Interview Eric de Vroedt over ‘The Nation’

Voor de Holland Festival-bijlage van Het Parool

Grofgebekte politieagenten, pinnige talkshowhosts, lanterfantende welzijnswerkers, radicaliserende moslims, Afrikaanse moeders en treitervloggers trekken tijdens het Holland Festival het Muziekgebouw aan het IJ binnen. De bingeable theaterserie The Nation van schrijver en regisseur Eric de Vroedt is een actuele thriller over een verdwenen kind, maar ook een theatrale reflectie op de gepolariseerde samenleving. “Het multiculturele debat is nog maar net begonnnen.”

Nog een tikje hyper komt De Vroedt binnen in café Het Paleis, rechtstreeks uit de repetitieruimte in Den Haag. De week ervoor werd het tweede deel van The Nation gespeeld, nu wordt er alweer keihard gewerkt om over twee weken deel drie af te hebben. “Vorige week speelden we ook de eerste twee delen achter elkaar. Dat gaf een toffe stapeling. Het publiek zit meteen in de binge modus, iedereen wil weten hoe het nu verder gaat.”

The Nation, een coproductie van het Nationale Theater en het Holland Festival, wordt een verhaal in zes delen over een vermiste, elfjarige jongen uit de Schilderswijk. Vanuit dat onderzoek wordt het een fragmentarisch portret van een wijk waarin de grote dilemma’s van de multiculturele samenleving tot uitbarsting komen. Het eerste deel speelt zich af op het politiebureau waar de zaak in behandeling is, maar wat ook de laatste plek is waar de jongen gezien is. Plaats van handeling in deel twee is een televisiestudio waar de zaak – die inmiddels tot nationale proporties is opgeblazen – onderwerp is van een late-night-talkshow.

The Nation is het tweede project dat De Vroedt maakt bij het Nationale Theater, waar hij sinds dit seizoen artistiek leider is (tot 2018 nog onder artistiek directeur Theu Boermans). Het Haagse gezelschap, dat altijd wat klassieker en behoudender voorstellingen maakte dan Toneelgroep Amsterdam – waar De Vroedt eerder regisseerde – blijkt op verschillende vlakken te moeten omschakelen voor het tijdperk De Vroedt: “We dachten die talkshow vorm te geven met een paar camera’s, maar we wilden de beelden ook projecteren en toen bleek dat de apparatuur daarvoor te kort schoot. Het NT heeft minder ervaring met video dan TA, daar doen we nu grote investeringen in.”

“Ik ben heel blij met hoe dat tweede deel geworden is”, zegt De Vroedt. “Voor de acteurs was die talkshowvorm ook heel inspirerend – iedereen kent de clichés, dus je kunt ermee spelen. Vooral als de gesprekken enorm escaleren, zo erg dat je vraag voor deel drie wordt: kunnen we nog verder samenleven? Dat derde deel wordt weer heel anders. We komen bij de mensen thuis terecht, achter de maskers. De bedoeling van de serie is dat het één wereld is, waaraan steeds verschillende kanten op verder gebouwd wordt”

Voor wie het bekend in de oren klinkt: De Vroedt maakte al eerder een serie ‘brandend actueel’ theater. Hij was schrijver en regisseur van de tiendelige Mightysociety-serie die hij maakte tussen 2004 en 2012. “Oorspronkelijk was ik daar iets vergelijkbaars van plan: personages moesten in latere voorstellingen kunnen terugkomen; iets dat in deel één gebeurde moest consequenties hebben in deel vijf. Dat kon toen niet omdat ik het deel voor deel maakte. Voor The Nation heb ik het geheel vooraf helemaal uitgedacht. Ik heb een uitgebreide synopsis met alle personages en verhaallijnen. Ik heb natuurlijk veel gekeken naar televisieseries als The Newsroom of House of Cards. Maar uiteindelijk is het klassiek toneelschrijfwerk: ik moet mijn personages door en door kennen en dan grote dramatische krachten laten botsen, zodat er bijna vanzelf een verhaal uitrolt.”

Waar in Mightysociety elk deel zijn eigen onderwerp had heeft The Nation één centraal thema. De Vroedt: “Ik zie in het maatschappelijk debat dat mensen elkaar alleen maar beschouwen als vertegenwoordiger van een bepaald idee. En als je dat steeds gaat benoemen, gaan mensen zich ook zo gedragen. Ik merkte aan mezelf dat ik in debatten ‘de subsidieslurpende kunstenaar’ ging uithangen als ik bij voorbaat toch al zo werd waargenomen.”

“In het stuk gebeurt dat met agenten, moslims, politici, welzijnswerkers; iedereen is ontevreden over zijn eigen positie, allemaal willen ze laten zien dat ze veelzijdiger zijn dan het ééndimensionale personage dat iedereen ziet. Maar als mensen niet meer voorbij het bééld van een ander kunnen kijken, dan is dat het einde van samenleven. Dus voor mij is de vraag hoe we kunnen loskomen van die beelden – die we ook weer nodig hebben, anders overleven we niet in de informatiechaos – hoe we ze loswrikken en kijken wat erachter zit.”

Dat werkt niet alleen binnen de voorstelling, ook het publiek kijkt zo, vertelt De Vroedt: “Politieagenten kwamen kijken en zeiden: ja maar zó zijn wij niet. En ook islamistische jongeren kwamen naar me toe om uit te leggen dat de islam niet goed gepresenteerd wordt. De opdracht voor mij is om dat openbreken en nuanceren in de volgende delen ook echt te doen. Gelukkig hoor ik ook van mensen die kritisch zijn dat ze wel hooked zijn; ze komen kijken hoe het verder gaat.”

Kun je alleen politiek theater maken als het onderwerp ook expliciet politiek is? “Ja dat vind ik wel. Ik vind veel voorstellingen die zeggen politiek te zijn erg onthecht. Het zijn kunstdaden, en daar heeft niemand een politieke gedachte bij, over hoe je in jouw leven staat. Dat vind ik gemakzuchtig. Mijn werk is hyperrealistisch, met allemaal actuele verwijzingen, grapjes over Wilders en politici als personages, maar daar zit het politieke niet. Uiteindelijk gaat het om het moment waarop de overload aan informatie en chaos artistiek vormgegeven wordt waardoor je het echte probleem ineens kunt voelen. Dat je als toeschouwer een katharsis beleeft doordat je de complexiteit van het debat en de worsteling ermee doorleeft.”

Onderdeel van de voorstelling zijn de vlogs van het personage ‘de Beer van Den Haag’, gespeeld door de vervaarlijke Saman Amini. De filmpjes zijn te zien in de voorstelling, maar duiken ook op op Facebook. “Die teksten worden geschreven door Joeri Vos, met de bedoeling om commentaar te geven op de gebeurtenissen in het stuk, maar ook op het project, en op mijzelf. We hebben net een scène opgenomen, waarin hij mij tegenkomt in de Schilderswijk en met mij in discussie gaat en mij helemaal verrot scheldt omdat ik als witte man met een wit gezelschap onderzoek kom doen in de Schilderswijk.”

Ja, hoe zit dat eigenlijk? De Vroedt: “Het was in het begin soms wel met enige gêne dat ik daar kom. Het Nationale Theater is bijna volledig wit en iedereen is nu heel blij dat we gekleurde acteurs als Romana Vrede, Werner Kolf en Saman Amini in het ensemble hebben. En gek genoeg ben ik mezelf de afgelopen vijf jaar ook bewust geworden dat ik als indo een kleur heb. Iets in het debat van de afgelopen jaren zorgt ervoor dat we de miniverschillen ineens zien en benoemen. Maar ik geloof heel sterk dat we als gezelschap nieuwe gemeenschapsverhalen moeten vertellen, dus – zelfs al weet ik niks van de Schilderswijk, al hoor ik er al veertig jaar over – ik moet me dwingen om mezelf en het gezelschap daarin te storten. We moeten ergens beginnen.”

Tijdens de verkiezingscampagne was Wilders grotendeels afwezig. Is het hele multiculturele thema niet een beetje belegen? “Ik denk niet dat we ons dat kunnen permitteren. Ik denk dat we er nog twintig jaar mee bezig gaan zijn. Net als het racismedebat: dat zijn we ook al beu, maar dat is ook nog maar net begonnen. Die tegenstellingen gaan eerst alleen nog maar aangescherpt worden. Het is een illusie dat we kunnen terugkeren naar de technocratische politiek van de jaren negentig. En daarvoor hebben we theater nodig dat gemeenschappen behandelt als dingen die altijd in beweging zijn. The Nation is daarvoor een aanzet, maar de educatieprojecten rond de voorstelling zijn echt interessant: jongeren lezen het stuk, zijn dan heel boos en worden uitgedaagd om hun eigen versie te schrijven, The Real Nation – die jongeren weten natuurlijk veel beter hoehet zit. En als ze dan onze voorstelling komen zien zijn ze verbaasd over wat het dan is.”

The Nation deel 1-3 van Het Nationale Theater is te zien van 5 t/m 8 juni in het Muziekgebouw aan het IJ. www.hollandfestival.nl

Recensie ‘De gouden draak’ van het Nationale Toneel

Eigenlijk is het decor de ster. Ontwerper Marc Warning maakte een volgestouwde ruimte; een combinatie van een atelier, een winkelmagazijn, een keuken en de zolder van een hamsteraar. Hij gebruikte werkbanken en andere materialen uit het opgeheven decoratelier van het Nationale Toneel en dat geeft De gouden draak en sterke melancholie.

De gouden draak is een mozaïektoneelstuk van de Duitse schrijver Ronald Schimmelpfennig over een kok in een Chinees-Vietnamees-Thais restaurant en een paar bewoners van de huizen erboven en de winkel ernaast. Het is nadrukkelijk theatraal: vijf acteurs spelen de achttien personages, die voornamelijk los geschetst worden – het gaat niet om de details, maar om het losse netwerk van ongelijk wereldburgerschap.

De jonge kok is illegaal en kan dus niet naar de tandarts terwijl hij vergaat van de pijn. De tand eindigt in de soep van een jonge stewardess die is thuisgekomen van eeen vlucht uit Chili. Schimmelpfennigs stuk is echter niet alleen een sociale kritiek, maar ook een mooie illustratie van het menselijk onvermogen om iemand anders te zien als een mens. Elders in het huis gaat een stelletje uit elkaar, proberen een grootvader en kleindochter tevergeefs met elkaar te praten en houdt de winkeleigenaar in een donker hok een oosters meisje als seksslavin.

Regisseur Caspar Vandeputte probeert met een aantal performance-elementen – de acteurs koken, strijken en doen een wasje – een zekere aardse losheid in te brengen, maar de spelers (Anniek Pheifer, Antoinette Jelgersma, Werner Kolf en Pieter van der Sman) blijven meestal erg toneelmatig. Paul R. Kooij heeft op bepaalde momenten een goede, laconieke toon te pakken. De Gouden Draak blijft zo een voorstelling met mooie elementen die te weinig in elkaar grijpen.

De gouden draak van Het Nationale Toneel. Gezien 28/10/15 in het Compagnietheater. Aldaar t/m 31/10. www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘As you like it’ van het Nationale Toneel

Romantisch verhaal met prins en prinses? Check. Melige cannabiskomedie tussen de wietplanten? Present. Aan Marthaler herinnerend weemoedig liedjesprogramma? Bingo. Vechtsportgala met Badr Hari-verwijzingen? Aanwezig. Melancholieke, Tsjechov-achtige interpretatie van Shakespeare? As you like it van het Nationale Toneel is het allemaal, maar een eenheid is het niet.

Regisseur Theu Boermans regisseert na het geslaagde Midzomernachtsdroom opnieuw een Shakespearekomedie bij Het Nationale Toneel. Opnieuw is het een uitbundige, lange toneelavond vol spelplezier en geslaagde grappen, in dit geval nog extra glanzend omdat er een cast vol fris nieuw talent op het toneel staat.

Hoe beter je het verhaal van een Shakespearekomedie probeert uit te leggen, hoe onbegrijpelijker het wordt. Laat het volstaan te zeggen dat allerlei types uit de stad waar een despotische president heerst hun toevlucht zoeken tot het platteland. Onder hen de broer van de president (ooit zelf president), diens dochter Rosalinde en de berooide edelman Orlando. De zijn na een ontmoeting in de stad smoorverliefd op elkaar, maar op het platteland is zij verkleed als man en ze lopen elkaar steeds mis.

Decorontwerper Bernhard Hammer plaatst de voorstelling in een witte doos, die eerst met artistieke projecties de kamers in de stad verbeeldt, maar waarachter later een sneeuwlandschap verborgen blijkt. Op het platteland is het namelijk steenkoud. De laatste scènes spelen in een schaapskooi, maar de herder compenseert “de bezuinigingen” met een wietplantage. Jaja, liefde is net een drug.

Er zit een geestig lijntje in dat iedereen die in de grote stad wreed, boosaardig of gierig is op het land een equivalent personage heeft (vaak een dubbelrol) die goedgunstig, poëtisch en vrijgevig is.

Op het platteland zitten allerlei gelieven achter elkaar aan, maar het centrale koppel is Rosalinde en Orlando, met verve gespeeld door Hannah Hoekstra en Reinout Scholten van Aschat. Die laatste is prachtig laconiek, de rechtschapen maar passieve dichter die door de gebeurtenissen wordt meegesleurd.

Maar Hoekstra is de ster van de avond, vooral met het trainingspakje en het dunne snorretje waarmee ze zich voordoet als man. Iel, maar met enorme power, staat ze tegenover Orlando om de touwtjes in handen te nemen. Als man kan ze hem vragen zijn liefde voor haar te bewijzen.

In de bijrollen vallen Arend-Jan Linde en Jappe Claes op. De eerste maakt van Orlando’s onaangename broer en later van een onhandige priester twee knappe, erg leuke typetjes en Claes loopt als een soort Oom Wanja, drinkend en melancholiek filosoferend, door de scènes heen. De beroemde monoloog ‘De wereld is een schouwtoneel’ brengt hij met meesterlijke ironie en tegelijk diep doorleefd.

De genderverwarring wordt aangevuld met een paar homopersonages, maar hun seksualiteit is eigenlijk alleen voer voor een paar foute, ouderwets aandoende grappen.

“Een moraal? Uit deze warboel?” Aan het eind wordt Hoekstra naar het midden van het toneel geduwd om de epiloog uit te spreken, maar verder dan dat iedereen er maar uit moet halen wat hem of haar het beste uitkomt komt ze niet. Het hoogtepunt van een driedubbele anticlimax. Ergens in de overvloed aan ideeën, moppen en stijlen in deze voorstelling zit vast een moraal, maar Boermans heeft het wel erg bont gekleurd.

As you like it van het Nationale Toneel. Gezien 20/12/14 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Stadsschouwburg) 12 t/m 14/1. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Vrijdag’ van het Nationale Toneel

“Mensen zoals ik zijn nooit de baas. Ze hebben een mes nodig om mensen te laten denken dat ze de baas zijn.” George Vermeersch is net thuis uit de gevangenis. Hij heeft een tijd vastgezeten omdat hij seks heeft gehad met zijn minderjarige dochter Christiane. In die tijd heeft zijn vrouw Jeanne een kind gekregen van buurman Erik.

Hugo Claus –of althans: zijn toneeloeuvre– is aan een kleine revival onderhevig. Drie jonge regisseurs kiezen voor zijn werk: Maren Bjørseth maakte een cleane versie van Bruid in de morgen bij Toneelgroep Amsterdam, Thibaud Delpeut koos voor zijn bewerking van de Phaedra-mythe bij De Utrechtse Spelen, en nu is er Casper Vandeputte die Claus’ bekendste werk ensceneert bij het Nationale Toneel: Vrijdag.

Vrijdag gaat over incest en dat is een brisant thema; inmiddels ook veel brisanter dan bij de première in 1969. De laconieke toon waarmee erover wordt gesproken valt op. “Dat is toch meer iets voor lager volk; lui van de metaal”, merkt Erik op als George zijn wandaad opbiecht.

Maar het blijft de voorstelling lang onduidelijk wat Vandeputte nu zo heeft gefascineerd in dit stuk. De situatie is halfhartig naar het heden gehaald (decor en kostuums verwijzen naar de jaren vijftig, maar op televisie kijken ze naar hedendaagse programma’s) en Claus’ verzonnen Vlaamse dialect is gladgestreken tot hedendaags Nederlands. Maar daarmee lijkt ook de heftigheid van de tekst te zijn weggepoetst.

Stefan de Walle lijkt op papier de ideale acteur om George te spelen: de vriendelijke huisvader van wie je zoiets nooit zou verwachten. Maar ondanks tomeloos spel blijft zijn George eenvormig en op afstand. Ariane Schluter als Jeanne is ook niet op haar plek, maar is in de beginscène nog mooi als aftast wat er van haar man is overgebleven in de gevangenis.

Uiteindelijk zit het probleem van de voorstelling in de houding ten opzichte van onze driften. Claus lijkt te wenken naar het angstwekkende gevoel van vrijheid dat een grensoverschrijdende daad van lust of begeerte kan veroorzaken. Maar deze rationele, weloverwogen toneelspelers lijken dat schokkende idee uit de weg te gaan.

Het sterkst komt dat naar voren in de scène waarin Christiane in een droom George bezoekt en zich aan hem vastklampt. Sallie Harmsen maakt er een act van, een nummer – en blijft daardoor volstrekt ongevaarlijk. Alleen Vincent van der Valk heeft als speler een zekere dreiging in zich, maar hij speelt juist de sullige buurman Erik.

Tot aan het eind blijft de voorstelling zwalken. Claus lijkt met zijn stuk een opening te bieden voor een goede afloop en de makers van deze voorstelling lijken de schrijver te volgen. Maar de kinderwagen van de nieuwe dochter vooraan en de hoop aarde erachter –die vooral associaties oproept met een vers gedolven graf– contrasteren daar hard mee. Het volgende slachtoffer staat klaar.

Vrijdag van het Nationale Toneel. Gezien 2/12/14 in het Compagnietheater. Aldaar t/m 20/12. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: Tasso van Het Nationale Toneel

Je ziet het vaker op het toneel: een decor dat aan het begin nog helemaal netjes en aangeharkt is, is aan het eind veranderd in een enorme puinhoop. Bij Tasso is het andersom. Bernhard Hammer ontwierp een podium als een vol kunstenaarsatelier met piano, schildersezel, fotostudio en –lampen, borstbeelden van beroemde kunstenaars, een hogedruk verfspuitinstallatie en decorstukken van een elegante kamer waarvan sommige achterstevoren heel nadrukkelijk decor staan te zijn.

Vorig seizoen maakte de jonge garde toneelspelers van het Nationale Toneel Nieuwspoort, een aardige, maar soms wat naïeve voorstelling over de verhouding tussen kunst en politiek, waarvoor de makers een paar weken rondliepen op het Binnenhof. Nu regisseert Theu Boermans met grotendeels dezelfde acteurs (Joris Smit, Hannah Hoekstra en Sallie Harmsen, nu aangevuld met Bram Suijker en Justus van Dillen) een van de oerteksten over dat onderwerp: Tasso van Goethe uit 1787.

Tasso (Smit) is een dichter bij de rijke, jonge mecenas Alfonso (Suijker) in Ferrara. Hij is verliefd op diens zus Leonore (Harmsen), maar maakt zich onmogelijk door ruzie te zoeken met Alfonso’s vriend Antonio (Van Dillen). Zoals hij eerder deed bij bijvoorbeeld Hamlet of De eenzame weg moderniseert Boermans het verhaal onnadrukkelijk. Alfonso is hier geen hertog maar een succesvolle ondernemer op sneakers, Antonio is zijn politieke liaison. De acteurs spreken de bloemrijke taal van het origineel (fris en helder vertaald door Tom Kleijn), maar zijn daarbij modern informele en emotionele mensen.

Smit maakt van Tasso een manische hipster rocker. Hij levert het manuscript van zijn meesterwerk in bij Alfonso (die het zonder het ook maar open te slaan in een vitrine zet), speelt Angel Eyes op de piano en Pink Floyd op gitaar en schetst een paar vegen op doek. Hij is de archetypische romantische kunstenaar: wispelturig, impulsief en egoïstisch. Met tegenzin ondergaat hij de ceremonie waarin hij een gouden lauwerkrans opgezet krijgt

Van Dillen als Alfonso is zijn tegenpool: berekenend, pragmatisch en een beetje saai, al zingt hij een lied met een verrassende falset. Maar alle personages zijn ergens jaloers op Tasso; allemaal zetten ze, als ze even alleen zijn, de lauwerkrans op hun hoofd, als om te proeven van zijn vrijheid van denken en leven. Alleen Leonore niet, die te goed Tasso’s destructieve kant ziet.

Tasso is, zoals van Boermans inmiddels wel verwacht mag worden, helder en licht. Maar met drie uur is de voorstelling erg lang en op sommige momenten spreken de acteurs iets te mechanisch en niet lucide genoeg.

Aan het eind is het decor in elkaar gezet. De bustes staan op sokkels, de troep is opgeruimd, de acteurs dragen historische kostuums. Tasso heeft zichzelf te gronde gericht en wordt terecht verbannen. Maar Ferrara is een stukje saaier zonder hem.

Tasso van Het Nationale Toneel. Gezien 16/9/14 in het Compagnietheater. Aldaar t/m 27/9. Meer info op www.nationaletoneel.nl.

Het Nationale Toneel ontdekt Den Haag

Met het aantreden van Theu Boermans als artistiek leider heeft het Nationale Toneel (NT) op een nieuwe manier Den Haag ontdekt. Met zakelijk leider Walter Ligthart en dramaturgen Rezy Schumacher en Remco van Rijn wordt getracht het regeringscentrum en het toneelgezelschap dichter bij elkaar te brengen. Vooruitgeschoven post is de productie Nieuwspoort, waarin de jonge garde van het gezelschap twee maanden rondloopt in het Tweede Kamergebouw.

“Ik word hier vreselijk genuanceerd en apolitiek van.” In een oude school in Den Haag waar vroeger Stella Den Haag gevestigd was repeteren vier jonge acteurs – Hannah Hoekstra, Joris Smit, Reinout Scholten van Aschat en Sallie Harmsen – onder leiding van Casper Vandeputte aan Nieuwspoort. De afgelopen weken hebben ze zich ondergedompeld in de Tweede Kamer en het perscentrum Nieuwspoort, spraken ze met (ex-)politici en lazen ze boeken van onder anderen Joris Luyendijk en Rob Wijnberg. Nu wordt het tijd om de enorme berg informatie te ordenen en lijnen uit te zetten voor de voorstelling die ze vanaf 20 november moeten gaan spelen.

Op roze post-its spuien ze hun emotionele houding ten opzichte van de politiek, van de spanning en opgetogenheid toen ze te horen kregen dat ze twee maanden ongelimiteerde toegang kregen tot het politieke bedrijf, via schaamte over hun gebrek aan kennis na een inleidend college staatsinrichting, onmacht bij een ellenlang gesprek met Boris van der Ham die een volstrekt tactische blik op de politiek heeft, tot ontzag voor de eeuwenoude tradities in de bibliotheek van de Tweede Kamer. “We begonnen handenwrijvend met het gevoel: we gaan eens een boekje opendoen”, zegt Harmsen, “Maar gaandeweg blijkt alles complexer en genuanceerder dan we van tevoren dachten.”

“Nieuwspoort heeft een paar jaar geleden de ‘Nieuwspoort rapporteur’ ingesteld”, vertelt Remco van Rijn een paar dagen later, “Als reactie op het vermeende gebrek aan transparantie. Eens per jaar krijgt iemand een paar maanden volledige toegang tot Nieuwspoort en de Tweede Kamer en schrijft vervolgens een boekje met zijn of haar bevindingen. In 2010 was Joris Luyendijk de rapporteur die het spraakmakende Je hebt het niet van mij schreef. Zodra we met het NT hadden besloten dat we deze voorstelling wilden maken, heb ik een brief geschreven aan Nieuwspoort met het voorstel om na wetenschappers en journalisten nu eens kunstenaars aan te stellen als rapporteurs. Daar waren ze meteen laaiend enthousiast over.”

Voor Vandeputte was een blik achter de schermen bij de politiek oorspronkelijk niet het uitgangspunt. “Ik zag de eerste aflevering van de Amerikaanse serie The Newsroom over een nieuwsprogramma dat uit de infotainment-cyclus wil stappen en weer ‘ouderwets’ burgers wil informeren. Ik vond dat geweldig, en ik wilde het voor Nederland bewerken en misschien als eenmalige avond presenteren bij het NT. Aaron Sorkin [de schrijver The Newsroom en The West Wing] laat zien wat politiek en journalistiek toch zouden moeten zijn: de slimste en meest capabele mensen van het land komen bij elkaar en proberen hun idealen in praktijk te brengen.”

Met Prinsjesdag en de Algemene Beschouwingen maakte de club jonge makers het spitsuur van het politieke bedrijf mee. Enthousiast vertellen ze over de hectische kamer naast de vergaderzaal vol jonge beleidsmedewerkers die als taak hebben om tijdens de debatten Mark Rutte per Whatsapp continu te voeden en te beschermen; over de afdelingen strategie op alle ministeries die bevolkt worden door jonge ambtenaren, afkomstig van het Ministerie van financiën, die elkaar allemaal kennen, elkaar kunnen helpen of tegenwerken en zo samen het rijksbeleid diepgaander beïnvloeden dan wie ook; en over de belevenissen van Vandeputte en Smit op de normaalgesproken ondoordringbare VNO/NCW-borrel, waar ze kort met Rutte hebben gesproken.

De uiteindelijke voorstelling wordt niet op locatie gespeeld. “Nieuwspoort zelf is te klein”, zegt Van Rijn, “En elders in het Kamergebouw is onhandig, want dan moeten alle bezoekers zich identificeren. En laten we wel wezen: het is natuurlijk een geweldige kans om die politici en ambtenaren het NT Gebouw binnen te krijgen.

Nieuwspoort past binnen het streven van Het Nationale Toneel om zich actiever te richten op Den Haag als centrum van politiek en macht. Dat lijkt een logische beweging voor een gezelschap dat zich op vijf minuten lopen van het Binnenhof bevindt, maar tot nu toe liet het de mogelijkheid grotendeels links liggen. “Ik denk dat het NT soms niet zo goed was in het uitleggen wat we allemaal deden”, zegt Van Rijn. “Het repertoire werd natuurlijk altijd gekozen op de huid van de tijd, maar we gaan dat nu veel explicieter uitdragen.”

Feit is dat de eerste expeditie van de Nieuwspoort-makers al direct spin-off oplevert. Politici en media ontvangen de kunstenaars met open armen en delen hun expertise. “Er zijn heel veel mensen die daar ons toekomen met ideeën”, grinnikt Vandeputte, “We overwegen een lijst met aangedragen onderwerpen op te nemen in de voorstelling.” Maar Van Rijn krijgt ook serieuze aanbiedingen: “De middag voor Prinsjesdag werd een prijs uitgereikt voor de beste politieke speech, de Prinsjesrede. Anniek Pheiffer, Mark Rietman en Pieter van der Sman hebben daar de genomineerde speeches voorgedragen, en Jappe Claes speelde de monoloog van Marcus Antonius uit Julius Caesar. Dat is onze voorwaarde: we willen prima meewerken en onze expertise inzetten, maar wat wij te vertellen hebben vertellen we met toneel.”

Van Rijn ziet nog veel kansen voor samenwerking, bijvoorbeeld met de Campus Den Haag, waar de Universiteit Leiden haar studies bestuurskunde, politicologie en internationaal recht heeft ondergebracht, en die direct naast het NT Gebouw is gehuisvest. Daar vindt binnenkort het symposium ‘Oscar Wilde, corruption and the relevance of art for current affairs’ plaats, naar aanleiding van de voorstelling De ideale man. Later in het seizoen volgen vergelijkbare projecten rond Nieuwspoort en De storm. Ook met de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur en het Center for Public Values and Ethics wordt samengewerkt.

Het NT maakt dezelfde beweging als alle andere Basisinfrastructuurgezelschappen: meer samenwerken met lokale partners, breder inzetten van expertise en op een bedrijfsmatiger manier kijken naar de producten en diensten die het levert. Maar in Den Haag heeft die ontwikkeling vanzelf een groter belang, omdat het landelijk bestuur er zetelt. “We zijn nadrukkelijker dan vroeger het Nationale Toneel”, zegt Van Rijn die mede als taak heeft om lokale samenwerkingsverbanden op te zetten, “En we merken dat die naam bij grote instellingen die ons nog niet kennen respect en vertrouwen opwekt. Dat heeft Hans Croiset [die het NT oprichtte] destijds goed gezien. En tegelijk zie je dat binnen het gezelschap het belang wordt gezien: bijna alle acteurs wilden meewerken aan de Prinsjesrede. Bij iedereen leeft het idee dat we de banden tussen kunst en politiek moeten aanhalen. Want als ze ons leren kennen, bezuinigen ze ons misschien niet zo snel weg.”

Ook in een gesprek met een dramaturg als Van Rijn komt die bedrijfsmatige aanpak terug. Overleg met de Gemeente Den Haag over de tegenprestaties voor subsidie is het leveren van Return on Investment; zelfs de kernactiviteit van het NT –voorstellingen maken– kan worden betrokken: het NT is artistiek nauw betrokken bij de nieuwe Anne Frank-productie in Amsterdam, waarvan Theu Boermans (ook regisseur van Soldaat van Oranje) de artistieke supervisie heeft. Zo begint het NT meer en meer te lijken op zijn grote voorbeeld, The National Theatre in Londen, dat met een doordachte combinatie van subsidie en eigen inkomsten een hoge artistieke standaard en ruimte voor jong talent weet te combineren met commercieel succes.

Van Rijn: “Ik sprak met de speechschrijver van generaal buiten dienst Peter van Uhm, die enthousiast was geworden omdat zij Rezy had horen spreken over hoe acteurs met tekst omgaan. Het is geweldig om te zien dat iemand ineens begrijpt wat het theater vermag. Ik geloof dat onze ambachtelijkheid vaak een goed aanknopingspunt vormt om het gesprek te openen met mogelijke partners. Kom eens in ons decoratelier of bij een tekstrepetitie kijken en zie met hoeveel kunde en liefde er wordt gewerkt. Mensen die dit hebben gezien zijn veel geïnteresseerder in de verhalen die wij te vertellen hebben, dan wanneer wij alleen maar uitleggen hoe de wereld volgens ons in elkaar zit.”

In de school aan de Kerkstraat wordt intussen driftig doorgeschreven, inmiddels op groene post-its, met de grote politieke thema’s die aan bod moeten komen: populisme, mediacratie en polarisatie. En een ander thema dat de hele tijd achter de dit project zweeft: eigenlijk gaat het heel goed met Nederland. Harmsen verwoordt dit het helderst: “Ik schrik soms ’s nachts wakker van het idee dat we eigenlijk geen legitimatie hebben voor deze voorstelling. Na een paar weken op het Binnenhof kan ik alleen maar denken dat we het in Nederland behoorlijk goed geregeld hebben.” Vandeputte, nadenkend: “Als Nederland een paradijs is, is dat slecht voor deze voorstelling.”

Recensie Vals van NT Gent

“Winnen is geen feit, maar een perceptie; een overtuiging.” In Vals, het nieuwe toneelstuk van Lot Vekemans, komen twee zussen terecht in een politiecel. Ze worden beschuldigd van het aanrijden van een vrouw op een donkere weg en vervolgens doorrijden. Het was maar een kilometerpaaltje, zegt de chaufferende zus, maar er blijkt een getuige.

Op papier is Vals een prachtvoorstelling. Vekemans schreef eerder het mooie Gif en Zus van voor actrice Elsie de Brauw, en opnieuw voert Johan Simons de regie. Betty Schuurman en Bert Luppes maken de Hollandia-reünie compleet. Maar de voorstelling blijft vlak en saai.

De Brauw en Schuurman kissebissen wat af. De één is een pragmatische televisiester en de ander een ideologisch verstarde toneelspeelster haar zus graag de maat neemt. Ze wisselen op overspannen toon platitudes uit over kunst en amusement. (Een van de meest vervelende bijkomstigheden van de cultuurbezuinigingen is dat kunstenaars zich geroepen voelen om de hele hoge cultuur/lage cultuur-discussie uit de jaren negentig te recyclen.)

Het decor is vooral groot: plakken ijs op de vloer en een achterwand van schuine metalen platen, waardoor het hele toneel scheef lijkt te staan. Allemaal niet slecht, maar nogal overkill voor een tekst die zelf al duidelijk genoeg maakt dat de personages uit hun comfort zone gegooid zijn.

Het is Bert Luppes’ personage dat de boel nog een beetje op scherp zet. Hij is Gé, de G van getuige, of gek, of geestverschijning. Een bioloog die in cellen een ideale wereld ziet. Zijn wereldbeeld had nog wel meer mogen clashen met de zelfvoldane zussen. Nu blijft het een voorstelling die snel vergeten zal worden.

Vals van NT Gent en het Nationale Toneel. Gezien 18/9/13 in het Compagnietheater. Aldaar t/m 21/9. Meer info op www.ntgent.nl.

De Komende Opstand

[Oude meuk van voor de vakantie. Dit schreef ik voor Rekto:Verso. Het staat ook hier]

Het Kunstenfestivaldesarts presenteert een opmerkelijk samenwerkingsproject van de Duitse theatergroep Andcompany&Co met Nederlandse en Vlaamse toneelspelers. Der (kommende) Aufstand is een radicaal politieke manifestatie, een ideaal vechthuwelijk van Duitse filosofische degelijkheid en Hollandse botte directheid. Het vaderlandse politieke theater kan daar een voorbeeld aan nemen.

‘Wees maar niet bang! Wij zijn slechts acteurs. We zijn verkleed als bedelaars. Wij oefenen hier de opstand.’ Het is een ratjetoe aan spelers dat met deze woorden Der (kommende) Aufstand opent: roepatleten van het Duitse provincietheater (in dit geval het Oldenburgisches Staatstheater), muzikale performance-mimers uit Nederland, drie muzikanten, de Vlaamse regisseur Joachim Robbrecht en een spelende dramaturg van het kleine Andcompany&Co.

Al in de eerste scène blijkt hoezeer de Nederlandse en Duitse mentaliteiten elkaar aanvullen. De overdaad en het directe contact met het publiek doen denken aan het werk van De Warme Winkel, maar inhoudelijk krijg je een razend knappe opeenstapeling van de meest uiteenlopende referenties: van de zestiende-eeuwse watergeuzen (genoemd naar het Franse woord voor bedelaar, ‘gueux’) tot de huidige Occupy-beweging en de Nederlandse kunstbezuinigingen. Steeds staat een van de acteurs met de rug naar het publiek – precies zoals de politiek hen verwijt – terwijl hij ons toespreekt via de human mic van de anderen.

Uitgangspunt voor de voorstelling is een essay van Friedrich Schiller, Der Abfall der Niederlande, over de Nederlandse opstand tegen de Spaanse koning, die leidde tot de Tachtigjarige Oorlog en de onafhankelijkheid van het land. Nederland kan nu wel een beetje opstand gebruiken, moeten de makers gedacht hebben.

Continue reading “De Komende Opstand” »

Recensie: ‘Kleine Eyolf’ van Het Nationale Toneel

Parool,recensies — simber op 28 mei 2012 om 21:49 uur
tags: , , , ,

Een man rijdt op een hobbelpaard. Hij ziet er kinderlijk uit, maar is te groot voor dit soort spelletjes en hij gaat er ook veel te lang mee door om het nog spel te laten zijn. In haar nieuwe voorstelling deconstrueert regisseur Suzanne Kennedy Ibsens Kleine Eyolf tot een lange serie compacte beelden, staties bijna, waarbij verlossing onwaarschijnlijk is.

De jongen op het hobbelpaard is kleine Eyolf, de zoon van Alfred en Rita, die niet helemaal goed is sinds hij als kind van tafel viel terwijl zijn ouders lagen te vrijen. Dat incident leidde tot verwijdering in het huwelijk: Alfred trok zich terug om een boek te schrijven over De menselijke verantwoordelijkheid, Rita is bijna katatonisch in haar schuldgevoel en de wens om Alfred voor zichzelf te hebben.

Lars von Trier nam een deel van het verhaal als uitgangspunt voor zijn filosofische horrorfilm Antichrist en Kennedy liet zich weer door Von Trier is inspireren, en ook nog door The Shining – ook een vader met een boek dat niet afkomt. Het rattenvrouwtje dat bij Ibsen Eyolf meelokt, uiteindelijk de dood in, is bij Kennedy en een enge tweeling geworden.

Ze vertelt het verhaal fragmentarisch, in superkorte scènes die telkens maar twee of drie zinnen tekst hebben, met veel herhalingen en ellipsen, gescheiden door tussentitels van citaten uit Nietzsches Also sprach Zarathustra.

Punt is dat ondanks de messcherpe dramaturgische inzichten van Kennedy de voorstelling het theoretische maar niet wil ontstijgen. In eerdere voorstellingen keken de spelers het publiek constant aan; een brutaal en vervreemdend effect. Daardoor bleven haar voorstellingen, ondanks de gesloten vorm, opzichtig theatraal. Nu zitten de acteurs gevangen achter een doorzichtig scherm. Dat geeft ook een raar afstandelijk beeld, en de voorstelling wordt er onmiskenbaar filmisch van. Hier wordt de voorstelling té gestileerd.

Marlies Heuer als Rita is wel erg goed: een lelijk, onbeweeglijk stuk lijdzaamheid. Ook de andere spelers dragen de stugge vorm met passend aplomb.

Helemaal aan het eind suggereert Ibsen een vorm van verlossing voor Alfred en Rita. Kennedy kiest voor een oplossing vol pathos, met een groot kruis met tl-verlichting. Maar ook hier geldt: het klopt wel, maar het werkt niet.

Kleine Eyolf van Het Nationale Toneel. Gezien 16/5/12 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Compagnietheater): 31/5 t/m 9/6. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Alleen voor jullie’ van Het Nationale Toneel, Laura van Dolron

Parool,recensies — simber op 25 mei 2012 om 01:52 uur
tags: , ,

Terwijl Laura van Dolron al ruim een week in Frascati haar eigen festival viert, trekt haar nieuwste voorstelling Alleen voor jullie zonder haar door het land. Daarin speelt Van Dolron zelf namelijk niet, maar Ariane Schluter, gevierd actrice bij Het Nationale Toneel, waar Van Dolron sinds enkele jaren haar voorstellingen maakt.

Alleen voor jullie is een interessante clash tussen de repertoire-actrice Schluter en Van Dolron die altijd een verhevigde Laura op het toneel zet. Meestal werkt het: samen vonden ze het personage Louise, een vrouw van 46 die van koffie verkeerd en moeilijke mannen houdt; een soort Laura maar dan wat ouder of een soort Ariane, maar dan flink wat neurotischer.

Het is een monoloog in Van Dolron’s stijl: een terloopse toespraak tot het publiek, waarin ze moeiteloos van de Twin Towers naar haar sexleven redeneert en van Facebook naar zelfmoord. Moeilijke mannen komen er in overvloed voorbij: van Holden Caulfield, de hoofpersoon uit Catcher in the Rye, tot Bob Dylan, Herman Hesse en Satie, Mozart en Brahms, van wie Schluter korte stukken op de piano speelt.

Soms leidt de clash iets te veel tot een compromis. Er zitten mooie ideeën in over personages en acteurs. In navolging van Caulfield spreekt Louise haar wantrouwen uit over acteurs die sukkels moeten uitbeelden terwijl ze een heel fijn leven voor zichzelf hebben georganiseerd in een mooi licht huis met een parketvloer. Dat gaat lijkt me ook over Schluter en Louise zelf, maar die interessante laag – in Van Dolron’s spel altijd aanwezig – wordt nauwelijks uitgewerkt.

Nee, Schluter staat altijd als personage op het toneel en het is grappig om te zien hoe dicht ze Laura’s maniertjes nadert: ze praat lager, grinnikt op dezelfde manier, en weet op identieke wijze haar zinnen te laten weglopen, om op het eind toch nog een grap te maken.

Maar wat erg mooi is, is dat Schluter het personage Louise veel zachter weet te maken dan Van Dolron zou doen. Daardoor zie je ineens waar het Van Dolron ookalweer om te doen was: het zichtbaar maken van onzekerheid, twijfel en uiteindelijk van onzichtbaarheid. In haar veldtocht tegen haar en ons cynisme zet ze de tederste middelen in.

Alleen voor jullie van Het Nationale Toneel. gezien 24/5/12 in Leiden. Te zien in Amsterdam (Frascati): 29/5 t/m 2/6. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Volgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity