er nog wel meer in dit Document had gezeten. Op het eind volgen fragmenten over familie die ze vond via het KRO programma Adres onbekend en over overgrootouders en incest, die ieder op zich al een eigen voorstelling zouden kunnen vullen. Maar die vluchtigheid is inherent aan het kunstenaarschap van Vogel: dat is gretig en gehaast, alsof de dood haar op de hielen zit.

Document van Sanne Vogel. Gezien 11/1/11 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 11-13/2. Meer info op www.vogelfabriek.nl

Reportage: ‘Bejaarden en Begeerte’

Parool,reportages — simber op 9 december 2010 om 14:51 uur
tags: , , ,

Het begon met een gesprek over hun opa’s. Die werden allebei op hoge leeftijd nog verliefd, wat bij de Nederlandse schrijver Oscar Kocken en de Vlaamse theatermaker Lucas de Man de vraag opriep: doen bejaarden ‘het’ nog en zo ja, hoe gaat dat dan? Ze besloten op onderzoek uit te gaan. Ze gingen bejaardentehuizen langs, aten enorm veel bonbons en speelden zelfs Zwarte Piet. De voorstelling Bejaarden en Begeerte die het opleverde komt nu naar Amsterdam.

Kocken en De Man hanteren een streng toegangsbeleid: je mag alleen de voorstelling in als combinatie van 65-plus en 65-min. Ze lijken te mikken op grootouders en kleinkinderen, maar in Theater Kikker in Utrecht lijken de meeste combinaties minder hecht. Bezoekers uit bejaardentehuizen worden gekoppeld aan studenten. De verslaggever wordt voorgesteld aan de 89-jarige mevrouw Jongerius uit bejaardentehuis Overvecht.

De voorstelling begint ongedwongen. Een oude Philipsradio speelt In the mood, losjes en schijnbaar naïef gaan Kocken en De Man met het publiek in gesprek over waar jongens en meisjes elkaar vroeger –in de jaren veertig en vijftig – ontmoetten, hoe ze elkaar het hof maakten. Gaandeweg wordt het openhartiger, ze vertellen meer zelf, lezen brieven voor, spelen stukjes. En dan is er nog Edith, een vitale zeventiger uit Zeist, die in een rode cape en stippeltjesrok een paar oude liedjes zingt.

En zo, via het verleden, komen de twee makers uiteindelijk waar ze wezen willen: bij de combinatie van bejaarden en begeerte. Verhalen over de laatste keer dat iemand vrijde met zijn vrouw, over tegen alle verwachtingen in toch nog een keer verliefd worden en over je kinderen die je verbieden om op een date te gaan. Het is soms een beetje ongemakkelijk intiem, maar nergens expliciet. De bejaarden in het publiek, die zich moeilijker lieten temmen dan een groep pubers, worden muisstil.

‘Die eerste helft gaat over het verleden’, vertelt De Man een dag later aan de telefoon. ‘Dat is heel belangrijk om ze mee te krijgen, want waar we het later in de voorstelling over hebben is echt taboe.’ Toch was het niet heel moeilijk om in de voorbereidende gesprekken mensen aan het praten te krijgen. ‘Oscar had een hele strategie bedacht: eerst over liefde beginnen en pas later vragen gaan stellen over seks, maar uiteindelijk gingen we recht op het onderwerp af en toen bleken mensen heel openhartig. Het taboe over bejaarden en seks zit denk ik vooral bij de jongeren.’

Kocken en De Man zijn opvallend genoeg niet de enigen van hun generatie die werk maken op basis van interviews met senioren. Eerder dit jaar maakten Marjolijn van Heemstra en Hannah van Wieringen de voorstelling Tegen de Tijd en tegelijk met Bejaarden en Begeerte is Lege Handen van Dries Verhoeven in Amsterdam te zien, met kinderen en 70-plussers op het toneel. De Man: ‘Ik denk inderdaad dat het echt iets is van onze generatie: we zijn op zoek naar onze identiteit, maar er zijn geen grotere kaders meer, dus we zoeken het in het persoonlijke. We zijn ook niet met andere generaties in conflict, we zoeken dialoog. Onze ouders vinden dat moeilijk, die hebben een heel sterk idee over generatieconflicten. Je merkt ook dat mensen van tussen de 60 en 65 het minst met onze voorstelling hebben.’

En misschien gaat deze voorstelling wel helemaal niet zo erg over seks, maar is het vooral een oproep om met elkaar te praten. ‘Het is zo’n stereotype dat bejaarden eenzaam zijn’, zegt De Man, ‘Maar uit onderzoek blijkt dat veel meer jongeren eenzaam zijn dan ouderen. We merken het ook aan de mensen die we vragen om mee te doen, zoals Edith. Die hebben een drukker sociaal leven dan ik. Maar het is wel moeilijker om 65-plussers te mobiliseren om naar het theater te gaan dan jongeren. Veel ouderen wonen alleen en hebben met weinig mensen veel contact. We werven ons publiek nu voornamelijk via bejaardentehuizen. Volgend jaar maken we een uitgebreidere tournee. We moeten steeds nieuwe slimme trucs bedenken om ouderen te werven.’

Na afloop van de voorstelling vertellen de oudjes aan wie het maar horen wil over hun eigen liefdesleven, al blijven ze wel een stuk kuiser dan de twee spelers. Ook mevrouw Jongerius vertelt graag over haar inmiddels overleden man. En wat vond ze van de voorstelling? ‘Heel mooi. Maar het ging wel heel veel over dat ene.’

Bejaarden en Begeerte: 17 t/m 19/12 in de Brakke Grond. Meer info op www.bejaarden-en-begeerte.nl

Volgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity