Recensie ‘Het mysterie van niks en oneindig veel snot’ van Dood Paard

Het publiek komt binnen, maar de voorstelling blijkt al een half uur bezig. Vervelend, maar geen probleem: de spelers Wessel Schrik en Manja Topper – in circusachtige ruimte-overalls en een raketje om hun heupen – verplaatsen het hele publiek naar Jupiter. Als je vanaf daar door een supertelescoop naar de Aarde tuurt, kijk je dertig minuten het verleden in en kunnen we toch nog het begin zien.

Die combinatie van speelsheid en natuurwetten is het kenmerk van de natuurwetenschappelijke jeugdboeken van Jan Paul Schutten. Eerder maakte Dood Paard een bewerking van zijn biologieboek Het raadsel van alles wat leeft, nu spelen ze Het mysterie van niks en oneindig veel snot – een 10+ voorstelling over natuur- en sterrenkunde.

Schrik en Top kibbelen als mensen op ruimtereis, atomen en manische verhalenvertellers. De uitleg over de oerknal, supernova’s en donkere materie is over the top, zonder de majestueuze kalmte die vaak hoort bij vertellers van Big History. Het nadeel is dat je daarmee wel erg hap-snap door de betawetenschap heen beweegt; het voordeel is dat ieder onbegrijpelijk stukje al snel weer wordt opgevolgd door een iets behapbaarder weetje.

Anders dan de speels precieze tekeningen van Floor Rieder in het boek kiest Dood Paard in de toneelvormgeving (van Michael Yallop, Ramses van den Hurk, Carmen Schabracq en Bas Kosters) voor anarchie met keukeninventaris. Als de aarde zo groot is als een spruitje, is Jupiter een watermeloen en de zon een ballon die groter is dan de al behoorlijk lange Schrik. Maar er zijn ook sterren zo groot als het Westerpark.

Topper is steeds degene die toenadering zoekt, Schrik stoot af – hij moet alweer door naar het volgende brokje. De hoge energie en de flauwe vieze grapjes (‘thermoreter’) over poep en seks zorgen dat het ver weg blijft van een theatercollege of een schoolles.

Het toneel eindigt in grote chaos, met pakken zout en pasta, opgeblazen en geknapte ballonnen, en inderdaad heel veel snot. The end.

Het mysterie van niks en oneindig veel snot van Dood Paard. Gezien 18/3 in De Krakeling. Aldaar nog 4 t/m 8 april en 26 t/m 28 mei in Frascati. Mysterievanniks.nl

Recensie ‘Circus Charms’ van Frank & René Groothof

Parool,recensies — simber op 2 oktober 2020 om 09:40 uur
tags: , , ,

71 en 73 zijn ze inmiddels, maar het blijven broertjes. Frank en René Groothof spelen voor het eerst sinds lange tijd weer samen in een voorstelling, een vrolijke show vol onderling gemopper, geruzie met een uitbundige finale.

De 7+voorstelling Circus Charms is gebaseerd op de kinderverhalen en –gedichten van de Russische, absurdistische schrijver Daniil Charms. Charms (1905-1942) was onderdeel van de bloeitijd van de Leningradse avant-garde in de eerste jaren van de Sovjet Unie. Nadat Stalin de kunstpolitiek omgooide raakte hij, net als vele collega’s, in het ongerede. Na een verbanning naar Koersk schrijf hij alleen nog, met veel succes, voor kinderen. (Een deel van dat werk is te lezen in de onvolprezen bundel Bij mij op de maan, briljant vertaald door Robbert-Jan Henkes)

In Circus Charms is Frank Groothof is Kolka de circusdirecteur. Met een hoge hoed en een lange jas is hij de baas over dressuurpaarden, trapezeartiesten, een sterke man en het achtkoppig ensemble Seasession, dat muziek speelt van tijdgenoten van Charms, onder andere Alexander Mosolov en Alexei Deshevov. Maar wat zit er nou voor een vervelende man in het publiek er de hele tijd doorheen te praten?

Dat is René Groothof, die als Petka zo graag mee wil doen met het circus, maar helaas niets kan. Kolka wil van hem af, maar Petka verzint steeds iets nieuws. De voorstelling draait zo om de confrontaties tussen de rechtlijnige en chagerijnige Kolka en de vrolijk naïeve interventies van Petka. De confrontaties gebeuren nu eens met de van logica gespeende dialoogjes van Charms, dan weer met rake slapstick – de twee zeventigers zijn nog opmerkelijk soepel.

De dynamiek is bekend van Bert en Ernie of de dikke en de dunne, en met de uitgebeende taal van Charms weten de Groothofs ook naar Beckett te verwijzen. De muziek schettert en bonkt en klinkt verbazend modern en het toneel ziet er feestelijk vol uit (decor en kostuums zijn van Lynne Leegte), met circusslingers waar ook sokken tussen hangen en veel glitters en bij elkaar verzamelde accesoires voor de muzikanten. Sjeng Schupp maakte mooie animaties die hij live veejayt op de muziek.

Tegen het eind wordt de setting van het circus verlaten voor een tocht per vliegtuig naar Brazilië. Dat wordt ook de inzet van deze voorstelling helder. Charms’ absurdisme is niet nihilistisch, maar een afwijzen van de regels van het alledaagse, ten faveure van de fantasie.
De speelsheid van de broertjes Groothof is daarop een mooie aanvulling.

Circus Charms van Frank en René Groothof met Ensemble Seasession. Gezien 26/9/20 in De Krakeling. Oa nog te zien in het Muziekgebouw aan het IJ (18/10) en CC Amstel (29/11) www.allesvoordekunsten.nl

Opening De Krakeling op het Westergasterrein

Het was nog geen officiële opening afgelopen zaterdag, maar het publiek is meer dan welkom in Theater De Krakeling. Het theater speciaal voor kinderen en jongeren verhuisde in juli na 42 jaar van de Nieuwe Passeerdersgracht achter het Leidseplein naar het Westergasfabriekterrein.

De ingang is nu recht tegenover bioscoop Het Ketelhuis aan het drukke cultuurstraatje dwars door het Westergasterrein. Voor aankleding is nog nauwelijks tijd geweest. “We zijn hier op 1 juli met een verhuiswagen vol spullen aangekomen”, zegt directeur Kees Blijleven. “Onze eerste prioriteit was dat er voorstellingen kunnen spelen.”

De verhuizing naar deze locatie ging veel sneller dan bedacht: het was bekend dat het oude pand stevig gerenoveerd moest worden, maar de coronacrisis brachte de plannen in een stroomversnelling. Blijleven is zeer in z’n sas met de nieuwe plek: “Kinderen kunnen hier buiten veilig rondrennen en in de wijken hieromheen wonen veel meer, heel diverse mensen.” Ook fijn voor scholen: voor touringcars met klassen is het theater beter bereikbaar.

Binnen herkennen vaste bezoekers de limonade tafel en de knutselkast. Aan de rand van de foyer staat een van de banken uit het oude theater. De tafelbladen zijn gemaakt van de oude houten toneelvloer.

Eerder deze maand speelde hier al een paar jeugdvoorstellingen ter gelegenheid van het Nederlands Theaterfestival, maar nu staat de eerste eigen productie er. Die eerste nieuwe voorstelling is Waarom is het stil in de stad?, over Amsterdam in coronatijd voor kinderen vanaf acht jaar. Regisseur Jörgen Tjon A Fong interviewde samen met spelers Birgit Schuurman en Tarikh Janssen zes Amsterdamse kinderen over hoe ze het thuisblijven beleefd hebben.

Schuurman en Janssen spelen de interviews precies na, met alle kuchjes en versprekingen. Dat werkt herkenbaar voor de kinderen en is grappig, vooral als de kinderen gaan uitleggen waar het toneelstuk over gaat. De verhalen van Ayoub, Chico (Schuurmans eigen zoon van 11), Nacif, Chloé, Katie en Bilal reflecteren de zorgen van ouders, het gemis van opa en oma, maar ook de vrolijkheid van de gekke tussentijd van de lockdown. “Kinderen maken alles lichter”, observeert Janssen, maar hij speelt ook Bilal, die aan het begin van de coronacrisis zijn opa en oma verloor.

Tjon A Fong is geïnspireerd door de nieuwe zaal, die hij nog kent als het oude MC theater. “Je kunt de zijwanden weghalen en er één grote ruimte van maken. Ik droom van immersieve voorstellingen waarbij er nauwelijks onderscheid is tussen spelers en publiek.” Maar eerst is er voor hem en zijn gezelschap Urban Myth nog een lobby te winnen: hij is een van de gezelschappen die een positieve subsidiebeoordeling kreeg, maar vanwege geldgebrek onder de zogenaamde ‘zaaglijn’ terecht kwam.

Ook Blijleven heeft een financiële opdracht: de huur van het nieuwe theater is flink hoger. “We gaan nu ook in de zomer voorstellingen presenteren, hopelijk ook buiten op het Westergasterrein. En ik zie heel veel mogelijkheden voor samenwerking met festivals.” Cinekid organiseert komende herfstvakantie al activiteiten in De Krakeling, volgend jaar worden er waarschijnlijk ook films vertoond.

Blijleven wil een jaar de tijd nemen om de nieuwe locatie helemaal klaar te maken. Een gouden kans biedt in ieder geval de enorme witte wand in de foyer – die verder geen uitzicht heeft. Die verdient net zo mooie trompe-l’oeil wandschildering als het oude theater.
Hopelijk zijn de coronamaatregelen volgend jaar voorbij en kan de officiële opening een spetterend feest worden.

Recensie: ‘Wie heeft mijn vader vermoord’ van ITA

Parool,recensies — simber op 5 juni 2020 om 10:02 uur
tags: , , , ,

Het was vertrouwd en o zo vreemd. Na 81 dagen theatersluiting mochten de schouwburgen gisteren weer open. ITA had meteen een stevige première klaar staan, de monoloog Wie heeft mijn vader vermoord van de Franse literaire sensatie Edouard Louis; vertaald, bewerkt en geregisseerd door Ivo van Hove; en gespeeld door Hans Kesting.

Bezoekers moeten verklaren dat ze geen koorts hebben, worden één voor één naar de foyer gebracht en daarna op naam afgeroepen om naar de Rabozaal te lopen. Op het enorme toneel staat daar een kleine tribune met tussen alle toeschouwers drie lege plekken en een lege rij. Zo passen er dertig mensen in. Het is een zonderlinge ervaring om zo een voorstelling te zien, tegelijk intiem en stug. De zaal blijft kil in plaats van op te warmen door alle mensenlichamen.

Op zich past dat goed bij de wereld van Edouard Louis. Wie heeft mijn vader vermoord is een autobiografische roman waarin Louis terugkeert naar het arme arbeidersdorp om zijn fysiek afgetakelde vader te bezoeken. Hans Kesting schetst beide mannen met afgebakend palet aan gebaren, stemmen en manieren van staan en lopen. Ook speelt hij de schrijver als kind, een gevoelige jongen die al vroeg weet dat hij homo is en de harde, gewelddadige vader in de kracht van zijn leven. Met kromme rug en vuisten in zijn trui als onnatuurlijke buik als kapotgewerkt wrak; kinderlijk sensueel dansend op nineties disco als onbegrepen jongen; en dan weer pratend als de een in de houding van de ander.

De jeugd van Louis was kil. Het dorp is gewelddadig en conservatief. Opmerkelijk is dat Louis het niet altijd zachtzinnige oordeel over zijn achtergrond steeds voorziet van de politieke context; armoede, achterstand en stompzinnige ideeën over mannelijkheid zijn het gevolg van politieke beslissingen elders. Hij schrijft over zijn familie en vrienden als ‘mensen die van niemand hulp krijgen’.

Het antwoord op de vraag van de titel van deze voorstelling is dan ook een beschuldigend uitgesproken rij namen van Franse politici, van Chirac tot Macron. Zíj zijn het die door het sociale vangnet te ontmantelen en de armste delen van het volk als lui te bestempelen het lichaam en het esprit van zijn vader hebben gebroken.

Corona blijft dus ver weg in deze eerste voorstelling van een serie solo’s die de komende maanden bij ITA te zien is. Maar toch malen de associaties door: de afstand tussen ons als toeschouwers, de wetenschap dat de coronacrisis zo verschillend ingrijpt bij verschillende groepen, de kaalheid van de ruimte op het podium – slechts een bed en een televisietoestel in een grijze kamer die in een smerige oorlogszone lijkt te staan. En toch ook een paar momenten waarin Kesting herinneringen van de zoon aan de vader vertelt over hachelijke autoritten en de film Titanic, waarin je meegesleept wordt en er even een nieuw theatraal hier en nu ontstaat.

Theater voelde even als iets nieuws. En daardoor ook als een droom: scherp en helder op het moment zelf, maar je grip erop vervliegt als je de zaal verlaat.

Wie heeft mijn vader vermoord van ITA. Gezien 1/6/20 in de Stadsschouwburg. Aldaar nog t/m 28/6 en van 5/8 t/m 23/8. Ita.nl

Recensie: De Kersentuin van ITA (HF)

De Engelse regisseur Simon McBurney werd in Nederland geïntroduceerd door het Holland Festival met The Master and Margarita in 2012 en regisseerde sindsdien een aantal opera’s bij de Nationale Opera en Ballet. Nu maakt hij zijn debuut bij Ivo van Hove’s ITA met een überklassieker: Tsjechovs Kersentuin.

Waar Van Hove in de angelsaksische theaterwereld vaak ‘a maximalist minimalist’ wordt genoemd – waarmee denk ik wordt bedoeld dat hij spaarzame theatermiddelen gebruikt, maar dan tot uiterste intensiteit opvoert – zou je McBurney juist een minimalistische maximalist kunnen noemen. In zijn voorstellingen gebeurt heel veel, maar de impact lijdt eronder.

Zo ook De Kersentuin, die tegelijk komisch, tragisch en geëngageerd wil zijn, in alledrie die registers mooie momenten heeft, maar als geheel onbevredigend blijft.

Opvallendste kenmerk aan deze enscenering zijn de beige pakken, bloemetjesjurken, wijde pijpen en brede stropdassen (ontwerp Fauve Ryckebusch). McBurney verplaatste de handeling – spilzieke landeigenenares Amanda (Chris Nietvelt) omringd door mensen met verantwoordelijkheidsvakantie moet haar landgoed verkopen – naar het Nederland van de jaren ’70. Robert Icke (die vorig seizoen een mooie, geheel naar het heden gehaalde Oedipus schreef en regisseerde) bewerkte de tekst en plaatst heel subtiel accenten op jaren ’60 idealen en de wens tot ongebondenheid van een gegoede klasse die de nieuwe tijd niet aankan.

De vet aangezette vormgeving geeft zeker aan het begin ruimte voor kluchtige scènes. De spelers komen door gemimede deuren (met geluidseffect) het houten platform op dat de kinderkamer voorstelt. Eromheen een enorm grasveld omsloten door een rond videoscherm dat een Hollands landschap met electriciteitsmasten en energiecentrale toont. De stemmen van achterop toneel krijgen een lichte echo mee, alsof ze vanuit een flashback praten.

Maar hoe clownesk de personages zich ook gedragen, Tsjechov toont altijd ergens hun tragische kern; het zelfinzicht van de kletsgrage, lollies sabbelende broer (Bart Slegers), het nihilisme van de stuntelige boekhouder (Robert de Hoog), de onbeantwoorde liefde van de verstandige maar saaie dochter (Janni Goslinga). Het blijft prachtig om te zien hoe de acteurs van dit ensemble een komische act kunnen doen en dan met een handbeweging of een halve zin de ijzingwekkende afgrond van hun personages kunnen laten zien.

Het geëngageerde aspect van deze Kersentuin gaat over de schulden uit het verleden die we meedragen in het heden. Op het landgoed is jaren geleden het zoontje van Amanda verdronken. We horen hem af en toe nog om haar roepen. Intrigerend is het moment dat plotseling een overduidelijk gewonde, zwarte man (Ruurt de Maesschalk) het podium op struikelt en door Amanda wordt afgepoeierd. Hij blijft staan terwijl eeuwige student Peter (Majd Mardo) een gloedvolle monoloog over de voorwaardse schuld van de lijfeigenschap houdt. “Om in het heden te gaan leven moeten we afrekenen met het verleden.” Zo verbindt McBurney knap Tsjechov aan het onverwerkte Nederlandse slavernijverleden.

In zijn maatschappijkritiek lijkt deze voorstelling op Kinderen van de Zon van Van Hove uit 2011: een intellectuele elite heeft haar verantwoordelijkheid voor de publieke verzaakt met gebeuzel en hedonisme. Alleen self made zakenman Steven (Gijs Scholten van Aschat), zoon van een arbeider op het landgoed, weet te handelen en koopt het landgoed om er op een nieuwe manier geld mee te gaan verdienen. In zijn ongepolijste vreugdedansje op Jimi Hendrix zit een verhaal van generaties samengebald.

Aan het eind staan het kind en de zwarte voorbijganger bij de stervende huisdienaar (Hugo Koolschijn), die door iedereen vergeten is bij het afsluiten van het landgoed. Een beeld dat zegt: we hebben onze kinderen, onze ouderen en onze minderheden niet beschermd tegen de grote lokroep van het geld die ná de jaren ’70 weerklonk.

Maar tegelijk echoot dit beeld een foto die ik gisteren zag van Greta Thunberg en Barrack Obama. Ik kan me moeilijk voorstellen dat de makers zo snel hebben kunnen reageren, maar het resultaat is een intrigerende combinatie van boete en hoop.

Holland Festival: De Kersentuin van ITA. Gezien 16/6/19 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 23/6 en 22/8 t/m 28/8.
ita.nl

Recensie: Antony and Cleopatra van Teatro Nacional D. Maria II (HF)

‘Antony inhales.’ ‘Cleopatra inhales.’ ‘Antony exhales.’ ‘Cleopatra exhales.’ Er wordt wat af geademd in de Portugese voorstelling Antony and Cleopatra die gisteren op het Holland Festival in première ging. Maar in typische deconstructie-aanpak wordt de handeling steeds beschreven in plaats van uitgevoerd.

Theatermaker Tiago Rodrigues werkte tot tien jaar geleden regelmatig in Nederland en Vlaanderen, onder meer bij Stan en Dood Paard. De terloopse, niet op inleving gerichte speelstijl waarbij het hier en nu van de theaterwerkelijkheid centraal staat nam hij mee naar het Nationale Theater in Lissabon.

Zijn Antony and Cleopatra is een duet voor Sofia Dias en Vitor Roriz – eigenlijk geen acteurs, maar choreografen en in het dagelijks leven ook een stel. Ze dragen donkere jeans en tshirts en ze zeggen in het engels steeds korte, beschrijvende zinnen. Hij zegt: Cleopatra loopt. En zij: Antony schenkt wijn in. In het begin wordt het extra demonstratief doordat ze hun armen gestrekt voor zich houden: alsof daar de de onzichtbare figuur staat over wie ze het de hele tijd hebben. Als Antony en Cleopatra dicht bij elkaar zijn steken hun armen door elkaar.

Antony and Cleopatra is maar zeer zijdelings een Shakespeare-uitvoering. Rodrigues plundert Plutarchus en de klassieke Hollywood epic Cleopatra (1963) net zo hard als de Bard. Door de geserreerde manier van spelen wordt je aandacht lang afgeleid van de heftigheid van het verhaal van twee geliefden die letterlijk sterven voor elkaar.

Helemaal aan het begin beschrijft Dias een visioen over de dood van Antony, die doorstoken door een zwaard aan een touw een toren wordt opgehesen om daar Cleopatra te zien. Ergens blijft dat onder de voorstelling drijven: wie een leven lang bij elkaar blijft is aan het eind hoe dan ook verliezer en een langdurige relatie gaat over over het omgaan met dat besef.

Maar ik vermoed dat Rodrigues niet per se een romantische voorstelling wil maken. Daarvoor is de inzet en de precisie van de bewegingen van Dias en Roriz door de ruimte – een wolkengrijze vloer die overgaat in de achterwand, met erop een jaren zeventigstereo en erboven een grote, Calder-achtige mobile – te abstract. Bovendien wordt tegen het einde het ‘he said’/‘she said’ losgelaten en gaat het ineens over ‘ik’ en ‘mij’.

Ergens zal inleving dus wel het thema zijn: van iemand houden is je verplaatsen in een ander, maar dat verplaatsen is altijd ook deels sterven. Maar dat thema wordt al te subtiel aangepakt. Daardoor blijft Antony and Cleopatra wel erg theoretisch.

Holland Festival: Antony and Cleopatra van Teatro Nacional D. Maria II, Tiago Rodrigues. Gezien 4/6/2019 in Frascati. Aldaar nog 5/6
www.hollandfestival.nl

Recensie ‘Snowflake’ van De Toneelmakerij

Een hele gewone klas 3B, met een paar nerds, een domme pestkop, het mooie meisje en de getapte charmeur. Maar dan wel van nu: de een houdt van K-pop, de ander chat met vreemden op zoek naar dickpics, een derde heeft 150K volgers op z’n youtubekanaal en nog een hackt de email van haar ouders. En ergens in die verwarring tussen online en irl gaat het fataal mis.

Snowflake is een voorstelling van schrijver Daniël van Klaveren (die ook meespeelt) en regisseur Paul Knieriem voor 12+ over het virtuele leven van pubers – online shaming, virtuele coming out en machtsspelletjes. Het is slim en aansprekend hedendaags toneel, serieus zonder al te bezorgd te zijn.

De vier spelers, naast Van Klaveren Yamill Jones, Gonca Karasu, en Stefanie van Leersum, spelen in witte hoodies en varsity jackets acht leerlingen (volgens het principe capuchon op/capuchon af) die allemaal in de ban komen van de geheimzinnige Red Rabbit, die hen tot een verkeerde afslag verleidt.

Die personagewisselingen samen met het nogal ingewikkelde plot maakt het verhaal vaak een beetje onhelder. Jones speelt bijvoorbeeld zowel het slachtoffer van een prank, als de pestkop – die zich online als weer iemand anders voordoet. Maar de spelers zijn stuk voor stuk lekker enthousiast en omdat de situaties steeds net uitvergrote maar toch geloofwaardige puber-met-telefoon-problemen zijn blijf je goed bij de les.

Vondst is het videodecor van Wikke van Houwelingen en Marloes van der Hoek: het stelt het de uitvergrote beeldscherm voor van de laptop op een van de tafels van het klaslokaal, waarop de chats en story’s zichtbaar worden. In het samenspel tussen scherm en lokaal zitten mooie scènes, zoals een verleidingscène waarbij de verlegenheid van de nerd nu hij aandacht krijgt van het mooie meisje zich uit in niet op het knopje durven drukken dat de volgende zin zou onthullen.

Maar daarin zit ook iets lastigs aan deze voorstelling: het verschil tussen online en offline is op die manier afwezig. Je zou kunnen zeggen dat dat voor jongeren anno nu ook echt zo voelt, maar daar twijfel ik over. De awkwardness en spanning van intimiteit en confrontatie die in het echt veel te heftig is, kan via het scherm beter gehanteerd worden, maar zorgt ook dat je makkelijker grenzen overgaat. Daar zit denk ik de crux van de kwestie die de makers aan de orde willen stellen, maar juist dat is iets waarvoor het theater nog geen vorm gevonden heeft.

Gezien 2/3/19 in Bellevue. Tournee t/m 26/4. Meer info op toneelmakerij.nl

Interview Andreas Fleischmann

interviews,Parool — simber op 24 december 2018 om 22:35 uur
tags: , , ,

Andreas Fleischmann (München, 1968) was gelukkig als directeur van theater De Meervaart. En toen belde Joop van den Ende. Per 1 februari 2019 wordt hij wordt directeur van DeLaMar Theater. “De verhalen die daar verteld gaan worden zullen wel veranderen.”

Fleischman, die sinds 2014 directeur is van De Meervaart (en al sinds 2006 programmeur), richtte het theater tegelijkertijd meer op de buurt, met eigen producties voor een diverser publiek, en kreeg steeds meer binnenstadsbewoners naar Nieuw West, met huisgezelschappen als ICK Amsterdam en Jakop Ahlbom. “De Meervaart is gelukkig nog steeds een bedrijf met een duidelijk gevoel van urgentie hoe je je verhoudt tot de wijk, tot het publiek.”

Fleischmann kwam als driejarig Duits jongetje met zijn ouders (“enorme cultuurvreters – nog steeds”) naar Nederland. Tijdens zijn studie politicologie aan de UvA liep hij stage bij een theatergezelschap en rolde de cultuureducatie in, eerst bij een impresariaat voor jeugdtheater (“poppenkastjes verkopen”), later als zakelijk leider van Jeugdtheaterschool Rabarber in Den Haag.

In 2005 richtte Fleischmann, die inmiddels met vrouw en eerste kind in Amsterdam woonde, een nieuwe theaterschool op: 4West. “Mijn idee was: dit is een stadsdeel met heel veel jonge kinderen, maar er was toen weinig makkelijk toegankelijk aanbod. En wat er was, was vaak op probleemjongeren gericht, dus niet kunst als gewoon waardevolle tijdsbesteding, maar kunst als ‘dan hang je tenminste niet op straat.’ Dat is een leuke geheime agenda van kunst maken met kinderen, maar het moet niet het uitgangspunt zijn.”

“Ik gaf geen les, maar ik organiseerde het. Ik vind dat eigenlijk nog steeds een van de leukste periodes van mijn leven. We bedachten iets, maakten een flyertje met een 06-nummer erop, duwden die in de brievenbussen en terwijl je dat in de volgende straat doet begint de eerste straat te bellen. We hadden ook de tijd mee: vanwege de ‘krachtwijken’ van Ella Vogelaar ging er veel geld naar Nieuw West.”

Fleischmanns voorganger Bert Liebregs haalde 4West de Meervaart binnen en maakte hem al snel programmeur. “Feitelijk is dat de leukste plek in het bedrijf, want je mag kiezen welke voorstellingen er komen spelen. En het is ook een beetje mijn karakter dat ik dacht: ik ga dat gewoon doen. Als ik op mijn bek ga, dan merken we het wel. Het was wel wennen, want ik kwam uit deels gesubsidieerd jongerentheater met een hoog artistiek accent, en opeens stond ik hier in een volle zaal bij Grease met Jim Bakkum.”

“Het publiek van De Meervaart is volkser dan in de Stadsschouwburg, mensen komen meer voor hun ontspanning en identiteit, niet uit snobisme. En als je het vertrouwen gewonnen hebt staan ze ook open voor nieuwe dingen. Nieuw West heeft ook iets kleinsteeds. Als ik bij de Albert Heijn sta komt er iemand naar je toe en zegt: ‘Nou, ik was gisteren bij die-en-die cabaretier en ik vond het helemaal niks!’ Die straightness herken ik van mijn jeugd in Schiedam en daar heb ik veel mee.”

“Er werd in het begin vanuit de binnenstad een beetje op de Meervaart neergekeken – ‘dat buurthuis’ hoorde ik wel eens.” Maar nu diversiteit (weer) een belangrijk thema is geworden in de kunsten had de Meervaart een belangrijke troef. “Toen ik hier twaalf jaar geleden als programmeur begon was het publiek – uitgezonderd bij die talentonwikkelingsavonden – hartstikke wit. Dat lag ook aan het aanbod waaruit ik kon kiezen. Dat was zeker toen nog heel erg gericht op vrouwen van 50plus. Daar trek je geen grootstedelijk publiek mee”

“Wij wilden – en we waren heus niet de enigen – toegankelijke voorstellingen maken, waarvan het verhaal gewoon een ander vertrekpunt heeft. We zijn begonnen met de voorstelling Ik, Driss, naar de columns van Hassan Bahara en Asis Aynan. Dat ging hier behoorlijk goed, maar op tournee bleek het heel moeilijk te verkopen. De schouwburgen wisten niet waar ze publiek voor die voorstelling vandaan moesten halen, deels omdat ze geen contact hadden met de lokale Marokkaanse gemeenschappen, maar ook omdat men vaak denkt dat als je een verhaal vertelt met een Marokkaanse achtergrond dat daar ook alleen Marokkanen naar komen kijken. We zijn nog niet zover dat iedereen beseft dat dit onze gedeelde geschiedenis is.”

En toen belde Joop van den Ende. “Hij belde zelf, ja. Daar was ik een beetje van in de war, vooral omdat ik niet bezig was te vertrekken. Joop vroeg heel aardig of ik bereid was om een keer met hem te komen praten over DeLaMar. En dat werd een heel prettig gesprek met Joop en Janine. Het is natuurlijk wel een heel ander theater. Maar ze willen

een beetje een andere koers gaan varen: breder inzetten op Amsterdamse doelgroepen met een andere programmering en een ander imago krijgen in de stad. Als ze iemand hadden gezocht die goed op de winkel past en goed is in hospitality, hadden ze ook iemand kunnen zoeken met een hotelachtergrond, zoals je ze vaak tegenkomt in bijvoorbeeld de theaters van Stage Entertainment.

Als het aan de Amsterdamse Kunstraad ligt, staat er binnen vijf tot tien jaar een nieuw gebouw voor de Meervaart, er moeten iconische plekken komen buiten het centrum. “Dat is belangrijk, want Nieuw West gaat enorm groeien. Ik ben denk ik te ongeduldig voor zo’n bouwproces. Ik vind het wel heel belangrijk om meer te denken in gebiedsontwikkeling: wat voor plek is er nu nodig? De schouwburgen in het land waar alleen reizende producties langskomen, hebben het vaak moeilijk. De Meervaart doet veel meer dan dat en krijgt nu de kans om haar unieke positie in de stad ook qua huisvesting beter en slimmer vorm te geven.”

Wat is je advies voor je opvolger?
“Je moet hier met je hart helemaal in zitten. Je moet de educatie leuk vinden, met die kids hier – daar moet je hart van open gaan. Iemand die voorop loopt, die gastheer wil zijn en iemand die er voor zorgt dat de mensen zich hier thuis voelen. Waar ze ook vandaan komen of wie ze ook zijn.

Recensie ‘Robotje’ (6+) van NTjong

Op een verder leeg toneel staat een grote peul op pootjes. Er blijkt iets in te bewegen, een lichtje schijnt door een kier en al gauw gaat hij open. De gouden figuur die eruit komt, is dat de robot?

Robotje, de nieuwe 6+-voorstelling van het Haagse jeugdtheatergezelschap NTjong, is een idee van Willemijn Zevenhuijzen en regisseur Noël Fischer. Zevenhuijzen speelt de gouden figuur prachtig plastisch, een kruising tussen Barbarella en het monster van Frankenstein – ik zag er alleen veel meer een alien in dan een robot.

Ze krijgt tegenspel van Titus Boonstra, die met een schermpak en moonboots een meer klassieke astronaut is. Het is alsof ze toevallig allebei tegelijk op deze verre, onbekende planeet terecht gekomen zijn.

Gedurende de voorstelling zoeken de astronaut en de alien toenadering. Ze proberen met elkaar te praten (Boonstra luid en druk gebarend: ‘I am human!’, terwijl Zevenhuijzen alleen hoog gekrijs uitstoot), samen te dansen en te knuffelen. Tussen de bedrijven door zien we zilverfoliewezens en confetti schietende slurfen die aanmerkelijk makkelijker contact met elkaar maken.

Voor de ouders zitten er schattige knipogen in naar E.T. en Star Wars, de kinderen krijgen een lief verhaaltje over vriendschap ondanks spraakverwarringen.

Maar het blijft een beetje mager (de meegenomen kinderen vinden het zelfs een beetje saai) tot tegen het einde het lege podium wordt volgezet met kleine robotjes – sommige zelf geknutseld, andere juist in klassieke jaren ’60 stijl – en de twee samen wegvliegen in de ruimtepeul.

Sacha Zwiers ontwierp kostuums en requisieten in een prachtig soort Hema-futurisme, waarin zilverfolie en fietslampjes een angstaanjagend wapen maken van een kruimeldief en waarin robots bestaan uit schoenendozen en melkopschuimers. Die stijlvolle, vrolijke vormgeving enthousiasmeert het meest.

Gezien 6/10/18 in De Krakeling. Nog te zien in Amsterdam: 25/10 Meervaart, 27 en 28/10 De Krakeling.
www.hnt.nl

 

Recensie ‘Een klein leven’ van ITA

De theaterbewerkingen van films en boeken die regisseur Ivo van Hove gebruikt zijn een beetje hit or miss. Tegenover iedere artistieke triomf als The Fountainhead staat er wel een misser als Obsession. Met de bewerking van de vuistdikke roman Een klein leven van de Amerikaanse schrijfster Hanya Yanagihara levert ITA (voorheen Toneelgroep Amsterdam) een vette tearjerker af – goed gemaakt, maar je moet ervan houden.

In een loft-achtige ruimte (ontworpen door Jan Versweyveld), met in de ene hoek een dj set, in de andere een doktertafel en in een derde een keuken vieren vier vrienden (een fijne acteursroedel met Mandela Wee Wee, Majd Mardo, Maarten Heijmans en Ramsey Nasr) het leven, met drank en een jointje. In het vriendengroepje – architect, acteur, schilder – is de advocaat het buitenbeentje: de anderen weten niets van zijn verleden, niet eens waarom hij mank loopt.

Deze Jude (Nasr) blijkt gaandeweg de spil van het verhaal en zijn geschiedenis wordt langzaam ontrafeld, terwijl we de vrienden over de decennia volgen. Van Hove en zijn spelers laten tijden vloeiend door elkaar lopen, waardoor de brokjes informatie zorgvuldig gedoseerd worden. De muziek – deels van Bl!ndman strijkkwartet – wordt sterk ingezet om de verschillende tijdperken te structureren.

Judes leven is getekend door gruwelijk seksueel misbruik, eerst door priesters in het klooster waar hij als wees terecht kwam, later door een serie sadistische minnaars – allemaal gespeeld door Hans Kesting. Jude wordt een donkere en teruggetrokken man die zich met scheermesjes in zijn arm snijdt om zich via pijn weer even meester te voelen over zijn leven. Nasr speelt een buitengewoon knappe rol: een volwassen man waarin het schichtige negen jaar oude kind steeds doorheen schijnt. Het misbruik zelf wordt vooral expliciet beschreven en slechts spaarzaam suggestief getoond, wat voor Yanagihara’s stapeling van narigheid waarschijnlijk het beste werkt

De samenballing van alle slechtheid in één acteur werkt goed, omdat je zo goed kunt zien dat Jude verder de hele tijd omringt is door liefdevolle mensen die het beste met hem voorhebben – naast de vrienden ook Eelco Smits als dokter, Steven van Watermeulen als leraar en aangenomen vader.

De mooiste rol van Kesting is die van Broeder Luke, de vaderfiguur die Judes pooier werd. Ook na zijn dood dart hij steeds om Jude heen met de belofte van een nieuw, schoon leven. Hij is het duiveltje op de schouder, zoals Marieke Heebink als maatschappelijk werker de engel is – ook zij blijft na haar dood Jude verzekeren dat niets zijn schuld is.

Maar al die welwillendheid gaat ook tegenstaan. In het midden van het decor staat een ouderwets model wastafel en de vloer eromheen is een enorme viezige rode vlek. Voor de pauze zien we hier Nasr vooral grote hoeveelheden nepbloed vergieten, dat vervolgens door de andere spelers met veel papieren handdoeken wordt opgeveegd. De geur van schoonmaakmiddel vermengt zich met de etensgeuren van het kookeiland. Judes problemen worden wel getolereerd, maar niet aangegaan.

Na de pauze volgt het mooiste stuk waarin een van de vrienden Judes minnaar wordt. Heijmans en Nasr maken daar een erg mooi, liefdevol, voorzichtig en pijnlijk duet voor onmogelijke geliefden van. Daarna duikt het verhaal diep het melodrama in.

Yanagihara deelt de ellende met mokerslagen uit, en Van Hove kiest tegen het einde juist voor geserreerde en symbolische beelden. Maar toch bekruipt je ook de vraag: waartoe deze lijdensweg? We leren niets over Jude buiten zijn lijden en verlossing noch genade worden hem gegund. En is smart zonder moraal in de kunst niet een vorm van kitsch? Een klein leven is goed gemaakt en uitstekend gespeeld, maar juist het gecontroleerde effectbejag ervan maakte dat het me grotendeels koud liet.

Gezien 23/9/18 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 29/9 en opnieuw in april 2019
www.ita.nl

Volgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity