Boekrecensie: ‘Badhuisweg’ van Hans Croiset

boekrecensies,Theatermaker — simber op 16 mei 2008 om 15:06 uur
tags: , , ,

Acteursmemoires zijn in Nederland geen courant genre. Cor van der Lugt Melsert schreef eind jaren ’40 zijn Wat ik nog even zeggen wou…, met daarin een onbedoeld hilarisch lijstje regels voor acteurs (dat Cas Enklaar op beleefd verzoek uit het hoofd voor je kan opdreunen) net als Bob de Lange, Fie Carelsen en enkele anderen. Natuurlijk zijn er de aardige monografieën die het TIN de afgelopen jaren heeft uitgegeven, maar dat een theatermaker zelf de pen ter hand neemt blijft een uitzondering.

Dit slechts om aan te geven hoe bijzonder het boek Badhuisweg is dat Hans Croiset op 7 april presenteerde. Meer als ‘thematische autobiografie’ dan als memoires vertelt Badhuisweg het verhaal van Hans Croiset als acteur en de moeizame relatie met zijn vader, de grote toneelspeler Max Croiset.

Het is een tragische geschiedenis van een door de oorlog versplinterd gezin, dat de jonge Hans in de jaren ’50 probeert te repareren. Wanhopig probeert hij bij zijn vader in de gunst te komen, maar die ziet niets in de toneelambities van zijn zoon, die volgens hem maar beter boekhouder kan worden. “Jij kunt zo goed rekenen, je bent altijd netjes op je spullen, en je treedt liever niet op de voorgrond. Wanneer je later nog eens die speeloprispingen zou krijgen, kunnen de voordrachtjes die je nu al ingestudeerd hebt op personeelsavonden uitkomst bieden.”

Vanuit een combinatie van talent, doorzettingsvermogen, ijdelheid en bewijsdrang ten opzichte van zijn vader maakt hij toch carrière als acteur, regisseur en –samen met Jan Joris Lamers- Nederlands Kampioen toneelgezelschap oprichten. Maar steeds blijft de grote onzekerheid over eigen kunnen, de grote wens van erkenning of tenminste liefde van de vader, die totaan zijn dood altijd afstand zal houden. Croiset beschrijft het soms pijnlijk, genant, sentimenteel, hopeloos egomaan en veel te openhartig, maar steeds ook weer moedig, hardvochtig, streng als kille observator van zijn eigen onvermogen.

De Nederlandse theatergeschiedenis is steeds het levende achterdoek waarvoor de hoofdpersoon en zijn moeizame familierelaties uitvecht. Maar juist door de onnadrukkelijkheid van de opeenvolging van voorstellingen, stromingen en gezelschappen wint het boek aan authenticiteit. Juist omdat het geen zelfvoldaan verhaal is van een gelauwerde toneelheld, blijkt tussen de regels door het belang van Croiset als bruggenbouwer tussen grote toneel van de jaren ’50 en de radicale vernieuwingen van na Actie Tomaat.

Bovendien weet Croiset zijn thematiek te verbinden aan de voorstellingen van King Lear, waarin hij als leerling, regisseur en acteur in diverse rollen steeds naar terugkeert. Sleutelvoorstellingen blijken die van het Publiekstheater waarin Croiset zijn eigen vader als Lear regisseert en de louterende ervaring als hij zelf de hoofdrol kan spelen bij Het Nationale Toneel. De beschrijvingen van de repetities en de voorstellingsreeksen van binnenuit zijn de leukste en spannendste delen van het boek.

Het schrijven van Badhuisweg moet een therapeutische ervaring voor Croiset zijn geweest –tijdens de presentatie vertelde hij hoeveel moeite het hem kostte om het boek van de derde naar de eerste persoon om te zetten- maar ontstijgt het persoonlijke door zijn eerlijkheid, zijn stilistisch vermogen en zijn onzekere maar standvastige liefde voor het vak. Dat heeft zijn vader er niet uitgekregen.

Verslagje Wiener Festwochen

buitenland,Parool,verslagjes — simber op 12 mei 2008 om 23:01 uur
tags: , , , , ,

Het EK voetbal begint er over iets minder dan een maand, maar Wenen blijft de gekte tot nu te beperkt. Goed, de metro rijdt sinds een paar dagen tot aan het Ernst Happel Stadion en de vele taartenbakkers van de stad leven zich uit in voetbalmodellen, maar de traditierijke cultuurstad heeft op het moment wat anders aan het hoofd: de Festwochen zijn begonnen. De Wiener Festwochen is sinds jaren een van de meest prestigieuze podiumkunstfestivals van Europa, maar toch ontkomt de culturele elite van de stad niet aan de voetbalmanie: sponsor A1 deelt speciale Festwochen-voetbalsjaaltjes uit, waarmee die fanatiek gedragen worden door de vele bobo’s op de premièrefeestjes.

Deze editie heeft speciale aandacht voor Nederland, en brengt verderop voorstellingen als Romeinse Tragedies van Toneelgroep Amsterdam en Broeders van Jetse Batelaan. Maar ook het ‘reguliere’ festivalaanbod is zeker de moeite waard.

Er is zelfs één voetbal op het toneel te zien, zij het een leeggelopen, ingeklapt exemplaar. De Vlaamse regisseur Luk Perceval –bekend van Ten Oorlog– maakte bij de Münchner Kammerspiele Troilus und Cressida, waarin hij Shakespeare’s zuivere, jonge liefdespaar in de Trojaanse oorlog neerzet tegenover een kinderachtige groep oude mannen, die zonder plan een oorlog zijn ingehold en nu geen idee hebben hoe ze eruit moeten komen.

In een leeg toneelhuis, met neerdruppelend water als onder een lekkend dak, zet Perceval zijn rituele, grootse beeldentaal in om oeroude verhalen naast het laatste nieuws te zetten. Bewerker Paul Brodowsky gebruikt Shakespeare’s structuur en taal slechts als aanzet, en niet al zijn vondsten werken, maar toch is het groots en monumentaal theater. Dat belooft nog wat voor Perceval’s Molière, een eerdere regie, die in juni in het Holland Festival te zien is.

Al even monumentaal is Platz Mangel van de Zwitserse sterregisseur Christoph Marthaler. Zijn laatste speelt zich af bovenop een berg op het station van een kabelbaan. Eens in de zoveel tijd komt de gondel binnen die nieuwe personen binnen brengt. Het decor is dit keer niet van zijn vaste vormgever Anna Viebrock, maar Frieda Schneider werkt op dezelfde, enorme schaal. Het blijkt een sanatorium waar de krankzinnige patiënten en de al even krankzinnige verzorgers geheel inwisselbaar zijn.

Zoals altijd bij Marthaler is er geen sprake van een helder verhaal, wordt er prachtig gezongen en is de fysieke, beetje platte humor vaak onweerstaanbaar grappig. Vooral het gebruik van de muziek van de Oostenrijkse jaren 80 synthesizerband Modern Talking is hilarisch (en kon in Wenen op groot enthousiasme rekenen). Marthaler maakte deze voorstelling in zijn thuisstad Zürich, na enkele jaren afwezigheid. Je zou Platz Mangel -een woordspeling op “platzmangel”: “ruimtegebrek”- kunnen zien als hard commentaar op zijn geestelijk gestoorde, lichamelijk onzekere thuisland.

Maar hoewel plastische chirurgie, orgaandonatie en -via de Johannes Passion- het lichamelijke lijden van Christus aan de orde komen, blijft de voorstelling nogal gemakzuchtig. Marthalers vaste patroon van losse scènes en mooi zingen is bekend en wordt bijna clichématig.

Al met al verschilt het festivalaanbod helemaal niet zo wezenlijk van het Holland Festival of KunstenFestivalDesArts in Brussel. Wat wel opvallend anders is, is het grote enthousiasme en de betrokkenheid van de gewone Weners bij het theater in het algemeen en de Festwochen in het bijzonder.

Volgende week woensdag in PS Kunst: jonge theatermaker Jetse Batelaan op de Theatertreffen.
De Wiener Festwochen duren nog tot 15 juni. Meer info op www.festwochen.at

Recensie: ‘De Arabier van Amsterdam’ van DNA

De Koopman van Venetië is tegenwoordig het lastigste stuk van Shakespeare. Ja, het verhaal is goed -liefdesgeschiedenis en zakendeals monden uit in rechtbankdrama- maar er is een probleem. De bad guy, een van de naarste figuren in Shakespeare’s oeuvre, is een jood. En niet zomaar een: alle antisemitische clichés over geld- en machtsbeluste, gierige, woekerende en hardvochtige joden worden in het personage Shylock samengebald. Wat te doen?

Ola Mafaalani maakte een paar jaar geleden een versie waarin het jood zijn van Shylock geheel was weggeretoucheerd maar schrijver en columnist Justus van Oel kiest in zijn nieuwe stuk voor De Nieuw Amsterdam voor een confronterende aanpak.

In De Arabier van Amsterdam verplaatste hij het verhaal naar Amsterdam, waar de Arabische jood Rafi, gespeeld door Sabri Saad El Hamus, een falafel-imperium heeft opgebouwd. Verder comprimeerde Van Oel de vele subplots tot de verhoudingen tussen vijf acteurs, gebruikt hij citaten uit Shakespeare’s sonnetten en het vermeend antisemitische Het vuil, de stad en de dood van Fassbinder en voert hij tenslotte Shakespeare zelf als personage ten tonele om hem door Rafi hem eens flink de mantel te laten uitvegen.

Rafi kent zijn klassiekers en als zijn hufterige Hollandse buurman (Hein van der Heijden) hem om een lening komt vragen voor zijn vriend eist hij net als Shylock als onderpand een pond vlees. Als hij niet betaald mag Rafi het uit zijn lichaam snijden. Het is een interessant gegeven en de voorstelling drijft op de suspense: bij Shakespeare wordt Shylock met een juridische truc vernederd en raakt hij uiteindelijk alles kwijt. Zal Rafi met deze voorkennis het er beter vanaf brengen?

Maar hoe prikkelend het idee ook is, de voorstelling gaat maar niet leven. Misschien ligt het aan Van Oel’s taal, die af en toe iets te hoogdravend poëtisch is. Maar ook de statische enscenering werkt niet mee. Regisseur Aram Adriaanse schiep een naargeestige sfeer met aan drie zijden van het toneel bouwsteigers en acteurs in zwarte kleding met veel leer. Het benadrukt hoe bijzonder onaangenaam alle personages eigenlijk zijn, maar de eenduidigheid is ook saai.

Het ligt in elk geval niet aan de acteurs. Van der Heijden en Saad El Hamus zijn lekker villein, maar de uitblinker is Mirjam Stolwijk. In een dubbelrol als de aanbeden hooghartige Portia en als de Bard zelf brengt zij op de juiste momenten lichtheid en scherpte in een verder nogal vlakke voorstelling.

De Arabier van Amsterdam van DNA. Gezien 18/10/07 in het Compagnietheater. Aldaar t/m 27/10, tournee t/m 22/12. Meer info op www.denieuwamsterdam.nl

Recensie: ‘Romeinse Tragedies’ van Toneelgroep Amsterdam (Holland Festival)

En zo werd het toch nog het seizoen van Ivo van Hove. In september gooide hij een flinke steen in de vijver met zijn negenpuntenplan voor het theater. Daarna vertrok hij en maakte hij voorstellingen in Hamburg en Brussel, maar nu op het laatste randje van het seizoen is Romeinse Tragedies een van zijn meest indrukwekkende voorstellingen geworden.

In de zes uur durende monsterproductie over het politieke bedrijf worden drie tragedies van Shakespeare over het klassieke Rome in één magistrale krachttoer zonder pauze achter elkaar gespeeld, in een open setting, waarbij het publiek het podium op mag en tussen de acteurs op de jaren zeventig-banken mag zitten en een drankje en een broodje kan bestellen aan de bar.

Het is een vorm die Toneelgroep Amsterdam al eerder onderzocht in de voorstellingen van Carina Molier, zoals Huis van de Toekomst en Ruigoord 2. Overal is de handeling te volgen op beeldschermen, en het informatiebombardement wordt compleet gemaakt door beelden van talkshows, weerberichten, sportwedstrijden en videoclips, plus nog een lichtkrant met achtergrondinformatie, de koppen van Teletekst en droog commentaar als “Nog 180 minuten tot de dood van Julius Caesar”.

In de eerste twee delen, Coriolanus en Julius Caesar, ligt het tempo hoog en gaan over het belang van imago in de politiek. Coriolanus is een militair die het niet zo op heeft met het gewone volk en daarom verbannen wordt en verraad pleegt, ondanks de inspanningen van de mannetjesmakers en de spin-doctors om hem heen. We belanden in de wereld van openstaande microfoons en cameraploegen achter de schermen. Het publiek op de sofa’s en aan de bar lijkt soms op toehoorders of VIP-spotters, maar zou soms ook prima een groepje verveelde parlementair journalisten kunnen zijn.

Aan de retorica van Shakespeare’s taal wordt steeds de retorica van het beeld toegevoegd. Het mooist komt dat tot uiting in de redes die Brutus en Marcus Antonius houden bij het graf van Caesar. Brutus (Jacob Derwig, mooi beheerst) houdt een keurige persconferentie, maar Antonius (een zinderende Hans Kesting) breekt de regels van het spel, toont authenticiteit en dwingt de camera hèm te volgen in plaats van andersom.

Die scène is het draaipunt van de voorstelling, ervóór is de politiek nog een zaak van de ratio, erna is alles alleen maar persoonlijk. Het is de opzet voor het derde stuk: Antonius en Cleopatra, waarin de liefde van Antonius voor de Egyptische koningin hem ten onder drijft in de burgeroorlog tegen Octavianus (een onderkoelde Hadewych Minis).

Niet alles in de voorstelling werkt: de meer ingetogen scènes, waarin het spelen met vóór en achter de schermen van minder belang is, zoals de samenzwering rond Brutus, hebben te lijden onder de open vorm. Het laatste uur, de klaagzang van Cleopatra (zeer knap gespeeld door Chris Nietvelt), is lang en na het hoge tempo is de verstilling tastbaar, maar ook zwaar.

Als aan het eind Bob Dylan The times they are a-changin’ zingt, blijkt die verandering niet te gaan over de overwinning van democratie en vrijheid, maar juist over de opkomst van de dictatuur. Octavianus brengt weliswaar vrede en voorspoed, maar symboliseert een berekende realpolitik, waarin voor idealisme geen plaats is; precies datgene waar alle personages de afgelopen zes uur tegen gestreden hebben.

Holland Festival: Romeinse Tragedies van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 17/6/07 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 23/6, en later weer in augustus, tournee. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: Othello door Het Nationale Toneel en Annette Speelt

Net zoals YouTube liever gekocht wil worden door Google dan zelf het risico te nemen naar de beurs te gaan, zie je tegenwoordig dat jongere theatergroepen aansluiting zoeken bij gevestigde gezelschappen. De jongere acteurs en regisseurs kunnen met steun van het productie- en marketingapparaat van een grote organisatie werken aan hun voorstellingen in plaats van aan subsidieaanvragen en de grote gezelschappen weten zo jong talent aan zich te verbinden.

De jonge theatergroep Annette Speelt, bestaande uit acteurs Thijs Römer en Michel Sluysmans, heeft sinds kort een dergelijk samenwerkingsverband met Het Nationale Toneel in Den Haag.

Shakespeare’s Othello is hun eerste gezamenlijke voorstelling, waarbij Römer en Sluysmans worden ondersteund door de jongere acteurs van Het Nationale Toneel. De twee groepen passen goed bij elkaar: beide willen klassieke stukken maken voor een groot publiek, degelijk en een beetje keurig toneel met veel nadruk op de acteerprestaties. Deze eerste samenwerking is echter een beetje té degelijk uitgevallen.

Othello is het verhaal over de zwarte legerleider die jaloers wordt door misleiding van zijn vaandrig Jago en zijn vrouw vermoord, omdat hij haar ten onrechte verdenkt van de affaire met zijn luitenant Cassio. Het stuk wordt vaak gebruikt als commentaar op discriminatie van vreemdelingen, maar de eerste scène van deze voorstelling rekent daar resoluut mee af.

Othello komt op, Thijs Römer’s gezicht is zwart gemaakt. Met een spiegeltje in de hand veegt hij met een doekje zorgvuldig de donkere schminck weg. Het symboliseert niet alleen de volledige integratie van deze buitenstaander in de Venetiaanse samenleving maar geeft ook aan dat deze voorstelling niet over racisme zal gaan, maar over het tragische liefdesverhaal.

Maar na deze sterke opening stelt de voorstelling teleur. Voor een klassieker die draait om een man die door onbeheersbare hartstochten tot gruwelijke misdaden wordt gedreven, heeft deze voorstelling een merkwaardige gevoelloosheid. In hun poging om de moeilijke tekst goed te spelen komen de jonge acteurs er niet aan toe hun woorden te laden met emotionele impact. Alleen Pieter van der Sman maakt van Cassio een personage waarmee je als toeschouwer méé kunt leven.

Met een videocamera legt Jago steeds de belangwekkende details vast: de hand van Desdemona in die van Cassio, het zakdoekje dat later een oneigenlijk bewijsstuk zal worden. Het is een beetje overbodig, omdat het verhaal al helder genoeg is, maar het past wil een een enscenering waarbij de acteurs hun tekst vaak met handgebaren ondersteunen.

Het decor is een indrukwekkende stapel zeecontainers, waarbij alle acteurs heel klein afsteken. Onbedoeld symboliseert het niet alleen de nietigheid van de personages tegenover de gebeurtenissen, maar ook hun onmachtige poging om Shakespeare te bedwingen.

Othello door Het Nationale Toneel en Annette Speelt. Regie: Johan Doesburg, met Thijs Römer, Michel Sluysmans, Anniek Pheifer, ea. Gezien 28/10/06 in Den Haag, te zien in Amsterdam 19 en 20/1/07, tournee t/m 20/1/07. Meer info op www.hnt.nl

Recensie: Athella/Othello van De Nieuw Amsterdam

Othello is een wit stuk van een witte schrijver voor een wit publiek over raciale stereotypen. “Zwarten moeten er niet aan meewerken”, houdt schrijver Abdelkader Benali het publiek voor. Maar natuurlijk is het precies wat Benali wèl doet. En hij is de eerste niet. Multiculturele theatergroepen gebruiken Shakespeare’s verhaal over de jaloerse Moor vaak als uitgangspunt.

Zo speelde Cosmic in 1998 O.J. Othello waarin paralellen worden getrokken tussen de verhalen van Othello en O.J. Simpson, de van moord verdachte Amerikaanse football-speler. Recenter speelde het Onafhankelijk Toneel een versie waarin Bert Luppes Othello speelde als enige Nederlander tussen Marokkaanse acteurs.

Net als die eerdere voorstellingen is dit geen trouwe bewerking van het verhaal over de Moorse legerleider die door de intrigant Iago wordt aangezet tot jaloezie en moord op zijn blanke vrouw Desdemona. Benali schreef het stuk deze zomer terwijl hij in Beiroet verbleef tijdens de bombardementen door Israël. Hij maakte er een beschouwing over het perspectief van de vreemdeling, de zwarte in een witte samenleving. Maar beschouwing alleen maakt nog geen boeiend toneel.

De Athella uit de titel is een acteur die over een uurtje op moet als Othello. Athella is zwart en wordt gespeeld door de Surinaamse acteur Felix Burleson. Maar zwart is niet zwart genoeg en Burleson geeft zijn gezicht met schoensmeer de juiste tint. Hij vertelt over zijn leven, van het verre land achter de bergen waar hij opgroeide tot de toneelschool in Nederland, maar de rommelige structuur en de vele perspectiefwijzigingen maken zijn verhaal moeilijk te volgen.

Iago en Desdemona komen ook nog voorbij; Benali’s beschrijvingen verwijzen steels naar Pim Fortuyn en Ayaan Hirsi Ali -die ook op een fotootje in het decor terugkomt-, maar het is krachteloos. De verbanden zijn gezocht en er mist een dwingende schrijvershand om alle thema’s bij elkaar te houden.

Burleson heeft een mooie stem en is prettig om naar te kijken, maar ook hij kan deze tekst niet spannender maken.

Theater Athella/Othello van De Nieuw Amsterdam. Tekst: Abdelkader Benali; Regie: Caspar Nieuwenhuis; Spel: Felix Burleson. Gezien, 5/10/06, Theater Bellevue. Aldaar t/m 7/10, tournee t/m 24/11. Meer info op www.denieuwamsterdam.nl

Reblog this post [with Zemanta]

Recensies Festival a/d Werf, Utrecht


DSC00416.JPG

Originally uploaded by simber.

Festival a/d Werf in Utrecht is naast een festival voor muziek en beeldende kunst toch vooral een jaarlijkse gelegenheid om de stand van zaken in het Nederlandse marge-theater op te nemen. Het Festival biedt daarbij vooral een blik op de moderne tendens om in het theater het publiek vooral interactieve belevenissen te bieden, in plaats van zomaar een voorstelling.

Het woord belevenis klinkt misschien meer als een ritje in een achtbaan dan als een serieuze kunstuiting, maar een aantal voorstellingen op het festival bewijzen het tegendeel. De twee theatervormgevers Roos van Geffen en Dries Verhoeven maakten ieder een voorstelling, die louter te categoriseren is als ‘ervaringstheater’.

Van Geffen maakte de voorstelling Immens, waarin negen mimers in een eigen papieren kubus ieder één toeschouwer vertroetelen, al luisterend naar verhalen over kimono’s, citroenpitjes en over honden die gelukkiger zijn dan mensen omdat ze iedere dag hetzelfde willen en nooit iets nieuws. Buiten je eigen kubus hoor je de bezigheden in de andere acht en zo slaan de gedachten over cyclisch leven en uniciteit terug op de voorstelling zelf. Immens is een zuivere en diepzinnige ervaring.

Is er in Immens nog één speler per toeschouwer, in Verhoeven’s installatievoorstelling Uw koninkrijk kome -eerder te zien op Boulevard in Den Bosch- zijn er zelfs helemaal geen acteurs meer. Behalve uzelf en één medetoeschouwer, naar wie je in een afgesloten ruimte zit te kijken. Via een glasplaat en een geluidsband wordt de ander op subtiele wijze tot personage gemaakt.

Naast de opvallende overeenkomsten (blote voeten en kopjes thee) zijn de voorstellingen dieper verwant. Het is hyperkleinschalig, direct en romantisch theater en dat heeft, veel meer nog dan reguliere voorstellingen, als voorwaarde dat het publiek een open houding aanneemt en welwillend alle gebeurtenissen ondergaat.

Van een heel ander kaliber is de interactiviteit van Titus, geen Shakespeare van The Glasshouse. Het toneelstuk van Gerardjan Rijnders uit 1988 over een controversiële Amerikaanse, door een neonazi vermoorde radiodeejay is een radiotalkshow waarin alle bellers antisemieten, verkrachters of gewoon gek zijn. Door het stuk zijn fragmenten uit Shakespeare’s uiterst bloedige tragedie Titus Andronicus vervlochten. Bloedige woorden lijden tot bloedige daden, lijkt het motto.

Voor deze nieuwe opvoering herschreef Rijnders het stuk radicaal. De teksten die twintig jaar geleden nog een hoog Rondom Tien-gehalte hadden, lijken nu rechtstreeks overgenomen van DeStand.nl of politieke weblogs. De première werd gisteravond live uitgezonden door het VPRO radioprogramma De Avonden, zodat luisteraars live konden inbellen. Ook het publiek in de zaal had een paar telefoons tot haar beschikking.

Het herschrijven van Titus, geen Shakespeare is echter geen gelukkige keuze gebleken. Een bombardement aan politiek incorrecte meningen was twintig jaar geleden wellicht nog schokkend, nu zijn er hele televisiezenders en een scala aan websites waar je niet anders meer hoort of leest. Maar vooral de publieksparticipatie -of beter: het gebrek daaraan- was ergerlijk. Er waren welgeteld drie bellers die zich in het gekrakeel van de zeven acteurs durfden te mengen. Eentje om te melden dat ze nog nooit zo’n slecht radioprogramma had gehoord; een tweede met een ingewikkeld verhaal dat werd afgekapt en tenslotte iemand die zich afvroeg of er wel publiek was. Waarop het aanwezige publiek plichtmatige joelde. De beschikbare telefoons bleven ongebruikt op een lege stoel liggen.

Theater Festival a/d Werf, Utrecht, gezien 22/5/06. Aldaar nog t/m 27/5. Meer info op www.festivalaandewerf.nl
Titus, geen Shakespeare van The Glasshouse, regie Kees Roorda. Te zien in Amsterdam 15 t/m 17 juni. Meer info op www.beltitus.nl

« Vorige pagina
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity