Recensie DVD Box ‘Ko van Dijk, een hommage’

boekrecensies,Theatermaker — simber op 23 februari 2008 om 17:33 uur
tags: , , , ,

Bij de 65e verjaardag van Joop van den Ende kreeg hij als verrassing een in het geheim samengestelde DVD-box met opnames van zijn grote held Ko van Dijk. Deze box met tien schijven is alweer een tijdje beschikbaar voor het theaterminnende publiek dat zich voor minder dan de prijs van een eersterangskaartje in een willekeurige schouwburg 35 uur lang kan laven aan de 44 jarige carrière van Nederland’s meest bewonderde acteur.

Het gaat om tien toneelregistraties (veelal televisiebewerkingen van voorstellingen voor de AVRO of de KRO), zeven oorspronkelijke televisiedrama’s, een miniserie (De Marseillaanse trilogie) enkele interviews en documentaires, en als sluitstok een nieuwe documentaire van Ireen van Ditshuyzen en Hans Pool.

Maar hoe blij we ook mogen zijn met de multimediale ontsluiting van de theatergeschiedenis, moeten we niet vergeten dat naast de technische, juridische en organisatorische barrières met het verleden de culturele drempels altijd nog het hoogst zijn. Anders gezegd: een groot deel van de films voldoet aan alle vooroordelen die moderne kijkers kunnen hebben over theater op televisie: ze zijn saai, statisch en sloom.

En tjongejonge, wat was dat oorspronkelijke televisiedrama uit de jaren zestig eigenlijk beroerd. Het weeïge pilotendrama De dertig seconden uit ’64 bijvoorbeeld: flirten met morele dilemma’s in de glamoureuze luchtvaartwereld, maar feilloos iedere confrontatie uit de weg gaan. Daar staat tegenover dat de erg geestige thriller De man, de vrouw en de moord, ook met Mary Dresselhuys zeer het aanzien waard is en dat Mooi weer vandaag zelfs nu nog weet te ontroeren.

Maar toch, overal zie je toch regelmatig het fonkelen van het acteursgenie van de grote man. Zoals in Oscar, een talige klucht uit 1960, waarin de arme Guus Oster de aangever moet spelen en zijn teksten in mitrailleurtempo uitbraakt, terwijl Van Dijk hem met één goed geplaatste beweging van zijn wenkbrauw overtroeft, als een luie kikker die een vliegje verschalkt.

Dan krijg je ook ineens een idee waar het talent zat bij Van Dijk: hij is bliksemsnel. Heen en weer schakelend tussen emoties, in en uit rollen stappend, vaak net even te lang wachtend en dan twee onverwachte stappen doen en dan nog een derde. Natuurlijk is er meer: Van Dijk weet als van nature sympathie en medelijden op te wekken, hij is geestig en heeft een volkse charme. Maar al die dingen blijken erg tijdgebonden. Als hij het over acteren heeft praat hij over inleven en waarachtigheid, maar dat is er nu niet meer aan af te zien. De huidige toeschouwer ziet vooral techniek en dat fenomenale tempo.

Als je dat ziet, begrijp je ook meer waarom hij zo snel verveeld was. In de documentaire vertellen collega’s daar een aantal kostelijke anecdotes over: na de première had Van Dijk het al snel gezien en ging hij grappen verzinnen om zijn werk van afwisseling te voorzien. Hij speelde bijvoorbeeld een hele voorstelling in de stijl van Albert van Dalsum, of deed alsof het regende en zocht beschutting onder een decor-boom.

Die documentaire is overigens uitstekend: Hans Croiset vertelt over de onzichtbare jongen met het vreselijk Amsterdamse accent na de oorlog en met een beslissende rol van Sjarov uitgroeide tot een toneelheld. Het wordt goed duidelijk dat Van Dijk geen intellectueel was, maar wél alles las over hoe andere acteurs de rollen deden die hij moest gaan spelen.

Daarnaast vertellen Ellen Vogel, Jeroen Krabbé en andere grootheden van het soort dat regisseren uitspreekt als “rezjiseren” over de liefde, het onderwijs en de streken van Ko, die volgens een van hen “het belazeren tot kunst heeft verheven”. En allemaal hebben ze het over zijn ogen, de doordringende blik, het vuur erachter, waarmee hij je als een dompteur bespeelde. Zo bepalend was die blik dat Anne-Wil Blankers toen ze hem opgebaard in de Stadsschouwburg zag liggen alleen maar kon denken: ik heb hem nog nooit met gesloten ogen gezien…

Als toetje staan er op een van de DVD’s ook nog twee volledige interviews, één uit 1966, waarin hij zwierig rokend zeer verguld zit te zijn met zijn rol van beste toneelspeler van Nederland en een ander bij hem thuis door een piepjonge Paul Haenen met een bijrol voor Van Dijk’s zoon Peter-Jan.

Boekrecensie: Blokboek/Blokschijf

boekrecensies,Theatermaker — simber op 23 februari 2008 om 17:28 uur
tags: , , , ,

Toen de Prosceniumprijs in 2006 werd uitgereikt aan Tom Blokdijk moeten er veel mensen zijn geweest, zeker onder de jongere aanwezigen, die dachten: ‘Leuk hoor, maar wie is dat eigenlijk?’ Want de rol van dramaturg en bewerker, waarvoor de jury hem vooral lauwerde, speelt zich niet af op de voorgrond. Tom Blokdijk is behalve dramaturg ook beschouwer, chroniqueur en polemist en juist om die kant van zijn werk te (her)ontdekken heeft het TIN een buitengewoon fijne uitgave gedaan: BlokboekBlokschijf.

Het is vooral prettig dat de redactie heeft bedacht dat het voor een overzichtswerk in deze moderne tijden niet meer nodig is een kleine selectie te maken uit het werk van een auteur, maar dat je alles kunt ontsluiten. Zo ontstond de combinatie van het Blokboek – een mooi, in constructivistisch rood/zwart/wit vormgegeven boek, met artikelen van anderen over Blokdijk – en de Blokschijf, een cd-rom met daarop 98 artikelen van Blokdijk zelf, plus nog wat biografische informatie. (Op Windows-computers heeft de schijf een paar handige zoek- en filterfuncties die gebruikers van andere systemen moeten ontberen, maar door de heldere indeling is de schijf ook voor hen goed bruikbaar.)

De artikelen van Blokdijk worden met weinig context gepresenteerd, maar dat geeft niet. De context is steeds het veranderende theaterklimaat tussen 1970 en 2007, met daarin de vrij constante stem van Blokdijk die het keer op keer opneemt voor ‘theater dat je dwingt op een bepaalde manier naar de werkelijkheid te kijken’. De meest in het oog springende verandering in deze artikelen is het terugkomen op de revolutionaire spelling waarin de ‘kritiese analieses’ uit de vroege jaren zeventig zijn opgesteld.

De artikelen in het boek over Blokdijk variëren van een mooi persoonlijk artikel van theaterwetenschapper Anna van der Plas over Blokdijks opvattingen over acteren, tot een heldere beschrijving van de werkwijze van Blokdijk als dramaturg door Luc van den Dries en een wel erg cultuurpessimistisch artikel van Marianne van Kerkhoven. Meest waardevol is een glashelder betoog van Ellen Walraven (toch een beetje de geestelijk dochter van) over het belang van het denken van Blokdijk in de afgelopen decennia over ‘een paradigmawisseling (..) van een wereldbeeldbevestigend klassiek repertoiretoneel voor het brede publiek naar een meer subversieve vorm van theater dat probeert het hedendaagse levensgevoel gestalte te geven en erop te reageren.’

Alle discussies waarmee Blokdijk zich bezighoudt (grote zaal versus vlakke vloer, spreiding, publieksbereik, grote toneelhuizen versus kleine groepen, et cetera) zijn hierop terug te voeren. Wat opvalt, is dat Blokdijk buitengewoon scherp kan analyseren waarom de redenering van zijn tegenstander niet klopt waarbij hij vervolgens de neiging heeft het tegenovergestelde te bewijzen. Zegt het ministerie in 1986 dat het toneelbezoek in de vroege jaren tachtig is gedaald door gebrek aan kwaliteit, gaat Blokdijk een boom opzetten dat het publiek juist is afgehaakt door de toegenomen kwaliteit. Maar omdat hij niet zozeer argumenten ontkracht als wel een redeneertrant onderuit haalt, worden zijn eigen redeneringen net zo ongeloofwaardig als de redeneringen die hij bestrijdt.

Misschien is dit een gevolg van het door het Marxisme gevormde dialectische denken van de jaren zestig en zeventig, maar misschien komt het ook gewoon omdat Blokdijk vrijwel altijd schrijft vanuit woede. Die woede geeft de stukken bij herlezing soms iets ontevredens, maar vooral spreekt er zijn passie uit voor dat subversieve theater waaraan hij later bij Hollandia zelf ging bijdragen.

Walraven vindt het af en toe deprimerend dat het denken van Blokdijk zo weinig weerslag heeft gevonden in het cultuurbeleid. Blijkbaar is de paradigmawisseling nog niet voltooid. Maar je zou het ook anders kunnen zien: het subversieve theater moest haar positie bevechten vanuit een dialectische opstelling. Nu het een positie heeft verworven zijn er nieuwe ideologieën nodig.

Hoewel Blokdijks rol in het grote debat misschien is uitgespeeld (al schreef hij speciaal voor de bundel samen met Arthur Sonnen nog een lezenswaardig artikel over manieren om de grote zaal terug te winnen voor het progressieve toneel), blijft een groot aantal van zijn uitgangspunten van belang, met als voornaamste: ‘Hoe de discussie en het cultuurbeleid zich ook ontwikkelt, we moeten ervoor vechten dat dit gebeurt vanuit de kunstenaar.’ En dat blijft belangrijk, in welke discussie dan ook.

Recensie: ‘De Pianist’, door Edwin de Vries

Parool,recensies — simber op 19 februari 2008 om 02:11 uur
tags: , ,

Een vleugel staat midden op het toneel. Edwin de Vries komt op, doet zijn horloge af, pakt een pen uit zijn borstzakje en legt er beide voorwerpen neer op neer. Het zal het enige symbolische in deze voorstelling blijken, tot aan het eind. Wat volgt zal een tijdloos, onbeschrijfelijk verhaal zijn.

De Pools-Joodse pianist en componist Wladyslaw Szpilman ontsnapte aan de gruwelen van het ghetto van Warschau en overleefde als enige van zijn familie de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog schreef hij zijn ooggetuigenverslag, maar de nieuwe communistische regering van Polen verbood het boek.

Pas eind jaren negentig kreeg het werk grote bekendheid, en in 2002 werd het verfilmd door Roman Polanski, zelf kind in het ghetto van Krakau. In 2005 ging in Frankrijk een theaterversie in première, die nu door De Vries in het Nederlands is bewerkt.

De Pianist is een zeer sobere voorstelling, waarin De Vries onder fel wit licht Spilman’s verhaal vertelt. Eerst over het ghetto, waar kinderen worden doodgeknuppeld, invaliden met rolstoel en al uit het raam worden gegooid en er wordt gebedeld om een ui. Mensen sterven er sneller dan ze kunnen worden begraven. Later over zijn eenzame onderduik in een onbewoonde villa en de ene SS-er die hem helpt. Alles in Szpilman’s koele, registrerende stijl. Steeds is er tussendoor de muziek van Chopin, gespeeld door pianist Yoram Ish-Hurwitz, speciaal de nocturnes die zo’n bepalende rol speelden in Spilman’s leven.

De Vries is minder een natuurlijke verteller dan bijvoorbeeld Porgy Franssen of Frank Groothof, maar juist zijn kalme tempo en stille beheersing zorgen voor een knappe concentratie op het verhaal, niet op de speler. Soms lijkt hij echter even ontredderd door wat hij vertelt. Dat kan oprecht zijn -het moet als acteur geen gemakkelijke opgave zijn om dit verhaal avond aan avond te gaan vertellen- maar beter zou zijn als hij die ontreddering nog meer bij het publiek zou leggen.

De Tweede Wereldoorlog begint nu echt ver weg te raken. Alle medewerkers aan de voorstelling zijn van na 1945 en de echte Wladyslaw Szpilman is inmiddels overleden. Toch ligt de holocaust dicht onder de oppervlakte en komt hij steeds weer naar boven. Bijvoorbeeld als een hoogbejaarde zanger optreedt in zijn geboortestad, als er een oude boom moet worden gekapt of als een kunstenaar Anne Frank in een Palestijnensjaal hult. We hebben de oorspronkelijke verhalen van de slachtoffers en de overledenen nog steeds nodig om onze eigen tijd te begrijpen.

De Pianist door Impressariaat Jacques Senf en Matthijs Bongerman. Gezien 18/2/08 in Leiden. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 25 t/m 27/3. Tournee t/m 4/5. Meer info op www.depianist.info

Recensie ‘Kanonnenvlees’ van Opium voor het Volk

Parool,recensies — simber op 17 februari 2008 om 23:47 uur
tags: , ,

De Creatieve Industrie, die zal Amsterdam redden. Sinds de Amerikaanse econoom en socioloog Richard Florida zijn boek De opkomst van de creatieve klasse schreef, doen beleidsmakers en planners ineens hun best om het de culturele sector naar hun zin te maken; dat zou zorgen voor meer hoogwaardige industrie en economische bedrijvigheid. Kunstenaars hebben zich deze hernieuwde aandacht tot nu toe stilletjes laten welgevallen, maar in de culturele broedplaats op het NDSM-terrein in Noord wordt nu een artistiek antwoord geformuleerd.

Kanonnenvlees heet de voorstelling en hoewel de twee personages kunstenaars zijn, lijkt hun werk vooral te bestaan uit netwerken, borrelen en visitekaartjes verzamelen. John is wat ouder, maar nooit echt doorgebroken en kent het klappen van de zweep, Wieke is jong en best getalenteerd en zoekt een mentor. Natuurlijk krijgen ze een relatie, natuurlijk overvleugelt de leerling al snel de meester.

De voorstelling valt vooral op door de consequent volgehouden groteske speelstijl. Alsof de twee hun kunstenaarschap constant moeten bewijzen door overdreven verheven en dramatisch te doen over hun leven en werk. Om het nog erger te maken hebben de twee acteurs, Vincent Rietveld en Annelien van Binsbergen, ook nog fantastisch belachelijke kleren aan: strakke roze leggings en snowboots. Dat soort trucs kan snel irritant worden, maar de twee spelers weten de juiste mix van ernst en ironie te maken en trekken het publiek moeiteloos de voorstelling in. Maar ook het geweldige, inventieve decor van Esther Kempf en de electronische kunst van Wieke van Keez Duyves (van Pips:Lab) vallen op.

Smakelijk en soms pijnlijk accuraat weet de voorstelling het levensgevoel van de creatieve stedeling neer te zetten. Het cynisme tegenover de subsidiegevers -“Ze hebben het weer eens niet begrepen”, roept John uit na een telefonsiche afwijzing- staat tegenover de grenzeloze verering van galeriehouder en kunstpaus “Paul”; iedere keer als zijn naam valt schieten de acteurs in slowmotion van begeerte en ontzag. Het is alleen jammer dat de voorstelling niet scherper durft te zijn. Moeten deze stumperds nou ons medelijden of onze afkeuring wekken? Misschien putten de makers ook wel veel uit eigen ervaring. Nederland leidt erg veel kunstenaars op en middelmatige kunst is daar een ergerlijk maar onvermijdelijk gevolg van.

Maar Opium voor het Volk zou zelfverzekerder mogen zijn. De jonge theatergroep rond twee schrijvers, Willem de Vlam en Tom Helmer, laat nu al drie of vier voorstellingen achter elkaar zien dat ze intelligent theater weet te maken, dat herkenbaar en volstrekt toegankelijk is. Ze stellen per voorstelling een artistiek team samen en weten daarin steeds een interessante mix te maken van getalenteerde acteurs, regisseurs en vormgevers.

Kanonnenvlees van Opium voor het Volk. Gezien 16/2/08 op de NSDM Werf. Aldaar t/m 2/3. Meer info op www.opiumvoorhetvolk.com

Recensie: ‘De Goede Dood’ van Impresariaat Wallis

Parool,recensies — simber op 10 februari 2008 om 22:54 uur
tags: , ,

Over de spreekwoordelijke Nederlandse tolerantie wordt inmiddels meestal in de verleden tijd gesproken, ons liberale prostitutie- en sofdrugsbeleid staan onder druk, maar ‘Nederland gidsland’ heeft in ieder geval nog twee puntjes van trots: abortus en euthanasie hebben we maar mooi bij wet geregeld. In Nederland gaan we bij uitzichtloos en ondragelijk lijden rationeel, pragmatisch en onsentimenteel met de dood om.

Maar kun je daarover wel warmbloedig en spannend toneel maken? Schrijver/regisseur Wannie de Wijn en zijn spelers zijn verrassend ver gekomen. De Wijn schreef een stuk over een man met longkanker, dat speelt de dag vóórdat zijn dokter en vriend hem de fatale injectie zal geven. ’s Avonds komt de kleine familie bij elkaar: een broer in zaken, een andere broer die autistisch is, maar wel heel aardig piano kan spelen. De vriendin, die eerder met de zakenbroer was en een bijna volwassen dochter.

Ze praten en ze drinken veel en ze ruzieën ook nog wat. Vooral de botte zakenbroer -geweldig gespeeld door Huub Stapel- weet steeds op het verkeerde moment een nare opmerking te maken of over de erfenis te beginnen. De larmoyantie, die toch altijd op de loer licht bij een dergelijk onderwerp, wordt prima in balans gehouden door de humor en de soms harde woorden tusssen de personages.

Vooral de handigheid van De Wijn valt op: met minimale middelen weet hij razendsnel de vertrouwde sfeer van een familie neer te zetten, met eigen rituelen en gewoontes. Wat dat betreft benadert zijn werk af en toe de klasse van Maria Goos. Ook castte hij handig Wilbert Gieske als de terminale patiënt. Omdat je hem dagelijks bij GTST op televisie ziet, heb je het gevoel dat je hem goed kent en wekt zijn lot medelijden.

Toch is de voorstelling utilitair: een soort SIRE-spotje ‘Euthanasie doe je niet zomaar’, met tranen op het eind. Er mist een echt conflict, want vanaf het begin is duidelijk dat Robert zal sterven. De personages zijn op en top Nederlands, niemand is principieel tegen euthanasie, maar als het ineens zo dichtbij komt, moet er wel het nodige getwijfeld en bespiegeld worden. De Goede Dood is daarmee uiteindelijk emotie-porno, waarbij de daad bestaat uit de injectie van de arts en het publiek in de zaal voldaan zit te grienen.

De Goede Dood van Impresariaat Wallis. Gezien 8/2/08 in Amstelveen. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 7/3 t/m 9/3, tournee t/m 18/5. Meer info op www.impresariaatwallis.nl

Recensie: ‘Mightysociety5’ van Eric de Vroedt

Parool,recensies — simber op 8 februari 2008 om 00:18 uur
tags: ,

Acht hokjes in een theaterzaal met smalle gangen ertussen. Voor het vijfde deel van het Mightysociety-project -10 voorstellingen over de toestand in de wereld- liet schrijver en regisseur Eric de Vroedt het model van de afgelopen delen –bijeen gesampled politiek drama met talloze actuele verwijzingen- los en maakte iets heel nieuws. Een installatie met acht minivoorstellingen in een soort studentenkamers waar per keer maar vier of vijf mensen kunnen toekijken. Op een avond kun je er (als je vroeg begint) vier van zien. Tussendoor spelen de elf acteurs –allemaal net afgestudeerd aan de toneelschool- met elkaar in de gangen en de open ruimtes.

Ook de thematiek is anders, abstracter. Geen tirades over Nederland, globalisering of terrorisme deze keer, maar rake, kleine verhalen over de idealen en utopieën van vroege twintigers. Een jongen die zich heeft ondergedompeld in het computerspel World of Warcraft, een meisje dat afscheid wil nemen van haar robot-man en Keniaanse zangeres die via YouTube wereldroem zoekt. Door de intieme opstelling doen sommige momenten terugdenken aan de enorme intensiteit die uitging van MightySociety2, waarin je met twaalf andere toeschouwers op een hotelkamer was opgesloten met een zelfmoordterrorist.

Als installatie is de voorstelling wel een beetje gebrekkig. Het publiek mag vrij rondlopen, maar in- en uit de kamers lopen blijkt niet echt de bedoeling. Meestal negeren de spelers de toeschouwers, alsof we onzichtbaar een kijkje in hun leven kunnen nemen, maar als op een moment iedereen gaat feesten –in een intrigerende mengeling van evangelische extase en heftig dansen- moeten we ineens meedoen.

En ook inhoudelijk is er wel wat op Mightysociety5 aan te merken. Want De Vroedt’s ideeën over de ‘de jeugd van tegenwoordig’ zijn soms erg clichématig: technologie leidt tot individualisering videogames tot geweld, talent tot ijdelheid. Het lijkt soms alsof hij eerder zijn eigen generatie, die idealen abstract en wereldomvattend bekijkt, op de snijtafel legt. Zijn jongere spelers lijken juist pragmatischer en meer op hun directe omgeving gericht. Idealen blijken in alle episodes ondergeschikt aan liefde, relaties en het opbouwen van een identiteit. Dit ‘generatieconflict’ had wel iets explicieter gemogen. Overigens is de toekomst van Nederland volgens De Vroedt opvallend –om niet te zeggen ongeloofwaardig- wit.

Maar toch. Uiteindelijk wint het intrigerende van de voorstelling het van de bezwaren. Een aantal van de jonge spelers is opvallend goed en het raamwerk zit zo ingenieus in elkaar, dat je nieuwsgierig een volgend bezoek overweegt, om de puzzelstukjes en verhaallijnen in elkaar te leggen.

Met deze voorstelling is Mightysociety op de helft. De serie katapulteerde Eric de Vroedt naar eredivisie van jonge theatermakers en zette een nieuwe standaard voor expliciet geëngageerd theater. Na vier voorstellingen thriller-achtig teksttoneel slaat hij met Mightysociety5 een frisse richting in, die opnieuw nieuwsgierig maakt wat de volgende vijf delen in petto hebben.

Mightysociety5 van Eric de Vroedt. gezien 6/2/08 in Rotterdam. Te zien in Amsterdam (Frascati) 19 t/m 23/2. Tournee t/m 28/3. Meer info op www.mightysociety.nl

Recensie: ‘Volmaakt geluk’ van Rick Engelkes Producties

Parool,recensies — simber op 5 februari 2008 om 01:40 uur
tags: , ,

De marketinggoeroe’s die Nederlanders haarfijn in groepjes weten in te delen zouden wel raad weten met het stel Ellen (Renée Soutendijk) en Tom (Rick Engelkes). Het zijn kosmopolitische hedonisten, in de veertig, getrouwd, allebei een goeie carrière en bewust geen kinderen. Hun voorkeur in politiek, tijdschriften en vakanties zou zo uit de computer moeten kunnen rollen.

Maar als hun jongere vriendin Mara (Isa Hoes) hen tijdens een etentje opbiecht dat zij nu het nog kan toch nog een kind wil –maar geen man- zet dat de verhouding tussen de echtelieden op scherp. Blijkbaar hebben ze de afgelopen twintig jaar alleen maar doorgebracht met kibbelen over olijfolie en witte wijn, terwijl ze over belangrijke zaken alleen maar “een soort van” of “bij wijze van spreken” kunnen praten. Bovendien wil Mara niet naar de spermabank, maar een leuke man als vader. Iemand als Tom misschien? Tom zelf…?

Volmaakt geluk hoort tot het in Nederland niet veel voorkomende genre boulevard-toneel: onpretentieus amusementstoneel, vlot in elkaar gezet, met een beetje komedie, licht drama en een toefje spanning, zonder al te veel psychologische diepgang of poëtische taal. De drie rollen zijn netjes op maat gesneden van de beperkingen van de acteurs. Niet die van Soutendijk, natuurlijk, zij houdt moeiteloos de aandacht vast. Maar Engelkes blijft toch altijd de vleesgeworden jongensachtige olijkheid en Hoes valt naast de steractrice en de rascharmeur toch een beetje flets uit.

Toch valt niet te ontkennen dat Hoes en Engelkes een prettige chemie hebben op het podium en die wordt door schrijvers Charles den Tex en Peter de Baan (tevens regie) goed uitgebuit. Natuurlijk komen Tom en Mara tot elkaar, mede door een mega-verkoop van Tom’s bedrijf, waarin Mara de bankzaken regelt. Maar Tom laat Mara zichzelf ook een niet-zo-legale bonus over de gigadeal uitbetalen, zodat hij iets ‘op haar heeft’, zoals Joran van der Sloot zou zeggen. Dat is het begin van een venijnig randje, waarmee deze lichtgewicht voorstelling aan het eind een onverwachte maar niet onaangename draai naar psycho-thriller maakt.

Toch is het storend dat de voorstelling zo onverbloemd een marketing-vehikel is. De acteurs kunnen geen ijsje eten of er wordt wel een produkt geplugd. Ook de acteurs moeten zichzelf verkopen. Soutendijk en Engelkes doen halverwege een volledig overbodige –en zelfs een beetje genante- rap-act met een trommel, maar krijgen daarvoor toch wel een open doekje. Engelkes is geen groot acteur of theatermaker, maar jemig wat kent hij z’n publiek goed.

Volmaakt geluk van Rick Engelkes Producties. Gezien 4/2/08 in Amstelveen. Tournee t/m 10/5. Meer info op www.volmaaktgeluk.nl

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity