21 toneelprijzen in 2 gala’s

Parool,reportages — simber op 13 september 2010 om 03:35 uur
tags: , , ,

Twee toneelfestijnen stonden gisteren op de agenda, waarop in totaal 21 toneelprijzen werden uitgereikt. De een serieus en deftig, de ander rommelig en feestelijk; een vergelijkend warenonderzoek. Eerste conclusies: het Nederlandse theater wordt overgenomen door Duitse vrouwen. En theater is een simpel spel: het hele seizoen worden mooie voorstellingen gemaakt, en aan het eind wint Het Nationale Toneel de prijzen.

Het Gala van het Nederlands Theater van de VSCD (Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties) in de Stadsschouwburg is een degelijk, strak geregisseerd programma, waarin de Louis en de Theo d’Or worden uitgereikt en daarvóór nog zo’n acht prijzen. Clairy Polak krijgt makkelijk de zaal mee met haar bekentenis dat Buitenhof presenteren voor 400.000 mensen veel makkelijker is dan voor een paar honderd man op het schouwburgpodium staan. Ze begeleidt de avond losjes, maar ook een beetje mat.

De eerste winnaar van de avond is de Duitse regisseur Susanne Kennedy, die de Erik Vos Prijs krijgt als veelbelovend regie-talent. Haar dankwoord is een hilarisch verhaal over het werken aan haar voorstelling The New Electric Ballroom bij Het Nationale Toneel –waar ze vaste regisseur is-, wat gelijk op ging met een repetitieperiode een van de oude meester Erik Vos, die de jonge regisseur tijdens de lunch aanzag voor de cateringjuffrouw. De tweede winnares is de eveneens Duitse Nicole Beutler, die de mimeprijs ontving uit handen van Marien Jongewaard, voor de gelegenheid in de gedaante van clown Marino Marini.

De rest van de prijzen wordt efficiënt afgewerkt, kort onderbroken door een optreden van acteur Jeroen Willems die een lied van Brel zingt en een kort filmpje met beelden van acteurs die ons het afgelopen jaar ontvallen zijn. De zaal veert weer op bij de acceptatiespeech van Kees Hulst die onderkoeld en vlijmscherp de organisatie, de producenten van de filmversie van Tirza (waarin de rol van Jörgen Hofmeester die Hulst op het toneel speelde zal worden gspeeld door Gijs Scholten van Aschat) en het fenomeen prijzen de mantel uitveegt, maar toch ook oprechte dank uitspreekt.

En zo kabbelt de avond zonder al te grote verrassingen voorbij; zelfs de winnaars van enkele prijzen, zoals Kennedy en acteursgroep Wunderbaum die de Prosceniumprijs, waren van te voren al op de hoogte, de laatste groep had er zelfs een voorstelling in Rotterdam voor gecanceld. De jury kiest bij de heren voor oude cracks Hulst en Stefan de Walle en bij de dames voor het jongere talent van Nanette Edens en Maria Kraakman. Na afloop is de sfeer er gauw af; de winnaars kunnen niet worden gefeliciteerd, Cornald Maas zit beneden in Café Stanislavski te wachten met de televisiecamera’s, de foyers zijn stampvol en de bars onbereikbaar.

En zo haast rond half elf alles wat mooi en jong en veelbelovend is zich met gezwinde spoed naar het Rozentheater. De daar georganiseerde Nacht van de Vergeten Toneelprijzen is dit jaar voor de tweede maal een ludieke aanvulling op het toneelprijzengala, maar wel “met een serieus randje”, aldus initiatiefnemer Caspar Nieuwenhuis. De elf prijzen lopen uiteen van sympathiek (beste zakelijk leider of beste stage), belachelijk (beste acteur boven de 60), volslagen overbodig (beste souffleur; één nominatie, winnaar afwezig) tot uitermate nuttig (beste jonge toneelschrijver).

Het podium voor de uitreiking is een boksring, de winnaars krijgen een boksband en de presentatie is in handen van de prettig melige Oscar Kocken. De overdressed overlopers uit de schouwburg zijn goed te herkennen. Net als in de schouwburg is het ook hier tempo hoog, zijn de videopresentaties erbarmelijk en wordt iedere prijs uitgereikt door een nieuwe, slecht voorbereide prominent, maar omdat pretenties ontbreken en de setting intiem blijft, voelt het Rozentheater zo’n beetje als het fietsenhok bij school waar de cool kids komen roken. Dat schouwburgdirecteur Melle Daamen hier is en niet op z’n eigen feestje zegt al genoeg.

De avond wordt afgesloten met de uitreiking van de Gouden Bouwmeester door journalisten Constant Meijers en Wilfred Takken. Zij riepen een prijs in het leven die daadwerkelijk vergeten is: een prijs voor de beste voorstelling van het seizoen, gekozen door mensen die daadwerkelijk veel gezien hebben. Dat is er eentje die de VSCD zo snel mogelijk zou moeten overnemen.

De Gouden Bouwmeester werd gewonnen door The New Electric Ballroom van Susanne Kennedy, die daarmee de grote winnares van de avond werd. De boksband werd echter opgeëist door acteur Jochem ten Haaf: “Ik heb in die voorstelling avond aan avond anderhalf uur lang op een klein plankje een meter boven de grond moeten staan.” Met Kennedy’s twee prijzen plus de Louis d’Or voor Hulst en de Arlecchino voor Stefan de Walle kan Het Nationale Toneel vier prijzen in de kast zetten. Toneelgroep Amsterdam daarentegen moest het doen met een poedelprijs: de ‘Scheve Schaats’ voor “niet ingeloste verwachtingen” ging naar Joachim Robbrecht voor zijn voorstelling Rashomon Effect.

Louis d’Or voor Kees Hulst, Theo d’Or voor Maria Kraakman

nieuws,Parool — simber op 12 september 2010 om 23:59 uur
tags: , , , ,

Tijdens het Gala van het Nederlands Theater werden gisteravond in de Amsterdamse Stadsschouwburg de belangrijkste toneelprijzen van Nederland uitgereikt. De Louis d’Or (beste mannelijke hoofdrol) werd gewonnen door Kees Hulst voor zijn rol van Jörgen Hofmeester in Tirza naar Arnon Grunberg bij het Nationale Toneel. De Theo d’Or (beste vrouwelijke hoofdrol) ging naar Maria Kraakman, voor de titelrol in Orlando van Oostpool. Bijrolprijzen Arlecchino en Colombina waren voor respectievelijk Stefan de Walle en Nanette Edens.

De Prosceneniumprijs (voor “een wezenlijke bijdrage aan het toneelklimaat”) ging naar de relatief jonge theatergroep Wunderbaum. Jeugdtheaterprijzen waren er voor de voorstelling Woeste Hoogten en voor actrice Eva Zwart. De AVRO Toneel Publieksprijs werd gewonnen door Oog om Oog met o.a. Linda van Dyck en Victor Löw. Een niet aangekondigde uitreiking was die van de Erik Vos Prijs, de belangrijkste aanmoedigingsprijs voor regisseurs, die tweejaarlijks wordt uitgereikt aan jong talent. De jury koos voor Susanne Kennedy en prees haar “nauwlettende precisie” en de “bijzondere balans tussen abstract denken en luchtige ironie” in haar werk.

Op De Nacht van de Vergeten Toneelprijzen in het Rozentheater vond later op de avond een alternatief prijzengala plaats, met onderscheidingen als De Duurzame Doos (het groenste decorontwerp – voor theatergroep Schwalbe), Oud Goud (beste acteur boven de zestig – Ineke Veenhoven) en De Purperen Payroll (de beste zakelijk leider – Inge Bos). Daar werd ook de Gouden Bouwmeester uitgereikt, de prijs voor de beste voorstelling van het afgelopen seizoen. Ook hier was Susanne Kennedy de winnaar, met haar voorstelling The New Electric Ballroom.

Interview Susanne Kennedy

interviews,Theatermaker — simber op 21 april 2010 om 13:11 uur
tags: ,

Bijna overnight werd regisseuse Susanne Kennedy een kleine hype in theaterland. Haar laatste voorstelling The New Electric Ballroom bij Het Nationale Toneel werd bijzonder lovend ontvangen, Hans Kemna richtte een fanclub op, Martin Schouten tipt haar als opvolger van Ivo van Hove en Johan Simons nodigde haar uit als gastregisseur in München.

Ze is aan het werk met Elfriede Jelinek – “Stroeve, maar meeslepende taal”. En voordat ze naar Duitsland vertrekt regisseert ze dit najaar nog een repertoirevoorstelling bij Het Nationale Toneel. “Emilia Galotti van Lessing; klassiek burgerlijk drama. In Duitsland is dat een van de tijdloze mega-klassiekers. Daar wordt het vaak gespeeld zodat de schoolklassen binnenkomen.” Verder kan ze er nog niet veel over kwijt.

Ook over de hype is ze nuchter: “Ik merk er zelf niet veel van. Het laatste jaar is het wel heel hard gegaan.” Of ze er niet ook een beetje recalcitrant van wordt. Nadenkend: “Ik zou het me nu kunnen veroorloven om iets heel anders te maken. Als het zou mislukken zou ik niet meteen ‘weg’ zijn. Maar zo gaat het niet; elke voorstelling die je maakt is de belangrijkste ooit. Naar The New Electric Ballroom kwamen ineens belangrijke mensen kijken. Johan Simons kwam, de dramaturgen uit München. Maar die dingen moet je loslaten. Je werkt met wat je kan. Repetities gaan toch altijd over wat ik zie, wat een acteur doet en wat voor mensbeeld ik probeer te ontwikkelen.”

Twee weken is ze nu bezig met de repetities van Over dieren van Jelinek. Het ‘stuk’ kent zoals altijd bij de Nobelprijswinnares geen plot, geen personages, geen clausen; het is een ondoordringbare berg tekst, volgelopen op het papier. Geen regisseur ontkomt eraan vooraf  keuzes te maken, te beginnen met wie wat zegt. Kennedy maakte personages, schoof teksten in elkaar, laat flarden tekst een aantal keren terugkomen.

Continue reading “Interview Susanne Kennedy” »

Recensie: ‘The New Electric Ballroom’ van Het Nationale Toneel

“Naar binnen. Naar binnen. Naar binnen. Naar binnen.” Eindeloos herhalen ze de drie zusters de woorden, terwijl ze één van hen een te klein Marilyn Monroe-jurkje en witte laarsjes met naaldhakken helpen aantrekken, om het af te maken wordt er nog wat lippenstift in de buurt van de mond gesmeerd. Hier wordt niet iemand opgedoft, hier wordt aas aan de haak gedaan.

De jonge regisseuse Susanne Kennedy –vast verbonden aan Het Nationale Toneel-  viel de afgelopen jaren op met vormbewuste uitvoeringen van nieuw toneelrepertoire en een eigenzinnige bewerking van Hedda Gabler. Nu ensceneert ze The New Electric Ballroom, een recente komedie van de Ierse toneelschrijver Enda Walsh.

Dat stuk heeft op zich een plot: twee oudere zussen in een godvergeten vissersdorp spelen avond aan avond een fatale gebeurtenis uit hun jeugd na, toen ze beiden buiten de danszaal verwachtten ontmaagd te worden door de Elvis-achtige rocker Roller Royce, die er vandoor ging met een derde. De jongste zus luistert en regisseert, een jonge visser valt op gezette tijden binnen. Kennedy brengt het radicaal terug tot één situatie met de nadruk op de bijna Beckett-achtige taal (zorgvuldig vertaald door Karst Woudstra) in een venijnige voorstelling over vrouwelijke seksualiteit.

De acteurs zitten opgesloten in het decor, de ongastvrije kamer van de zussen, hoog boven het toneel van Frascati. Het is een vissenkom, met vooraan een televisie met een beeld uit The Wizard of Oz en een kapotte glitterbol. Overal is water. Het druipt van de zeegroene muren, dezelfde kleur als de Judy Garland-jurkjes van de drie zussen. Aan een van de muren hangt een plastic baars die ‘Don’t worry, be happy’ zingt, ernaast staat de jonge visser (Jochum ten Haaf) die een uur lang op een plankje net boven de lambrizering stokstijf stil staat.

De drie zussen, Nettie Blanken (erg goed, bijna demonisch), Juul Vrijdag en Çigdem Teke wisselen filosofietjes (‘Mensen zijn praters’), verhalen over cake bakken en de geschiedenis met Roller Royce uit. De tekst gaat over vissers en conserven, kleine hondjes, droge koekjes en hoe onwaardig het is dat kinderen ‘via de waterwerken’ geboren moeten worden. De seksuele connotaties druipen ervanaf, maar worden nergens expliciet gemaakt. Dit zijn drie vrouwen die elkaar kapot maken omdat ze zich afhankelijk gemaakt hebben van die ene mogelijkheid tot “love” van een man, lang geleden.

Kennedy voegt aan de harde tekst naargeestige beelden toe: Teke zwiepend met een klein plastic poppetje aan een touw, knipperend met haar nepwimpers, prut van Mariakaakjes uitspuwend of eindeloos ‘There’s no place like home’ mimend. De voorstelling voelt ook helemaal áf, van het monumentale decor van Katrin Bombe dat zich tot in de kelder van Frascati lijkt uit te strekken tot het ruisende en zoemende geluidsontwerp van Richard Janssen.

Het Nationale Toneel verdient lof voor het aannemen van een zo tegendraadse regisseur in het vaak nogal keurige gezelschap. Nu wordt het de vraag wie het lef heeft om haar te ontketenen in de grote zaal.

The New Electric Ballroom van Het Nationale Toneel. Gezien 12/1/10 in Frascati. Aldaar t/m 16/1 Meer info op www.nationaletoneel.nl

Interview Susanne Kennedy

interviews,Parool — simber op 29 mei 2009 om 15:12 uur
tags: , , ,

De Engels/Duits/Nederlandse regisseuse Susanne Kennedy speelt vooral nieuwe toneelstukken van jonge Duitse of Engelse schrijvers. En af en toe een klassieker op eigenzinnige wijze, zoals afgelopen winter Hedda Gabler. In haar nieuwe voorstelling Parasieten, die 3 t/m 6 juni in Frascati staat, werpen de personages elkaar de meest verschrikkelijke verwensingen toe, maar ze blijven er stoïcijns en lijdzaam onder. “Ik heb afstand nodig om dichterbij te komen.”

Parasieten is een stuk van Marius von Mayenburg over een jonge man die na een auto-ongeluk in een rolstoel zit, zijn geliefde, haar zwangere zus en haar aanhankelijke en geweldadige vriend. In Kennedy’s regie wordt het een tergende maar intrigerende voorstelling van verlamde personages die elkaar leegzuigen, in een megadecor: een soort aftandse sauna met beige tegels en twee vitrines met levende vliegen erin.

In een Amsterdams café vertelt Kennedy wat haar aantrok in het stuk: “Ik liep al een tijd met deze tekst rond. Toen ik het voor het eerst las voelde het voor mij als iets fysieks, een stomp in m’n maag. Er zit geweld en een enorme hardheid in de taal. Ik wilde dat de voorstelling een vergelijkbare impact op het publiek zou hebben. Er zit een mooi citaat in van Ringo, de man in de rolstoel: “Iedere dag werpt de hemel een nieuw mens naar beneden op de aarde, verbrijzelt hem op de grond, als waarschuwing voor ons anderen, dat het einde nabij is.” Voor mij als regisseur is het de uitdaging om de toeschouwer dat verbrijzelen te laten voelen.”

Kennedy heeft in haar werk een voorkeur voor een zekere abstractie: “Als je zo’n heftige tekst gaat spelen met grote emoties en uitbarstingen dan wordt het bijna een opluchting, een uitlaatklep. Juist als je als toeschouwer niet krijgt voorgekauwd wat je moet voelen, moet je het zelf bedenken en dan komt het dichterbij. Het abstracte is een omweg om bij het fysieke uit te komen. Maar je moet die zwartgalligheid van de tekst ook niet te serieus nemen. Er zit een lichtpuntje in; kleine, subtiele knipogen.”

Sinds een paar jaar is Kennedy verbonden aan Het Nationale Toneel, dat zoals veel andere grote gezelschappen jongere makers opneemt om voorstellingen te maken waarmee ze klaargestoomd worden voor de grote zaal. Tussen de middelbare heren die daar de leiding hebben (Johan Doesburg, Frans Marijnen en Evert de Jager) is ze een vreemde eend in de bijt. “Het Nationale Toneel geeft mij op dit moment vrijheid, mogelijkheden en ondersteuning. Het is heel open, alles is bespreekbaar.”

“Het Nationale Toneel is ook een van de weinige groepen waar ik zo grootschalig kan werken. Eigenlijk is Parasieten al een grote zaal-voorstelling, maar dan in de kleine zaal. We hebben zelfs een extra bouwdag nodig om het enorme decor in Frascati 1 te proppen”, lacht ze. “Wat ook leuk is in Den Haag is dat het publiek een spannende mix is van oudere repertoireliefhebbers en jongere kunstzinnige types.”

Haar voorstelling Hedda Gabler, met Hedda als Amy Whinehouse-type die zichzelf al aan het begin van de voorstelling overhoop schiet, oogste nogal wat kritiek van datzelfde publiek: “Ik merkte dat er een groot verschil is tussen mensen die het stuk kennen en een interpretatie hebben van het personage en jongere bezoekers die blanco kijken,” verklaart Kennedy, “Het leek bij Hedda wel alsof mensen die weinig van theater weten er minder moeite mee hadden dan de kenners. Jonge mensen kijken veel minder vanuit de plot, ze zien het meer als installatie. Bij Parasieten is het publiek gemiddeld veel jonger. Sommigen zitten er naar te kijken als kippen naar het onweer. Binnen tien minuten weten ze al: hier ga ik niks van begrijpen. Er zijn ook best wat weglopers.”

Kennedy kwam acht jaar geleden naar Nederland om Theaterwetenschap te studeren. Pas na lang aarzelen durfde ze auditie te doen op de regie-opleiding. “Ik ging toen ik net in Nederland was veel naar De Brakke Grond, ik voelde me meer verwant met Vlaams theater dan met het Nederlandse. Ook nu nog heb ik het gevoel dat ik iets heel anders doe dan Nederlandse generatiegenoten. Ik ben een van de weinigen die werkt met bestaande teksten, de meesten doen helemaal hun eigen ding. En als ze repertoire doen, blijft het vaak hangen in psychologisch realisme. Ik zoek juist de abstractie. Die vind ik ook meer bij Duitse schrijvers. Bij hen wordt de taal zelf vormgegeven. Maar toen ik vorig jaar voor het eerst in Duitsland werkte, merkte ik dat ik zelf toch een Nederlandse regisseur geworden was. Ik vraag directheid en transparantie van van mijn acteurs, en ze moeten actief meedenken. Hier voel ik me Duits maar daar voelde ik me heel erg Nederlands.”

meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Hedda Gabler’ van Het Nationale Toneel

Parool,recensies — simber op 19 december 2008 om 13:39 uur
tags: , , ,

Nog voor de voorstelling goed en wel begonnen is schiet Hedda Gabler zichzelf al door het hoofd. Net als in Mulholland Drive van David Lynch kun je deze voorstelling zien als laatste gedachtes en angsten van Hedda; de korte periode tussen schieten en sterven opgerekt tot anderhalf uur, waarin we zien hoe het zo gekomen is.

Verwacht geen keurige opvoering van de klassieker van Ibsen. Regisseur Susanne Kennedy maakte voor Het Nationale Toneel een verfrissende, tegendraadse voorstelling, die drijft op het grote talent van haar hoofdrolspeelster, de Turks/Duits/Nederlandse actrice Çigdem Teke. Nadrukkelijk kiest Kennedy voor het perspectief van Hedda, de wilde generaalsdochter die verzeild raakte in een saai huwelijk, haar omgeving wil manipuleren, maar er zelf aan kapot gaat.

Alle acteurs zitten gevangen in een doos, behangen met gigantische foto’s van lichaamsdelen –vooral benen– tegen een achtergrond van onflatteuze stof. De kogelgaten zitten er al in. Voorlangs is over de hele breedte een dunne snaar gespannen. Doordringend kijkt Teke vrijwel continu het publiek aan terwijl ze daarme onheilspellende klanken voortbrengt.

Deze Hedda is een slechte poseur. In een te kort groen glitterjurkje en met Amy Whinehouse-haar blijft Hedda een gevoelig meisje dat zich een wild imago heeft aangemeten. Lijzig en met distantie zegt ze haar teksten –en regelmatig ook die van de andere personages- maar de verveling van iemand die daadwerkelijk uit het sociale patroon wil breken is voelbaar.

De andere personages zijn gemene karikaturen. Manlief Tesman is een sukkel in een hagelwitte kaftan en korte broek, Tante Julle is een oude man in drag. Alleen Eilert –de concurrent van Tesman- lijkt nog enigzins op haar met zijn emo look.

Tegen het eind raakt de voorstelling op drift, alsof Hedda’s bewustzijn uit elkaar valt. Een liederlijk feest met keiharde geluiden, een verkrachting, schreeuwende acteurs. Het is over the top en werkt maar half. Ook een soort balts-dans van de Tesman en Eilert wordt bijna kinderlijk.

Verder weet Kennedy haar dadendrang beter te doseren. De voorstelling lijkt op het eerste gezicht kil en deprimerend, maar wordt daar bovenuit getild door de gretigheid in spel en regie, en het charisma van Teke. Dat maakt deze Hedda Gabler een buitengewoon prettige uitvoering van klassiek repertoire.

Hedda Gabler van Het Nationale Toneel. Gezien 17/12/08 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Frascati) 2/1 t/m 4/1. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Electronic City’ van Susanne Kennedy, Gasthuis

Parool,recensies — simber op 23 september 2007 om 09:36 uur
tags: , , , ,

De jonge, van oorsprong Duitse regisseuse Susanne Kennedy viel vorig jaar op met de fysieke en eigenzinnige voorstelling Phaedra’s Love bij Het Nationale Toneel. Nu ensceneert ze bij het Gasthuis een nog niet eerder gespeelde tekst van de Duitse schrijver Falk Richter, Electronic City (2002), en toont daarbij een kenmerkend verschil tussen Nederlandse en Duitse toneelschrijvers.

Het is opvallend dat Nederlandse equivalenten en generatiegenoten van Richter zoals Eric de Vroedt, Marijke Schermer en Oscar van Woensel meer ‘gebruiksteksten’ schrijven. De schrijver is tevens regisseur, schrijft als het ware aan de rand van de speelvloer, op het lijf van een vaste acteursgroep. Nadat de eerste voorstelling is uitgespeeld is de kans dat het stuk wordt hernomen vrijwel nihil.

Duitse collega’s, naast Richter bijvoorbeeld Marius von Mayenburg en Roland Schimmelpfennig, lijken juist bewust bezig met het scheppen van nieuw repertoire. Ze regisseren ook niet hun eigen teksten en worden regelmatig opnieuw geënsceneerd bij een van de vele stadsgezelschappen in de uitgestrekte bondsrepubliek.

Electronic City gaat over verloren zielen, die de weg kwijt zijn in een wereld van vliegveldlounges, winkelcorridors en ‘welcome home’ hotelketens die overal op de wereld hetzelfde zijn, gemaakt voor gekloonde zakenmannen. Alleen aan het soort porno op het betaalkanaal is te zien op welk werelddeel je bent. Twee jonge mensen proberen in deze plaatsloze plaatsen elkaar te vinden. “Is dit de intensive care of de zwaarbeveiligde vleugel of de gang?”, vragen ze dringend aan het publiek.

Hij is verdwaald op een gang, op zoek naar de deur met daarachter zijn laptop, zijn mobiel, zijn codes en zijn agenda. Maar is hij op de goede verdieping, in het goede gebouw, in de juiste stad? Zij wordt de wereld rondgevlogen om producten langs een scanner te halen en geld in ontvangst te nemen in vliegveldwinkels, maar nu is haar scanner stuk. Het noodtelefoonnummer geeft een bandje en een gebruiksaanwijzing is onvindbaar.

Achter het hyperbolische wereldbeeld zit nogal belegen maatschappijkritiek. De consumptiemaatschappij zorgt voor eenvormigheid, niet alleen van onze omgeving, maar ook van onze persoonlijkheid en onze verlangens. Ieder denkt uniek te zijn, maar eigenlijk willen we allemaal onze eigen real-life soap, waarvoor we in gedachten al de voice-over inspreken.

Het zou bijna ergerlijk worden, ware het niet voor de twee opvallend fijne acteurs. Merijn de Jong is dan weer intens, dan weer lijzig en Çigdem Teke, die eerder opviel in Mightysociety3, weet snel te schakelen tussen de wanhopige kassamiep en de beschouwend reality ster. Kennedy laat zien waar ze goed in is: teksten die uit zichzelf niet zo dramatisch zijn confronterend en boeiend op het toneel brengen. Volgende keer hopelijk met een interessanter stuk.

Electronic City door Gasthuis Producties. Regie: Susanne Kennedy. Gezien 21/9/07 in het Gasthuis. Aldaar t/m 29/9. Meer info op www.theatergasthuis.nl

« Vorige pagina
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity