Verslag: Theatertreffen 2012

Tellen, turnen en tergen. Dat waren de thema’s van het Theatertreffen 2012. Het jaarlijkse festival met de tien belangrijkste voorstellingen uit het Duitse taalgebied selecteerde dit jaar opvallend veel voorstellingen van de Berlijnse Volksbühne en ook de Freie Szene –zeg maar het Duitse middenzalencircuit– was goed vertegenwoordigd. Interessant genoeg waren twee voorstellingen uit de selectie –Gesäubert/Gier/4.48 Psychose van de Münchner Kammerspiele en Before your very eyes van Gob Squad en het Vlaamse Campo– al eerder te zien in Nederland, een teken dat de buitenlandse programmering van de theaters vruchten begint af te werpen.

Simons’ regie van de drie stukken van Sarah Kane viel ook in Berlijn in goede aarde, maar had een onverwacht bij-effect. In de voorstelling zit een lang fragment van een tellende Thomas Schmauser, een langzame meditatie over cijfers als teken van eindigheid en dus van de dood. Maar dat liet regisseur Vegard Vinge niet op zich zitten. Vinge is de Noorse maker van de meest controversiële voorstelling van het festival, John Gabriel Borkman. 4. Teil der Ibsen-Saga. Season 2 / Vorstellungen #20–25, een produktie van de Volksbühne in hun kleine zaal Prater. Ik ging naar de tweede voorstelling in het Treffen, met weinig voorkennis: het zou twaalf uur kunnen duren, met vrije in- en uitloop, het is iedere avond anders en het zou extreem zijn.

De dag ervoor las ik een geestig stukje in de krant over de Theatertreffen-première twee dagen eerder. Vinge was de voorstelling begonnen iets nieuws: hij telde tot 1334, overduidelijk als reactie op en dikke vinger naar Simons’ voorstelling – dat duurde twee uur en toen begon de rest van de voorstelling.

Toen de voorstelling dus om vier uur opnieuw begon met tellen wist ik ongeveer waar ik aan toe was. Het tellen gebeurt overigens onzichtbaar voor het publiek door een man (Vinge zelf, blijkt later) wiens stem wordt vervormd. Tegelijk zien we geprojecteerd op het voordoek een man met een rood rubber masker op die op z’n vingers meetelt, nogal bemoeilijkt door het feit dat hij handschoenen draagt die van z’n vingers lange, enge tentakels maakt. Stem en speler horen duidelijk niet bij elkaar. Later blijkt dat de beelden worden opgenomen in een klein studiootje onder de tribune. In de kamer zitten ook nog een speler in blackface die typt op een kartonnen typmachine, een man in een zwart pak dat ook zijn gezicht bedekt die de hele tijd volkomen stil staat en een wit aapachtig wezen achterin in een kooi.

Continue reading “Verslag: Theatertreffen 2012” »

Voorstuk: Donkere Kamer van Dries Verhoeven, Müchner Kammerspiele

Parool,reportages — simber op 25 mei 2012 om 01:50 uur
tags: , ,

Hoewel het licht nog aan is schuifelen de mensen voorzichtig naar hun plaats. Zo veel licht geven de rode lampen ook weer niet, en de toeschouwers van Donkere kamer zitten niet op een rij, maar ieder op een eigen stoel rondom een open speelplek. Als het licht helemaal uitgaat zie je letterlijk geen hand voor ogen.

Theater met blinden is niet uniek. Een paar jaar geleden liet regisseur Lotte van den Berg Antwerpse blinden het schilderij Het vlot van de Medusa uitbeelden, en recenter maakte het Noord Nederlands Toneel Teiresias, over de blinden ziener uit de Griekse tragedies, in een stikdonkere theaterzaal.

Aanvankelijk lijkt Dries Verhoeven, de maker van Donkere kamer, iets vergelijkbaars te doen. Een blinde vrouw loopt door de stad en vertelt over zichzelf en over haar omgeving. Ze loopt achter een kar met daarin camera’s die 360 graden rondom filmen, de beelden worden geprojecteerd op de vier zijden van de zaal. De vrouw lijkt wel een ziener; ondanks dat ze hen niet kan zien lijkt ze de kleur van auto’s en de gedachten van mensen op straat te kunnen lezen.

Maar zoals altijd gaat het er bij Verhoeven eigenlijk om hoe wij als publiek kijken. Over hoe wij onze ideeën en wensen op anderen (in dit geval blinden, in zijn vorige voorstelling Life streaming jongeren in Sri Lanka) projecteren. In het vervolg van de voorstelling zien we vijf blinden die ons aankijken (via de camera), die muziek maken, zingen en dansen en die openhartig praten, vooral over liefde en intimiteit. Want ook iemand die niet kan zien wil wel gezien worden.

Dat thema kwam bij interviews en castings pas naar boven, vertelt Verhoeven aan de telefoon. “Ik maakte de voorstelling in München, waar het theater van de Münchner Kammerspiele aan de duurste winkelstraat van de stad ligt. Die visueel geëtaleerde rijkdom was voor mij fascinerend en ik dacht dat voor een blinde een etalage niet meer is dan een stuk glas. Maar dat bleek veel ambiguër; blinden blijken enorm bezig met hun uiterlijk. Al heel snel werd het thema intimiteit en contact leggen. Daarover ontstonden heel snel goede gesprekken”

“We vroegen in voorbereidende gesprekken bijvoorbeeld of ze het fijner vonden om in het donker te vrijen, zodat de verhoudingen gelijkwaardiger zijn. Maar dat was absoluut niet zo. ‘Ik vind het fijn om te horen hoe ik eruit zie’, zei iemand. Eén vrouw vertelde meteen in ons eerste gesprek over een keer toen ze in een doorschijnende kamerjas in de gang van haar appartement liep en hoorde hoe een man bij de lift stil bleef staan en haar bekeek. Ik dacht toen ze het vertelde dat die man haar iets aan had gedaan, maar het ging er juist om hoe vrouwelijk en sexy ze zich toen voelde. Ik zag haar alleen maar als kwetsbaar, terwijl ze juist heel krachtig is. Dat verhaal zit nu als scène in de voorstelling.”

“Ik hoop dat het lukt om het publiek bewust te maken van z’n eigen manier van kijken. Maar als je die doorbreekt wordt je  uiteindelijk wel geconfronteerd met een beperking en een pijn die echt is.” Dat speelt ook bij de voorstelling zelf: “Net als bij Life Streaming kan ik de voorstelling niet echt met de spelers delen. Het is voor hen een abstractie waarin ze functioneren, dat is ook pijnlijk.”

De voorstelling is tijdens pinksteren te zien in de Stadsschouwburg, officieel nog als onderdeel van het programma Brandhaarden, waarmee de Münchner Kammerspiele en haar artistiek leider Johan Simons zich in maart uitgebreid presenteerden. Voor de Nederlandse versie, die al te zien was op Festival a/d Werf in Utrecht heeft Verhoeven de voorstelling flink aangepast: “We hebben hier vijf spelers in plaats van zes,  waarvan twee Nederlanders. We hebben overwogen om het met boventiteling te doen, maar dat werkt niet. Ik zoek het effect dat je iemand aankijkt die niet terugkijkt, dat kan niet als je dan ook nog je hoofd moet draaien om de tekst te lezen.”

Verhoeven maakt inmiddels voorstellingen in heel Europa, maar voor het najaar heeft hij een project op een speciale plek: zijn eigen buurt. “Ik woon nu een paar jaar in Bos & Lommer en in september ga ik daar de voorstelling Niemandsland maken, waarin je met een gids door de Kolenkitbuurt loopt. Ik heb die voorstelling al eerder gemaakt in Utrecht, Berlijn en Valencia, maar nu maak ik hem voor mijn buren.”

Donkere kamer van Dries Verhoeven/Münchner Kammerspiele. 27 en 28/5, Stadsschouwburg. Meer info op www.ssba.nl

Brandhaarden: Münchner Kammerspiele in Amsterdam

Donderdag aanstaande begint een van de grootste projecten in de Stadsschouwburg van de afgelopen jaren: het volledige Duitse gezelschap Münchner Kammerspiele strijkt bijna een week lang neer in Amsterdam. Het gezelschap, sinds 2010 onder leiding van de Nederlandse regisseur Johan Simons, speelde al eerder hier (o.a. Hotel Savoy en Drei Farben), maar nu wordt de manier van werken van het Duitse stadstheatersysteem in Amsterdam uitgeprobeerd. En dan komt meteen de vraag op: moeten we zoiets hier ook willen?

De voordelen zijn duidelijk. Het betekent twee nieuwe voorstellingen per dag en een uitgebreid randprogramma met liedjes, lezingen, talkshows en een Biergarten. In het weekend is er programma van half tien ’s ochtends tot één uur ’s nachts. Je zou kunnen zeggen: alle dagen festival.

De grote voorstellingen die de Kammerspiele hier brengt hebben allemaal een Nederlands of Vlaams tintje: Johan Simons nam een aantal acteurs mee van zijn laatste gezelschap NT Gent, en nodigt Nederlandse regisseurs uit om nieuw werk te komen maken.

Van Simons zelf zijn twee voorstellingen te zien. Winterreise is een nieuwe, persoonlijke tekst van Elfriede Jelinek over ouders en kinderen, waaraan Simons zelf zijn eigen levensgeschiedenis verbindt: we zien beelden van de Watersnoodramp uit 1953 en Katja Herbers speelt een aandoenlijk klompendansend jochie met een hazenlip als ode aan Simons’ vader.

Begin volgende week speelt Gesäubert/Gier/4.48 Psychose, een recente voorstelling waarin Simons iets doet dat veel regisseurs willen, maar slechts weinigen voor elkaar hebben gekregen: het spelen van een serie teksten van de Engelse toneelschrijfster Sarah Kane op één avond. De manier waarop Simons lichtheid in het gewelddadige, rauwe en nihilistische werk van Kane heeft gekregen oogste veel lof en de voorstelling werd uitgekozen voor het aankomende Theatertreffen in Berlijn als een van de tien beste van het afgelopen jaar.

Een publiekstrekker is de toneelbewerking van Visconti’s film Ludwig II, door Ivo van Hove van Toneelgroep Amsterdam, met Jeroen Willems in de titelrol. Het was een pikant project, want Ludwig is een icoon in Beieren. De gevreesde (of eigenlijk stiekem gewenste) rel bleef echter uit en de voorstelling bleek een mooi drama over kunst en macht, met Willems als prachtig ongrijpbare sprookjesprins.

Minder bekend, maar zeker de moeite waard is het vrolijk maffe, maar intens melancholieke Ruf der Wildnis van de Letse regisseur Alvis Hermanis, een theatervoorstelling voor vijf acteurs en vijf honden. Hermanis en zijn acteurs baseerden zich op de roman Call of the wild van Jack London, over een sledehond die in de wilde natuur van Alaska de wolf in zichzelf terugvindt en verbonden dat met verhalen van hondenbezitters die langzaam veranderen in hun eigen huisdier. In de mime-achtige voorstelling spelen de Vlaamse acteurs Benny Claessens en Kristof van Boven fysieke prachtrollen.

In het randprogramma vallen twee voorstellingen over de Tweede Wereldoorlog op. In Leben und Schicksal leest actrice Hildegard Schmahl in het Goethe Instituut een hoofdstuk uit Vasili Grossmans ontzagwekkende, en tot kort geleden onontdekte oorlogsroman Leven en Lot, met muziek van Reinbert de Leeuw en Vera Beths. Daarnaast zijn twee ‘afleveringen’ te zien van het feuilleton Hotel Europa, gebaseerd op Geert Mak’s In Europa. Geen lezingen in de traditionele zin, maar avonden met boeken, muziek, improvisaties en wijn.

Tenslotte is er nog een kindervoorstelling van het gezelschap te zien (De kleine Janneman) en vertellen twee van de met Simons naar München meegereisde acteurs, Benny Claessens en Çigdem Teke over hun ervaringen in optredens onder de naam Kollektiv, Kollektiv.

Kortom, er wordt een ongekende theatrale rijkdom en pracht tentoon gespreid. En vrijwel het voltallige ensemble van de Kammerspiele is aanwezig. Maar moet Amsterdam een vergelijkbaar instituut willen?

De vraag is niet wat het kost, maar wat je ervoor zou moeten inleveren. Je kunt Toneelgroep Amsterdam en de Stadsschouwburg samenvoegen en de subsidie verdubbelen, dan zit je ongeveer aan het budget van de Münchner Kammerspiele, maar voor dat geld raak je in Amsterdam een enorme hoeveelheid theater kwijt: Orkater, Het Toneel Speelt, Frascati, Dood Paard, Mugmetdegoudentand, Bellevue, MC en Discordia bijvoorbeeld, om nog maar te zwijgen van al het jeugdtheater en de wijkvoorzieningen.

In de meeste Duitse steden wordt met afgunst gekeken naar het enorm uitgebreide podiumkunstaanbod in Amsterdam, en (in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt) ook naar de publieke belangstelling. Wie wel eens in München naar het theater gaat, kan zien waarom: het publiek bestaat louter uit gegoede burgerij en een paar studenten. In Nederland is het zowel het aanbod als het publiek oneindig veel diverser.

Kortom, het zal bijzonder aangenaam zijn om een week lang te smullen van het allerbeste dat een Duits stadsgezelschap ons te bieden heeft. Maar laat het ons niet al te zeer jaloers maken.

Brandhaarden, de Münchner Kammerspiele in de Stadsschouwburg: 15 t/m 20 maart. Meer info op www.ssba.nl

Interview Johan Simons

interviews,reportages,Theatermaker — simber op 29 april 2011 om 14:46 uur
tags: , ,

Er is veel te benijden aan de Münchner Kammerspiele – de status van onaantastbaar instituut, de vrijwel onbegrensde theatrale mogelijkheden, de enorme betrokkenheid van het publiek –  maar het meest aansprekende is toch wel het café. Dat ligt niet aan de sjieke Maximilianstraße, de dure winkelstraat waaraan het Schauspielhaus, de grote zaal in art deco-stijl, gevestigd is, maar om de hoek in de moderne glas en betonbouw waar het gezelschap haar kantoren, ateliers en kleine zalen heeft. Overdag bestaat het uit twee ruimtes, een eenvoudig openbaar café, door middel van een verschuifbare wand gescheiden van de personeelskantine. ’s Avonds na de voorstellingen worden de twee samengevoegd en kunnen publiek en spelers elkaar ontmoeten.

Op een doordeweekse avond schuiven hier langzaamaan verschillende groepen naar binnen. Eerst de spelers van They shoot horses, don’t they? van Susanne Kennedy, dat een paar verdiepingen hoger in de Werkraum werd opgevoerd. Een paar Nederlandse journalisten zijn er ook. In drie achtereenvolgende dagen kunnen ze nieuwe voorstellingen van Kennedy, Simons (Winterreise) en Ivo van Hove (Ludwig II) zien. De volgenden zijn de spelers die met regisseur Sebastian Nübling de voorstelling Alpsegen repeteren, Benny Claessens is een van hen. En tenslotte, veel later, de groep medewerkers aan Ludwig II, die zojuist de eerste en enige try-out heeft gehad. De sfeer is levendig, maar niet geheel zorgeloos.

Het café heeft één bar, maar publiek wordt geacht op een ander punt haar drankjes te bestellen dan de Kammerspiele-medewerkers, die om een hoekje voor een habbekrats thee, worst en brood met kaas kunnen kopen. De thee wordt geschonken in smalle hoge bierpullen van een halve liter, met handvat. Later op de avond drinken ze uit glaasjes die net zo smal en hoog zijn, maar tien keer zo klein. Daar zit wodka in.

Johan Simons verschijnt pas laat. De evaluatie na Ludwig II duurde lang en ook al zegt niemand het hardop, het is duidelijk dat de de try-out enige zorgen baarde. Problemen met de gecompliceerde videotechniek, met het ritme, misschien ook wel met de spelers. Later blijkt dat Van Hove die avond besloten heeft om een half uur uit het tweede deel te schrappen. En, iets verder op de achtergrond, is er enige ongerustheid over de harde kern van Ludwig-vereerders die in München de nalatenschap van de Beierse sprookjeskoning bewaken. Wat moeten zij wel niet denken van die Vlaamse regisseur en de Hollandse hoofdrolspeler, ook al is het de populaire Jeroen Willems?

Simons drinkt geen wodka. ‘Ik heb veel te veel werk voor wodka’, grapt hij tegen de aanwezige Nederlanders. Hij heeft een baard laten staan en draagt een zijden sjaaltje half onder zijn overhemd. In het café loopt hij rond als een kruising tussen een jeugdherbergvader en een kapitein op de grote vaart. Hij lijkt vermoeid en contemplatiever dan gewoonlijk. ‘Het is echt veel meer werk dan NT Gent leiden, veel meer werk dan ik vantevoren had verwacht.’

Continue reading “Interview Johan Simons” »

Kritiek: ‘They shoot horses, don’t they?’ van Susanne Kennedy bij de Münchner Kammerspiele

Spreekstalmeester Rocky tergt nog het meest. Er is niets opzwepends aan hem, lijzig en vermoeid spreekt hij zijn tekst in de van het plafond hangende microfoon. ‘Roken op de vloer is strikt verboden’, lispelt hij terwijl hij er midden op staat en nog een haal van zijn sigaret neemt. Thomas Schmauser heeft voor de rol een lila jumpsuit aan en een lange blonde pruik op.

In Nederland is regisseur Susanne Kennedy al een paar jaar bekend als een van de grote talenten van haar generatie. Met een herkenbare signatuur en grote stijlvastheid maakte ze een eigenzinnig oeuvre, waarin ‘de blik’ centraal staat, het confronterende en uitdagende terugkijken van de spelers naar het publiek.

Johan Simons nodigde haar uit in München voor een gastregie in de Werkraum van de Münchner Kammerspiele, een nieuwe kleine zaal van het mega-gezelschap waar regisseurs kunnen experimenteren en voorstellingen langer aaneengesloten kunnen spelen (een bijzonderheid binnen het Duitse repertoiresysteem). Eerder dit seizoen maakte René Pollesch er al een voorstelling, later volgt Stefan Pucher.

Het is Simons’ bedoeling dat de Werkraum ieder jaar door een andere ontwerper wordt ingericht. Dit jaar maakte vaste Simons- en Volksbühne-vormgever Bert Neumann er een zilver-met-paarse kruising tussen een boksarena en een jaren tachtig-disco van, waarin het publiek in ingeschotte banken rondom het speelvlak zit.

Kennedy koos voor een bewerking van het boek They shoot horses, don’t they? van de Amerikaanse schrijver Horace McCoy, vooral bekend van de verfilming uit 1969 (met Jane Fonda), over een onbarmhartige danswedstrijd in de crisisjaren. Maar Kennedy laat haar spelers niet dansen. Ze wiebelen een beetje of maken minimale bewegingen met hun armen en langzaam cirkelen ze om het middelpunt, Rocky met zijn microfoon.

De spreekstal meester legt aan het begin de regels uit. Wie met z’n knieën de grond raakt is af, iedere paar uur is er tien minuten pauze en voor eten en drinken wordt gezorgd. De eerste week moet je dansen, daarna is er slechts één regel: je moet in beweging blijven. Degene die het langst overeind blijft krijgt duizend dollar. ‘Het zijn strenge regels, want het zijn harde tijden.’ De wedstrijd is echter zo coulant ingericht dat de uitputtingsslag zo lang mogelijk duurt. ‘Sadisme is sexy, masochisme een talent’, fleemt Rocky.

De verzameling deelnemers is weer zo’n vervreemdend ratjetoe als in al haar voorstellingen, hier lijken ze in hun kostuums al gespleten. We zien een Marilyn in een bruidsjurk, een boxer met een uitgestreken gezicht, een zwanger meisje dat gespeeld wordt door een acteur met een flinke baard en een oudere zeekapitein in een korte broek. Çigdem Teke, die ook in al Kennedy’s Nederlandse voorstellingen meespeelt, speelt Gloria, een Sneeuwwitje in hotpants met een knipperend oplichtende strik in haar haar. De eerste indruk is dat deze voorstelling cool is; nog even zelfverzekerd als in Nederland, maar nonchalanter omdat het minder ostentatief afwijkend is wat ze maakt.

Het en ronde spelen blijkt een rigoreuze ingreep in Kennedy’s stijl. In eerdere voorstellingen plaatste ze haar acteurs in een afgesloten ruimte, van waaruit ze voortdurend het publiek doordringend aankeken. Nu bewegen ze uitdagend rond en moeten ze steeds nieuwe focuspunten vinden. Ze komen jouw kant op en bewegen zich weer van je af. Het is fascinerend om die wisselende, zoekende concentratie van de spelers te observeren.

Je zag het de laatste jaren vaker in het Duitse theater: regisseurs grijpen terug op de jaren dertig om de huidige economische crisis te duiden. Ook Johan Simons deed eraan mee, met zijn Kasimir und Karoline door Von Horváth geschreven in 1932. Maar They shoot horses… gaat verder dan dat en weet met haar sfeer van exhibitionisme en verveling een duidelijke link te leggen naar reality shows en andere talententelevisie. Bovendien is er een scène toegevoegd uit de film Sunset Blvd. over de oudere actrice Norma Desmond die geen vrede kan vinden met haar leven buiten de spotlights.

In die zin werkt Kennedy verder aan het thema van Over Dieren. In die voorstelling ging het over vrouwen die pas waarde krijgen als ze door mannen ‘in gebruik’ worden genomen. In deze voorstelling vraagt ze zich af wanneer een mensenleven waarde krijgt. Want waarom doen mensen eigenlijk mee met deze wedstrijd? Niet vanwege het prijzengeld. De een wil er een film mee maken, hoewel hij weet dat het daarvoor veel te weinig is. Gloria wil er rattegif mee kopen om zich van kant te maken.

En zo onderzoekt Kennedy het filosofische begrip thymos – te vertalen als woede, eerzucht of bezieling. Plato plaatste het naast de rede en het verlangen (eros) als een van de drijfveren voor menselijk gedrag en Peter Sloterdijk schreef in zijn boek Woede en tijd (onder meer) een aanklacht tegen de postmoderne samenleving die door en door ‘erotisch’ is geworden: we laten ons leiden door onze (materiële) verlangens en door ons gebrek aan woede worden we apathisch.

Juist die verhouding tussen eerzucht, verlangen en apathie zit in al Kennedy’s voorstellingen. In Over Dieren werken de vrouwen werken mee aan prostitutie om ‘nut’ te hebben, in Emilia Galotti offert de hoofdpersoon zich welbewust op om haar eer te redden, Gloria in They shoot horses… vraagt een genadeschot als ze niet meer kan meedoen en dus niet meer ‘gezien’ zal worden. Kennedy heeft dus geen oplossing. Haar wereld bestaat uit eeuwig apatisch lijden of of eerzucht die leidt tot de dood. Haar schitterend vormgegeven pessimisme valt in Duitsland in goede aarde.

They shoot horses, don’t they? van Susanne Kennedy bij de Münchner Kammerspiele. Gezien 1/3/11 in München.

 

Bayern Münchner Kammerspiele

buitenland,overig — simber op 11 april 2011 om 00:06 uur
tags: ,

Nu Louis van Gaal is ontslagen bij Bayern München zal het gedroomde dubbelinterview tussen Van Gaal en Johan Simons er wel nooit meer komen. Jammer, want ik heb al tijden onderstaand dingetje over Bayern en de Kammerspiele op de plank liggen. Ik had me ook veel voorgesteld van de vormgeving, met Benny Claessens in voetbaltenue en Arjen Robben met een schedel in z’n hand. Nu ja, snakes on a plane.

Hans Bos had als voorproefje al wel een logo gemaakt.

FC Münchner Kammerspiele Schauspiel Bayern München
Chef-Trainer Johan Simons Intendant Louis van Gaal
Stadion Schauspielhaus (690 plaatsen) Großes Haus Allianz Arena (69.901 plaatsen)
Budget 26 miljoen Budget 80 miljoen
Clubkleuren Thuis: zwart/wit; Uit: wit/zwart Huisstijl rood, met het blauw-witte wapen van Beieren in het midden
Resultaten 5 keer winnaar van de Theater des Jahres-cup, 3 maal winnaar van de Nestroy-bokaal Prijzen en onderscheidingen 22 keer gekozen als winnaar van het Bundesliga Festival, winnaar op diverse Europese festivals.
Shirtsponsor Gemeente München (22 miljoen) Voornaamste subsidiënt Deutsche Telekom (25 miljoen)
Opgericht 1911 Opgericht 1900
Personeel 271 Leden 152.700
Opleiding Otto Falckenbergschule, jeugdleider Jochen Noch Opleiding Drie jeugdgezelschappen: U16, U17 en U19, onder artistieke leiding van Mehmet Scholl.
Jaarkaart 95 tot 171 euro (zeven wedstrijden) Abonnement 120 tot 650 euro (alle voorstellingen in eigen huis)

 

De Spelers: De Spelers:
Thomas Schmauser Aanvallend ingestelde middenvelder met opvallende, speelse touch. Speelde eerder in Hannover en Hamburg. Arjen Robben Opgeleid in Groningen. Technisch begaafd, blinkt uit in dramatische rollen, kan echter vervallen in schmieren
Pierre Bokma Begenadigde klassieke spits, won in Nederland alles wat er te winnen valt en begint nu pas laat aan zijn internationale carrière. Franck Ribéry Volgde de opleiding in Boulogne. Aanvankelijk komiek, maar ontwikkelde in Marseille zijn tragische kracht. Buiten het toneel zeer gesloten.
Benny Claessens Briljante, maar onberekenbare rechtsbuiten. Veel solo-acties die mislukken, maar vrijwel iedere wedstrijd een of twee momenten van genialiteit. Bastian Schweinsteiger Ster van het ensemble en publiekslieveling. Steelt meestal de show in bijrollen, niet geliefd bij z’n collega’s en bij de critici, over wie hij soms genadeloos zijn gal spuwt.
Hildergard Schmahl Opvallend klein voor een verdediger, maar zeer ervaren. Maakt sierlijke tackles en krijgt opvallend weinig kaarten. Heeft hoog rendement. Mark van Bommel Deed de toneelschool in Maastricht. Excelleert in bad guy-rollen, van Kreon in Antigone en Claudius in Hamlet tot Pinter’s Huisbewaarder.
Wiebke Puls Middenvelder met voorkeur voor rechts. Kenmerkende traptechniek met veel effect. Groot loopvermogen. Edson Braafheid Pure ensemblespeler, opgeleid in Utrecht. Staat in de schaduw van Lahm, maar is betrouwbaar; 40e voorstelling is net zo goed als de eerste. Harde werker.
Jeroen Willems Internationale vedette. Zoals veel van de beste linksbacks begonnen als aanvaller en via het middenveld afgezakt naar de laatste linie. Roert zich ook buiten het veld, sportbestuurder in de dop. Philipp Lahm Deed op z’n elfde al mee aan de jongerenvoorstelling van BM, werd binnen het gezelschap opgeleid en is nu een van de vaste waarden. Transformatieve acteur met voorkeur voor hedendaags repertoire.
Katja Herbers Werd door de trainingsschool van Theu Boermans gekneed tot de ideale libero. Fenomenale passing, maar een uitstekende mandekker als het moet. Nu al het stadium van belofte voorbij en jagend op eremetaal. Miroslav Klose Autodidact en kosmopoliet, oorspronkelijk timmerman en in bezit van de tederste ogen van het Duitse toneel. Waarschijnlijk de beste levende toneelspeler van Duitsland, zijn zwaarmoedige, ongrijpbare  Hamlet staat op ieders netvlies geëtst
André Jung Spelverdeler op het middenveld, tevens aanvoerder. Tweebenig, groot tactisch inzicht, natuurlijke leider. Pakt soms geel bij onbezonnen acties. Thomas Müller Nog zeer jong, maar een grote belofte. Net als Lahm een produkt van de eigen BM opleiding. Zou graag Romeo spelen, maar het gebrek aan vrouwen in het ensemble vormt een struikelblok.

 

Reportage: Ivo van Hoves ‘Ludwig II’ in München

In een Jezuïetenkerk in renaissancestijl aan de drukste winkelstraat van München ligt in een ondergrondse crypte het graf van Ludwig II, de sprookjeskoning van Beieren. Bij de kist van de vorst, die in 1886 onder mysterieuze omstandigheden stierf, liggen altijd verse bloemen: vazen met lelies en enkele rode rozen. Onder de Münchners  is Ludwig nog steeds geliefd, en zijn nalatenschap – omvangrijke patronage van de kunst, fantastische kastelen (zoals het later door Walt Disney gekopieerde Neuschwanstein) – behoren tot de Beierse identiteit.

Het is dus een tamelijk beladen onderneming dat Ivo van Hove, artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam in München de voorstelling Ludwig II regisseert, gebaseerd op de film van Visconti. Die film legt namelijk de nadruk de meer problematische kanten van Ludwigs persoonlijkheid: zijn obsessie met kunst en desinteresse in staatszaken, zijn vermeende krankzinnigheid en het feit dat hij hoogstwaarschijnlijk homoseksueel was. En dan ook nog met Jeroen Willems in de titelrol.

Vantevoren was er dus wel enige angst voor een rel. Johan Simons, de Nederlandse artistiek leider van het gezelschap de Münchner Kammerspiele, die Van Hove uitnodigde om de voorstelling te komen maken, vertelt: ‘Er zijn in München nog behoorlijk wat aanhangers van de koning die niet bang zijn om van zich te laten horen. “Stimmt nicht”, hoor je dan ineens uit de zaal roepen. We hebben in de repetitieperiode een bijeenkomst gehad met een aantal historici, waarin we aan het publiek uitlegden en hoeverre Visconti’s film op waarheid berustte. Maar dat die man gewoon homosekueel was, wat uit allerlei bronnen blijkt, dat wil er gewoon niet in.’

Er was dus afgelopen donderdag wel wat meer spanning dan de gebruikelijke premièrestress, en de angst voor de ruim zestig critici in de zaal.

Het eerste dat opvalt aan deze enscenering is de sobere zwartwitte esthetiek. In tegenstelling tot de exuberante stijl van Visconti kozen Van Hove en zijn vaste ontwerper Jan Versweyveld voor een spaarzame vormgeving: een vrijwel leeg toneel met muren van lij waarop de koning later met schoolkrijt kinderlijk kasteeltjes en planeten tekent. Midden op de vloer staat een afgesloten huisje. We zien alleen de witte buitenzijde, als de enige deur opengaat blijkt het een overdadig gedecoreerde kamer, met gouden krullen en grote spiegels. Wat er binnen gebeurt zien we op het huisje geprojecteerd, maar de camerastandpunten zijn steeds zo dat je doelbewust de essentie mist.

Het is Jeroen Willems die de voorstelling samenbindt en speelsheid van de krijttekeningen verbindt met de bewakingscamera’s. Van de drieëneenhalf uur die de voorstelling duurt staat hij vrijwel ieder moment op toneel. Nerveus ronddolend en niemand aankijkend als hij zich geketend voelt aan het verstikkende hofprotocol, dan ineens vrij ademend als hij spreekt over zijn bewondering voor Wagner (meesterlijk zelfingenomen gespeeld door Wolfgang Pregler) of als hij een lakei verleidt tijdens het zwemmen. Het is een prachtrol, een waarin de paradoxale acteur, van wie je alles mag zien maar niets weet, moeiteloos past op het enigmatische personage.

De voorstelling duurt lang en weet niet continu te boeien, maar aan het eind, als Willems een vleugel omver duwt, de zaal verlaat, door een camera gevolgd bij de garderobe zijn jas ophaalt en de stad in verdwijnt is de ontlading groot. Willems blijkt inmiddels in München een echte publiekslieveling. Uit de zaal werd geen wanklank vernomen.

De Duitse critici zijn uitermate welwillend over de voorstelling. De invloedrijke Süddeutsche Zeitung vindt de filmdialogen in een zo ‘hoogsymbolische’ enscenering te karig, maar prijst de ‘zeer mooie en rijke theaterbeelden’ en het spel van Jeroen Willems. Johan Simons is zelfs een beetje teleurgesteld in het gebrek aan kabaal rondom de voorstelling: ‘Volgende keer moeten we het maar een beetje gaan uitlokken.’

Kader: Van Hoves internationale premières

Wie Ivo van Hoves premières dit jaar wilde bijhouden moest achtereenvolgens naar Berlijn (Der Menschenfeind bij de Schaubühne), New York (The Little Foxes bij de NY Theater Workshop), Amsterdam (Kinderen van de zon bij zijn eigen Toneelgroep Amsterdam), Antwerpen (Nooit van elkaar van TGA en de KVS) en nu München (Ludwig II bij de Münchner Kammerspiele). In juni volgt nog De Russen, tijdens het Holland Festival in Amsterdam. Van de buitenlandse gastregies zal er volgend seizoen één in de Stadsschouwburg te zien zijn.

Interview Pierre Bokma

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 17 januari 2011 om 23:24 uur
tags: , , , ,

Na een roemrijke carrière in Nederland ging acteur Pierre Bokma (Parijs 1955) met Johan Simons mee op zijn nieuwe toneelavontuur in München. Als toneelspeler bij de Münchner Kammerspiele begint hij als het ware opnieuw, in kleine rollen en projecten. Dit weekend staat hij weer even twee keer in de Stadsschouwburg, in Hotel Savoy, de voorstelling waarmee Simons afgelopen oktober het gezelschap heropende. ‘In Duitsland hoopt het publiek op confrontatie.’

Hij woont nog gewoon in Amsterdam, en zit in café Stanislavski in de Stadsschouwburg als een vaste gast. We moeten ook vooral niet denken dat hij weg is uit Nederland: hij speelt nog in ’t Spaanse Schaep en vanaf maart tourt hij ook weer door Nederland met de nieuwe voorstelling van Alex van Warmerdam. Die wordt gemaakt in Antwerpen, samen met de Vlaamse groep Olympique Dramatique, dat dan weer wel.

‘Deze voorstellingen van Hotel Savoy zijn de laatste in deze reeks’, vertelt Bokma. ‘In juni spelen we hem nog een paar keer in München en dan gaan we meteen verder met een nieuwe voorstelling.’ Dat wordt een combinatie van E la nave va van Fellini (over operasterren op een cruiseschip) en The hairy ape van Eugene O’Neill (over de bewoners van de machinekamer).

Continue reading “Interview Pierre Bokma” »

Interview Thomas Schmauser

Thomas Schmauser is van de zo’n dertig acteurs in het vaste ensemble van de Münchner Kammerspiele. Hij was vorig seizoen te zien als de even hilarische als beklagenswaardige Poolse immigrant in het tweede deel van Drei Farben van Johan Simons, die hem roemt om zijn nonchalante directheid. Maar in een gesprek toont hij zich juist een eenzame tobber. “Ego en ijdelheid maken mijn werk continu kapot.”

“Ik maak liever geen algemene statements”, zegt Schmauser halverwege het telefoongesprek. Verwacht van hem geen uitspraken over Nederlandse versus Duitse regisseurs of over het theaterklimaat in Duitsland. Hij spreekt liever over de individuele strijd die theater maken voor hem is.

Schmauser (1972) werd geboren in Burgebrach, bij Neurenberg, en ging naar de Otto Falckenberg Toneelschool die verbonden is aan de Münchner Kammerspiele. Hij studeerde verder bij de school van Jerzy Grotowski in Italië en speelde in enkele films en –nagenoeg verplicht in Duitsland- in Tatort. Hij werkte in Hannover en Hamburg voordat hij in 2007 toetrad tot het Münchner ensemble. Hij speelt vaak opvallende bijrollen, zoals die van de halve wilde Caliban in Der Sturm van regisseur Stephan Pucher, waarin hij driftig en hondachtig over het toneel raast.

Een eigen stijl durft hij voor zichzelf niet te beschrijven: “Zoals iedereen heb ik in mijn privéleven constante strijd en lijden. Op het podium probeer ik me echter volledig vrij te maken. Ego en ijdelheid maken dat werk kapot. Ik ben heel ijdel. Door tijdens het repeteren mijn rol te ontwikkelen kan ik me langzaam laten wegvoeren van het denken, van de reflectie.
En soms bereik je tijdens het spelen een moment lang een soort openheid met de werkelijkheid, met de andere mensen op toneel. Alleen als ik voor mensen speel kan ik die vrijheid bereiken. De band Manu Chao heeft een liedje Bleeding Clown. Dat vind ik een geweldig beeld voor wat ik wil zijn. Het lichaam bloedt, de clown laat je lachen, maar staat ook op afstand.”

Schmauser is blij met de nieuwe intendant: “Het is een vloeiende overgang; Johan Simons heeft al eerder bij de Kammerspiele gewerkt, kent het gezelschap goed. Hij is volgens mij geen egomaan, hij luistert aandachtig en heeft humor. Ik vind het prettig als iemand zo’n gevoel voor relativering heeft als hij, dat is ook een vorm van wijsheid. Nee, het ensemble heeft geen enkele inspraak in dat soort beslissingen. Tenminste niet dat ik weet. Ik geloof dat de vorige intendant (Frank Baumbauer) wel enige invloed heeft uitgeoefend, maar het wordt uiteindelijk door de gemeente beslist.”

Drei Farben was tot nu toe de enige voorstelling van Simons waarin Schmauser meespeelde. “Bij het maken gaf Simons me heel veel vrijheid. Hij kijkt toe, maakt af en toe een opmerking. Dat was heel fijn. Je voelt je goed begeleid, maar toch scheppend. Het is veel saaier als een regisseur en de dramaturg de voorstelling van tevoren al helemaal hebben doorgedacht. Ik vind ook als toeschouwer voorstellingen met dat soort esthetische concepten meestal sehr langweilig.”

“Ik zie veel voorstellingen buiten de deur, meer eigenlijk dan van mijn eigen huis. Ik houd er eigenlijk het meest van als ik het niet  begrijp, ik zie constant acteurs dingen doen waarvan ik niet weet hoe ze het doen.”

Spontaan begint hij over politieke aspecten: “De kunst houdt zich in mijn optiek te veel bezig met entertainment. Vanuit het publiek gezien begrijp ik dat; die mensen hebben veel geld betaald en willen van hun shit af. Maar kunstenaars, acteurs moeten de vijand niet voeden. Ze moeten hun eigen pad volgen. Ja, het publiek is de vijand, the dark side. Ik kan ze nooit bereiken, ook al is dat mijn verlangen. Er zit een oneindig hoge rotswand tussen de spelers en het publiek. Ze kunnen niets anders doen dan kijken. En je kunt als acteur of als toeschouwer wel een soort verbinding voelen met elkaar, maar die zit alleen in je eigen hoofd. Uiteindelijk is iedereen -op het toneel of in de zaal- volstrekt alleen met zichzelf.” Verzuchtend: “En toch moet ik toch avond aan avond de bek van de draak in.”

Inmiddels is het nieuwe seizoen begonnen en werkt Schmauser met de Letse regisseur Alvis Hermanis aan de voorstelling Ruf der Wildnis, gebaseerd op Call of the Wild, het boek van Jack London over een hond in de Amerikaanse gold rush. “Veel mensen hebben het als kind gelezen. Nu voeren we het op, met toevoeging van interviews met oudere mensen die een hond hebben. We proberen het zo te hebben over de relatie tussen mens en dier.”

Ook Benny Claessens speelt mee in de voorstelling. Plotseling enthousiast: “Oh, I love Benny! Ik adoreer zijn levendigheid en hoe hij pronkt met zijn lichaam. Hij is sexy!” En dan ineens toch een algemeen statement: “Veel verbindingen in de kunst zijn denk ik sexueel. We verzinnen er veel intellectueel gedoe omheen, maar de basis is toch an erotic thing.”

Recensie ‘Hotel Savoy’ van de Münchner Kammerspiele

De ruimte is kaal, onaf en hyperfunctioneel ingericht. Ze zijn in Duitsland inmiddels heus wel wat gewend qua theater in industrieel erfgoed, maar de nieuwe Spielhalle van sjieke Münchner Kammerspiele is wel heel erg weinig afgewerkt. De Duitse pers vindt het maar raar: waarom hier de seizoensopening en niet in de schitterende grote zaal? Maar de nieuwe intendant van het gezelschap is dan ook Johan Simons, die wel houdt van een beetje ruig.

Als eerste voorstelling van zijn artistiek leiderschap koos Simons voor een bewerking van Hotel Savoy van de Oostenrijkse schrijver Joseph Roth. Met een combinatie van Nederlandse en Duitse acteurs maakt hij een mooie voorstelling, minder statig dan zijn vorige Roth-bewerking Hiob, dicht op het publiek, licht aan de oppervlakte, maar met een diep dreigende ondertoon.

Na de Eerste Wereldoorlog komt Gabriel Dan terug uit Russische krijgsgevangenschap. Hij is op weg naar huis, maar belandt tijdelijk in een hotel, samen met nog veel meer door de oorlog ontheemde Heimkehrer. Steven Scharf als Gabriel is een melancholieke reus. Hij torent boven de andere spelers uit en neemt de voorstelling mee als de het enorme paar laarzen dat hij draagt.

Het publiek zit aan weerszijden van de speelvloer, een lange ‘catwalk’ van vloertegels; als de spelers eroverheen stampen waait het stof en zand ertussen op. Erboven schittert een kroonluchter overdreven. Aan één uiteinde de deuren van een grote lift. In het midden een trap naar beneden, met een grof-houten ombouw, alsof het een bouwplaats is.

De lift is het domein van de liftboy Ignatz, gespeeld door Pierre Bokma (dienstbaar, maar heel geestig), die het hotel bestiert en Gabriel kennis laat maken met de overige, eigenaardige bewoners, zoals het variëtémeisje Stasia (Katja Herbers, die in het Duits lijkt te verliezen aan brutaliteit, maar wint aan tragiek), de klagende joodse valutahandelaar en een hoestende clown. De geheimzinnige eigenaar Kaleguropulos krijgt niemand te zien.

De vaart komt erin met de komst van de revolutionaire Zwonimir en de Amerikaanse miljardair Bloomfield. Beiden zijn gekomen om de stad te veranderen: de een wil gewapende opstand en de ander zoekt mensen om geld aan te geven.

Opmerkelijk is de grote nadruk op variëté, goochelen, slapstick, ballet en clownerie. Brigitte Hobmeier doet een prachtig nummer waarin ze binnen een paar minuten met diverse attributen en opplaksnorren vier typetjes neerzet, met verwijzingen naar Laurel & Hardy, Chaplin en Buster Keaton.

Boven het verhaal, geschreven in 1924, hangt met de kennis van nu echter de dreiging van de holocaust, een paar decennia later. Het oorspronkelijke Hotel Savoy stond en staat nog steeds in Lvov, nu in de Oekraïne. Maar van de vele joden uit die stad zijn er bijna geen meer over. Roth stierf in 1939.

Het is Simons verdienste dat hij deze geschiedenis onnadrukkelijk, maar toch onontkoombaar op het heden weet te plaatsen, maar dat hij tegelijk met de mooie rollen van Scharf en Herbers de voorstelling een warm kloppend hart geeft.

Het heden is het steigerwerk van de toekomst. Dat lijkt Simons te willen zeggen, niet alleen met de voorstelling, maar ook met de zaal waarin die speelt. Het Duitse publiek onthaalde het in ieder geval met donderend enthousiasme.

Hotel Savoy van de Münchner Kammerspiele. Gezien 7/10 in München. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) op 21-22/1/11.

Volgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity