Recensie: ‘De Pianist’, door Edwin de Vries

Parool,recensies — simber op 19 februari 2008 om 02:11 uur
tags: , ,

Een vleugel staat midden op het toneel. Edwin de Vries komt op, doet zijn horloge af, pakt een pen uit zijn borstzakje en legt er beide voorwerpen neer op neer. Het zal het enige symbolische in deze voorstelling blijken, tot aan het eind. Wat volgt zal een tijdloos, onbeschrijfelijk verhaal zijn.

De Pools-Joodse pianist en componist Wladyslaw Szpilman ontsnapte aan de gruwelen van het ghetto van Warschau en overleefde als enige van zijn familie de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog schreef hij zijn ooggetuigenverslag, maar de nieuwe communistische regering van Polen verbood het boek.

Pas eind jaren negentig kreeg het werk grote bekendheid, en in 2002 werd het verfilmd door Roman Polanski, zelf kind in het ghetto van Krakau. In 2005 ging in Frankrijk een theaterversie in première, die nu door De Vries in het Nederlands is bewerkt.

De Pianist is een zeer sobere voorstelling, waarin De Vries onder fel wit licht Spilman’s verhaal vertelt. Eerst over het ghetto, waar kinderen worden doodgeknuppeld, invaliden met rolstoel en al uit het raam worden gegooid en er wordt gebedeld om een ui. Mensen sterven er sneller dan ze kunnen worden begraven. Later over zijn eenzame onderduik in een onbewoonde villa en de ene SS-er die hem helpt. Alles in Szpilman’s koele, registrerende stijl. Steeds is er tussendoor de muziek van Chopin, gespeeld door pianist Yoram Ish-Hurwitz, speciaal de nocturnes die zo’n bepalende rol speelden in Spilman’s leven.

De Vries is minder een natuurlijke verteller dan bijvoorbeeld Porgy Franssen of Frank Groothof, maar juist zijn kalme tempo en stille beheersing zorgen voor een knappe concentratie op het verhaal, niet op de speler. Soms lijkt hij echter even ontredderd door wat hij vertelt. Dat kan oprecht zijn -het moet als acteur geen gemakkelijke opgave zijn om dit verhaal avond aan avond te gaan vertellen- maar beter zou zijn als hij die ontreddering nog meer bij het publiek zou leggen.

De Tweede Wereldoorlog begint nu echt ver weg te raken. Alle medewerkers aan de voorstelling zijn van na 1945 en de echte Wladyslaw Szpilman is inmiddels overleden. Toch ligt de holocaust dicht onder de oppervlakte en komt hij steeds weer naar boven. Bijvoorbeeld als een hoogbejaarde zanger optreedt in zijn geboortestad, als er een oude boom moet worden gekapt of als een kunstenaar Anne Frank in een Palestijnensjaal hult. We hebben de oorspronkelijke verhalen van de slachtoffers en de overledenen nog steeds nodig om onze eigen tijd te begrijpen.

De Pianist door Impressariaat Jacques Senf en Matthijs Bongerman. Gezien 18/2/08 in Leiden. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 25 t/m 27/3. Tournee t/m 4/5. Meer info op www.depianist.info

Recensie ‘Kanonnenvlees’ van Opium voor het Volk

Parool,recensies — simber op 17 februari 2008 om 23:47 uur
tags: , ,

De Creatieve Industrie, die zal Amsterdam redden. Sinds de Amerikaanse econoom en socioloog Richard Florida zijn boek De opkomst van de creatieve klasse schreef, doen beleidsmakers en planners ineens hun best om het de culturele sector naar hun zin te maken; dat zou zorgen voor meer hoogwaardige industrie en economische bedrijvigheid. Kunstenaars hebben zich deze hernieuwde aandacht tot nu toe stilletjes laten welgevallen, maar in de culturele broedplaats op het NDSM-terrein in Noord wordt nu een artistiek antwoord geformuleerd.

Kanonnenvlees heet de voorstelling en hoewel de twee personages kunstenaars zijn, lijkt hun werk vooral te bestaan uit netwerken, borrelen en visitekaartjes verzamelen. John is wat ouder, maar nooit echt doorgebroken en kent het klappen van de zweep, Wieke is jong en best getalenteerd en zoekt een mentor. Natuurlijk krijgen ze een relatie, natuurlijk overvleugelt de leerling al snel de meester.

De voorstelling valt vooral op door de consequent volgehouden groteske speelstijl. Alsof de twee hun kunstenaarschap constant moeten bewijzen door overdreven verheven en dramatisch te doen over hun leven en werk. Om het nog erger te maken hebben de twee acteurs, Vincent Rietveld en Annelien van Binsbergen, ook nog fantastisch belachelijke kleren aan: strakke roze leggings en snowboots. Dat soort trucs kan snel irritant worden, maar de twee spelers weten de juiste mix van ernst en ironie te maken en trekken het publiek moeiteloos de voorstelling in. Maar ook het geweldige, inventieve decor van Esther Kempf en de electronische kunst van Wieke van Keez Duyves (van Pips:Lab) vallen op.

Smakelijk en soms pijnlijk accuraat weet de voorstelling het levensgevoel van de creatieve stedeling neer te zetten. Het cynisme tegenover de subsidiegevers -“Ze hebben het weer eens niet begrepen”, roept John uit na een telefonsiche afwijzing- staat tegenover de grenzeloze verering van galeriehouder en kunstpaus “Paul”; iedere keer als zijn naam valt schieten de acteurs in slowmotion van begeerte en ontzag. Het is alleen jammer dat de voorstelling niet scherper durft te zijn. Moeten deze stumperds nou ons medelijden of onze afkeuring wekken? Misschien putten de makers ook wel veel uit eigen ervaring. Nederland leidt erg veel kunstenaars op en middelmatige kunst is daar een ergerlijk maar onvermijdelijk gevolg van.

Maar Opium voor het Volk zou zelfverzekerder mogen zijn. De jonge theatergroep rond twee schrijvers, Willem de Vlam en Tom Helmer, laat nu al drie of vier voorstellingen achter elkaar zien dat ze intelligent theater weet te maken, dat herkenbaar en volstrekt toegankelijk is. Ze stellen per voorstelling een artistiek team samen en weten daarin steeds een interessante mix te maken van getalenteerde acteurs, regisseurs en vormgevers.

Kanonnenvlees van Opium voor het Volk. Gezien 16/2/08 op de NSDM Werf. Aldaar t/m 2/3. Meer info op www.opiumvoorhetvolk.com

Recensie: ‘De Goede Dood’ van Impresariaat Wallis

Parool,recensies — simber op 10 februari 2008 om 22:54 uur
tags: , ,

Over de spreekwoordelijke Nederlandse tolerantie wordt inmiddels meestal in de verleden tijd gesproken, ons liberale prostitutie- en sofdrugsbeleid staan onder druk, maar ‘Nederland gidsland’ heeft in ieder geval nog twee puntjes van trots: abortus en euthanasie hebben we maar mooi bij wet geregeld. In Nederland gaan we bij uitzichtloos en ondragelijk lijden rationeel, pragmatisch en onsentimenteel met de dood om.

Maar kun je daarover wel warmbloedig en spannend toneel maken? Schrijver/regisseur Wannie de Wijn en zijn spelers zijn verrassend ver gekomen. De Wijn schreef een stuk over een man met longkanker, dat speelt de dag vóórdat zijn dokter en vriend hem de fatale injectie zal geven. ’s Avonds komt de kleine familie bij elkaar: een broer in zaken, een andere broer die autistisch is, maar wel heel aardig piano kan spelen. De vriendin, die eerder met de zakenbroer was en een bijna volwassen dochter.

Ze praten en ze drinken veel en ze ruzieën ook nog wat. Vooral de botte zakenbroer -geweldig gespeeld door Huub Stapel- weet steeds op het verkeerde moment een nare opmerking te maken of over de erfenis te beginnen. De larmoyantie, die toch altijd op de loer licht bij een dergelijk onderwerp, wordt prima in balans gehouden door de humor en de soms harde woorden tusssen de personages.

Vooral de handigheid van De Wijn valt op: met minimale middelen weet hij razendsnel de vertrouwde sfeer van een familie neer te zetten, met eigen rituelen en gewoontes. Wat dat betreft benadert zijn werk af en toe de klasse van Maria Goos. Ook castte hij handig Wilbert Gieske als de terminale patiënt. Omdat je hem dagelijks bij GTST op televisie ziet, heb je het gevoel dat je hem goed kent en wekt zijn lot medelijden.

Toch is de voorstelling utilitair: een soort SIRE-spotje ‘Euthanasie doe je niet zomaar’, met tranen op het eind. Er mist een echt conflict, want vanaf het begin is duidelijk dat Robert zal sterven. De personages zijn op en top Nederlands, niemand is principieel tegen euthanasie, maar als het ineens zo dichtbij komt, moet er wel het nodige getwijfeld en bespiegeld worden. De Goede Dood is daarmee uiteindelijk emotie-porno, waarbij de daad bestaat uit de injectie van de arts en het publiek in de zaal voldaan zit te grienen.

De Goede Dood van Impresariaat Wallis. Gezien 8/2/08 in Amstelveen. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 7/3 t/m 9/3, tournee t/m 18/5. Meer info op www.impresariaatwallis.nl

Recensie: ‘Mightysociety5’ van Eric de Vroedt

Parool,recensies — simber op 8 februari 2008 om 00:18 uur
tags: ,

Acht hokjes in een theaterzaal met smalle gangen ertussen. Voor het vijfde deel van het Mightysociety-project -10 voorstellingen over de toestand in de wereld- liet schrijver en regisseur Eric de Vroedt het model van de afgelopen delen –bijeen gesampled politiek drama met talloze actuele verwijzingen- los en maakte iets heel nieuws. Een installatie met acht minivoorstellingen in een soort studentenkamers waar per keer maar vier of vijf mensen kunnen toekijken. Op een avond kun je er (als je vroeg begint) vier van zien. Tussendoor spelen de elf acteurs –allemaal net afgestudeerd aan de toneelschool- met elkaar in de gangen en de open ruimtes.

Ook de thematiek is anders, abstracter. Geen tirades over Nederland, globalisering of terrorisme deze keer, maar rake, kleine verhalen over de idealen en utopieën van vroege twintigers. Een jongen die zich heeft ondergedompeld in het computerspel World of Warcraft, een meisje dat afscheid wil nemen van haar robot-man en Keniaanse zangeres die via YouTube wereldroem zoekt. Door de intieme opstelling doen sommige momenten terugdenken aan de enorme intensiteit die uitging van MightySociety2, waarin je met twaalf andere toeschouwers op een hotelkamer was opgesloten met een zelfmoordterrorist.

Als installatie is de voorstelling wel een beetje gebrekkig. Het publiek mag vrij rondlopen, maar in- en uit de kamers lopen blijkt niet echt de bedoeling. Meestal negeren de spelers de toeschouwers, alsof we onzichtbaar een kijkje in hun leven kunnen nemen, maar als op een moment iedereen gaat feesten –in een intrigerende mengeling van evangelische extase en heftig dansen- moeten we ineens meedoen.

En ook inhoudelijk is er wel wat op Mightysociety5 aan te merken. Want De Vroedt’s ideeën over de ‘de jeugd van tegenwoordig’ zijn soms erg clichématig: technologie leidt tot individualisering videogames tot geweld, talent tot ijdelheid. Het lijkt soms alsof hij eerder zijn eigen generatie, die idealen abstract en wereldomvattend bekijkt, op de snijtafel legt. Zijn jongere spelers lijken juist pragmatischer en meer op hun directe omgeving gericht. Idealen blijken in alle episodes ondergeschikt aan liefde, relaties en het opbouwen van een identiteit. Dit ‘generatieconflict’ had wel iets explicieter gemogen. Overigens is de toekomst van Nederland volgens De Vroedt opvallend –om niet te zeggen ongeloofwaardig- wit.

Maar toch. Uiteindelijk wint het intrigerende van de voorstelling het van de bezwaren. Een aantal van de jonge spelers is opvallend goed en het raamwerk zit zo ingenieus in elkaar, dat je nieuwsgierig een volgend bezoek overweegt, om de puzzelstukjes en verhaallijnen in elkaar te leggen.

Met deze voorstelling is Mightysociety op de helft. De serie katapulteerde Eric de Vroedt naar eredivisie van jonge theatermakers en zette een nieuwe standaard voor expliciet geëngageerd theater. Na vier voorstellingen thriller-achtig teksttoneel slaat hij met Mightysociety5 een frisse richting in, die opnieuw nieuwsgierig maakt wat de volgende vijf delen in petto hebben.

Mightysociety5 van Eric de Vroedt. gezien 6/2/08 in Rotterdam. Te zien in Amsterdam (Frascati) 19 t/m 23/2. Tournee t/m 28/3. Meer info op www.mightysociety.nl

Recensie: ‘Volmaakt geluk’ van Rick Engelkes Producties

Parool,recensies — simber op 5 februari 2008 om 01:40 uur
tags: , ,

De marketinggoeroe’s die Nederlanders haarfijn in groepjes weten in te delen zouden wel raad weten met het stel Ellen (Renée Soutendijk) en Tom (Rick Engelkes). Het zijn kosmopolitische hedonisten, in de veertig, getrouwd, allebei een goeie carrière en bewust geen kinderen. Hun voorkeur in politiek, tijdschriften en vakanties zou zo uit de computer moeten kunnen rollen.

Maar als hun jongere vriendin Mara (Isa Hoes) hen tijdens een etentje opbiecht dat zij nu het nog kan toch nog een kind wil –maar geen man- zet dat de verhouding tussen de echtelieden op scherp. Blijkbaar hebben ze de afgelopen twintig jaar alleen maar doorgebracht met kibbelen over olijfolie en witte wijn, terwijl ze over belangrijke zaken alleen maar “een soort van” of “bij wijze van spreken” kunnen praten. Bovendien wil Mara niet naar de spermabank, maar een leuke man als vader. Iemand als Tom misschien? Tom zelf…?

Volmaakt geluk hoort tot het in Nederland niet veel voorkomende genre boulevard-toneel: onpretentieus amusementstoneel, vlot in elkaar gezet, met een beetje komedie, licht drama en een toefje spanning, zonder al te veel psychologische diepgang of poëtische taal. De drie rollen zijn netjes op maat gesneden van de beperkingen van de acteurs. Niet die van Soutendijk, natuurlijk, zij houdt moeiteloos de aandacht vast. Maar Engelkes blijft toch altijd de vleesgeworden jongensachtige olijkheid en Hoes valt naast de steractrice en de rascharmeur toch een beetje flets uit.

Toch valt niet te ontkennen dat Hoes en Engelkes een prettige chemie hebben op het podium en die wordt door schrijvers Charles den Tex en Peter de Baan (tevens regie) goed uitgebuit. Natuurlijk komen Tom en Mara tot elkaar, mede door een mega-verkoop van Tom’s bedrijf, waarin Mara de bankzaken regelt. Maar Tom laat Mara zichzelf ook een niet-zo-legale bonus over de gigadeal uitbetalen, zodat hij iets ‘op haar heeft’, zoals Joran van der Sloot zou zeggen. Dat is het begin van een venijnig randje, waarmee deze lichtgewicht voorstelling aan het eind een onverwachte maar niet onaangename draai naar psycho-thriller maakt.

Toch is het storend dat de voorstelling zo onverbloemd een marketing-vehikel is. De acteurs kunnen geen ijsje eten of er wordt wel een produkt geplugd. Ook de acteurs moeten zichzelf verkopen. Soutendijk en Engelkes doen halverwege een volledig overbodige –en zelfs een beetje genante- rap-act met een trommel, maar krijgen daarvoor toch wel een open doekje. Engelkes is geen groot acteur of theatermaker, maar jemig wat kent hij z’n publiek goed.

Volmaakt geluk van Rick Engelkes Producties. Gezien 4/2/08 in Amstelveen. Tournee t/m 10/5. Meer info op www.volmaaktgeluk.nl

Verslagje debat: Wat de boer niet kent dat ziet hij niet

Theatermaker,verslagjes — simber op 31 januari 2008 om 16:44 uur
tags: ,

Voor de TM van december/januari:
Gezien: debat: Wat de boer niet kent dat ziet hij niet, 12 november 2007 in het TIN

Hoe moet een recensent een voorstelling bespreken uit een heel andere cultuur? Over deze vraag discussieerde een klein gezelschap van critici en specialisten in het TIN, met als praktisch voorbeeld de voorstelling Second Visit to the Empress van Shen Wei Dance Arts, een Peking-opera met moderne dans.

Het vriendelijke debat liet vooral een tegenstelling zien tussen de opvatting van Frank Kouwenhoven -deskundig op het gebied van Chinese muziek- en die van Raymond van den Boogaard, chef kunst van NRC Handelsblad.

Kouwenhoven blijkt een duidelijk voorstander van het vergroten van de specialistische kennis van recensenten. Hij trok meermalen de vergelijking tussen economische en politieke verslaggeving en literatuurrecensies in de dagbladen, waar volgens hem wel ruimte (en geld) is om mensen met specifieke kennis aan het woord te laten.

In tegenstelling tot Huib Haringhuizen, directeur van het Wereld Muziektheater Festival die enthousiast was over het informatieve gehalte van de kritieken, leek Kouwenhoven niet echt onder de indruk van het niveau van de overigens positieve recensies over Shen Wei. Wellicht was hij te beleefd om dat tegen de aanwezige schrijvers te zeggen, hij klaagde liever over de Amerikaanse recensies die stelden dat omdat deze voorstelling saai was het hele genre Peking Opera niet geschikt is voor de VS.

Tegenover Kouwenhoven staat Van den Boogaard die keer op keer wijst op het algemene publiek dat door de krant bediend moet worden. Iemand die veel weet van de cultuur achter een voorstelling schrijft niet noodzakelijkerwijs een betere recensie dan een relatieve leek die met goede argumenten een leesbaar stuk kan schrijven. Van den Boogaard beklaagde zich juist over de gebrekkige vaardigheid van Nederlandse wetenschappers om hun vakgebied in lekentaal uit te leggen

Andere stemmen zorgen voor nuancering. Parool-dansrecensente Francien van der Wiel vertelt dat haar krant een zogenaamde “etno-recensent”, een journalist gespecialiseerd in wereldmuziek. Theaterwetenschapper Lucia van Heteren herinnerde de verzamelde critici nog even fijntjes aan het bestaan van vakliteratuur, die natuurlijk niet de ervaring van de voorstelling kan vervangen, maar wel de nodige basale inzichten kan verschaffen.

Het was echter aan dovemansoren gericht. Onder toneelrecensenten lijkt research uit de mode. Informatie en uitleg hoort thuis in voorbeschouwingen, voor een recensie dient een voorstelling juist ‘droog’ bekeken te worden.

Het bleef in het midden of theater-, opera- of danscritici eigenlijk niet al enorm specialistisch zijn en of het in een dagbladrecensie niet beter is om een dergelijke voorstelling te plaatsen binnen het Nederlandse podiumkunstaanbod, dan te relateren aan de oorspronkelijke context.

Aan het eind probeerde gespreksleider Constant Meijers nog een morele draai aan de discussie te geven door te focussen op specialisme binnen de Nederlandse theaterscene: veel allochtone theatermakers lijken te vinden dat hun werk te veel vanuit ‘wit’ perspectief wordt beoordeeld. Verrassend genoeg blijkt er volgens de aanwezigen ineens geen enkele culturele hindernis te zijn; voorstellingen uit China behoeven wellicht specialistische kennis, maar alles wat binnen de landsgrenzen gemaakt kan kan allemaal langs dezelfde meetlat. Waar is Laurien Saraber wanneer je haar nodig hebt?

Recensie: ‘Anne Frank: Leeft en Werkt’ van Joachim Robbrecht

Parool,recensies — simber op 27 januari 2008 om 18:14 uur
tags: , , ,

Nu de fusie van Frascati en het Gasthuis een feit is, zal de inhoudelijke scheiding tussen de twee gebouwen de komende tijd steeds duidelijker worden: in de Nes zie je voorstellingen die ‘af’ zijn, in de bovenzaal in West zit je met je neus op het experiment. Zo stond enkele maanden geleden nog de prachtige voorstelling IJs van jonge regisseur Joachim Robbrecht in Frascati, maar zijn nieuwste project, Anne Frank: Leeft en Werkt, staat in het Gasthuis.

Robbrecht verzamelde zes mensen, drie mannen en drie vrouwen van verschillende generaties. Het zijn geen acteurs, wel zijn ze allemaal Joods. Ze dansen, zingen, bewegen langs de wanden van het podium met een kaars, ze staan in een houten garage-achtige doos rechts op het toneel en ze vertellen verhalen. Of eigenlijk: fragmenten van verhalen.

Een oudere vrouw vertelt over het vijftigjarige huwelijk van haar grootouders, eind jaren dertig. Zeer weinig ooms en tantes hebben de holocaust overleefd. Een oudere man, niet al te groot van stuk, zegt eenvoudigweg: “In de oorlog was ik klein. Nu ben ik nog steeds klein.” Een ander, geboren na de oorlog, vertelt over zijn tijd in een kibboets.

De veel jongere, expressieve speler Eran Ben-Michaël vertelt een talmoedisch verhaal: als een vrouw zwanger is, komt er een engel die het ongeboren kind de hele Torah leert. Maar op het moment dat het kind wordt geboren komt er een andere engel die het kind op het hoofd slaat, zodat het alles weer vergeet. God vindt het nodig dat we vergeten leren, omdat we anders alleen maar aan onze dood kunnen denken.

Een meisje in een witte jurk zwijgt. Je kan een tijd denken dat zij Anne is, die geen verhaal meer kan vertellen. Ze blijkt echter een koket meisje dat haar dagboek in navolging van Anne Kitty noemt en daarin schrijft over haar overleden opa en een verloren vogeltje.

En zo vloeit de voorstelling langs bekend terrein. Nu de herinneringen uit de eerste hand aan de oorlog langzaam maar zeker verdwijnen, wordt het belangrijk om het collectieve verhaal over Nederland en zijn bedenkelijke aandeel in de holocaust te blijven toetsen aan de persoonlijke verhalen van mensen die die geschiedenis hebben meegemaakt, maar dat die ook weer moeten vergeten om dóór te kunnen gaan. Robbrecht kiest voor een (aan Ine te Rietstap doen denkende) vorm van community theater die niet oninteressant is, maar toch weinig betekenis heeft voor een publiek buiten de kring rondom de medewerkers.

Anne Frank: Leeft en Werkt van Joachim Robbrecht, Gasthuis. Gezien 26/1/08 in het Gasthuis. Aldaar t/m 9/2. Meer info op www.theatergasthuis.nl

Recensie: ‘Zeeuwse Nachten 3’ van het Volksoperahuis

Parool,recensies — simber op 24 januari 2008 om 00:14 uur
tags: ,

“Helden uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst” is het motto voor de nieuwe, laatste voorstelling in de driedelige voorstellingenserie Zeeuwse Nachten die het Volksoperahuis de afgelopen drie jaar uit de klei trok. Nederland staat onder water en de fine fleur van het land wordt nog net op tijd gered door volksheld Willem Barentz. Hij zet de hele Nederlandse canon op een ijsschots die de Schelde op komt drijven en die ook wel wat weg heeft van de Titanic. Barentz blijkt een patjepeeërige volkszanger die ‘zijn’ canon graag vrij van negers houdt. Zijn hele band is ook in blinkend wit gekleed.

Het Volksoperahuis wist in de eerdere twee delen aardig muziektheater te maken, waarin liedjes in eindeloos veel stijlen van componist en zanger Jef Hofmeister amusant combineerden met een scala aan typetjes van acteurs Kees Scholten en Rogier Schippers. Sommige daarvan keren ook nu terug, zoals de demente koningin Amalia en het Zeeuws Meisje dat in de tussentijd zwanger is geraakt.

Maar de samenhang is minder helder dan in de voorgaande delen. Het grootste deel van de voorstelling is de mega-ijsshow van Barentz waar artiesten als de Dominee van de Kerk van de Apocalyps hun ding komen doen en de gastheer de grootst mogelijke moeite heeft om de ongewenste canon-indringers buiten boord te houden. Gaandeweg valt op dat weinig liedjes echt áf zijn en dat de teksten wel erg drijven op flauwe grappen en citaten.

Pas aan het eind, als Zeeuws Meisje bevalt van een onwillige jongen die met een gospel-achtig vraag-antwoordspel met het publiek verleid moet worden om geboren te worden, bewijst Hofmeister dat hij heus nog wel een sterke melodie kan schrijven. Ook het op speciale uitnodiging aanwezige (en opvallend witte) gospelkoortje draagt dan bij aan de uitgelaten sfeer. Het Volksoperahuis moet het hebben van charme en dat hebben ze in overvloed, van de hangende mond van het Zeeuws Meisje van Schippers tot het braaf op het podium liggende hondje van bassiste Kim Soepnel.

In hun behandeling van het moderne Nederland in cyclusvorm roept het Volksoperahuis onvermijdelijk associaties op met vergelijkbare projecten die Mightysociety, Sabri Saad el Hamus en Joachim Robbrecht (onder anderen) nu uitvoeren. Die vergelijking valt negatief uit voor Zeeuwse Nachten. Ondanks de sympathieke boodschap dat we iets minder bezig moeten zijn met het verleden en iets meer met de toekomst, blijft deze voorstelling niet meer dan een verzameling goed uitgevoerde maar oppervlakkige cabaret-sketches. De epische vorm van drie voorstellingen (binnenkort ook alledrie achter elkaar te zien) botst met de flauwe humor en de magere inhoud.

Zeeuwse Nachten 3: Het behouden huys van het Volksoperahuis. Gezien 23/1/08 in De Brakke Grond. Aldaar t/m 2/2. Tournee t/m 26/4. Meer info op www.volksoperahuis.nl

Recensie: ‘Bazel’ door Dood Paard

Parool,recensies — simber op 23 januari 2008 om 03:08 uur
tags: , , , , ,

Eigenlijk lijken ze een beetje op elkaar, Gillis Biesheuvel en Gerardjan Rijnders. Allebei geprononceerde gezichten met strenge design-brillen. En allebei een beetje onhandige acteurs. Maar juist daardoor intrigerend. Ze staan nu samen in Bazel, de nieuwe voorstelling van Dood Paard.

Bazel is een ijzersterke tekst van Willem de Wolf, die na de subsidiestop van zijn gezelschap Kas en de Wolf Duits ging studeren en deze tekst schreef, die eerst nog een tijd op de burelen van Toneelgroep Amsterdam lag voordat hij bij Dood Paard terecht kwam.

Het is een harde scheldmonoloog in de stijl van Thomas Bernhard, waarin een jongeman (Biesheuvel) zijn gal spuwt tegen een oudere vriend (Rijnders), een kunstverzamelaar die hem als loopjongen gebruikt. Ze waren in Bazel, op de belangrijke kunstbeurs (“5398 kunstwerken verdeelt over 267 stands in 4 gebouwen over 3 dagen”), en de verzamelaar pikt in een restaurant een arme zwarte keukenhulp op voor seks. De volgende dag moet de jongen zich om vijf uur melden.

Biesheuvel vertelt wat er gebeurde, wat hij, de verzamelaar en de zwarte jongen –die ze met gevoel voor ironie Allurie noemen- dachten en doet dat in scherpe, gedetailleerde observaties. Een klein verhaal wordt verteld, maar steeds met uitwijdingen, herhalingen en ellipsen. Een verhaal met een anti-climax bovendien, want die jongen komt niet opdagen. Gaandeweg blijkt het dan ook minder te gaan om de uitkomst, maar om het construeren, deconstrueren en reconstrueren van de drie mannen en hun relaties. Het decor bestaat –naast wat doeken, stoelen en lampen- vooral uit opname- en afspeelapparatuur.

Want net als de felrealistische foto’s van Japanse kinderen of Amerikaanse celebrities die de verzamelaar mooi vindt, zijn deze mannen steeds bezig met het zoeken van de juiste uitsnede van de werkelijkheid. Het mooie is dat het voor de acteurs op een vergelijkbare manier geldt. Biesheuvel is fel, spuwt zijn teksten uit, lijkt steeds boven zijn macht te spelen, maar weet iedere scheldkanonade toch weer te plaatsen. Rijnders is meer berustend en op zoek naar kwetsbaarheid. Juist hun gebrek aan virtuositeit of acteurstrucs geeft de tekst extra lading.

Bazel is de eerste van vier voorstellingen die Dood Paard de komende twee weken speelt in Frascati in het programma Stock à Deux. Ook de andere drie voorstellingen zijn duetten: Schuur –ook al zo’n goeie tekst, ditmaal van Rob de Graaf- tussen Dood Paard-acteurs Manja Topper en Oscar van Woensel; het vrolijk anarchistische Deconstructie van opnieuw Gillis Biesheuvel met Anouk Driessen van ’t Barre Land; en nog een nieuwe voorstelling, Mannetje met de lange lul van Kuno Bakker en Jorn Heijdenrijk van Discordia.

Net als andere groepen met een sterk collectieve manier van werken, zoals ’t Barre Land, zie je bij Dood Paard dat de acteurs na een aantal jaren minder met z’n allen voorstellingen maken en vaker als zelfstandige kunstenaars eigen projecten aangaan. Dat is jammer, want het gaat ten koste van de herkenbaarheid en identiteit en daarmee het bestaansrecht van de groep. Maar het voordeel is dat je als toeschouwer kunt zien hoe de individuele makers zich ontwikkelen. En bij een eigenzinnige toneelspeler als Biesheuvel is dat zeer de moeite waard.

Bazel van Willem de Wolf door Dood Paard. Gezien: 22/1/08 in Frascati. Aldaar t/m 24/1, tournee. Meer info op www.doodpaard.nl

Recensie: ‘De Wilde Eend’ door De Theatercompagnie

Parool,recensies — simber op 20 januari 2008 om 19:19 uur
tags: , , ,

Regisseur Maaike van Langen maakte de laatste jaren vooral voorstellingen naar stukken van jonge schrijvers, maar beet zich nu weer eens vast in een klassieker: De Wilde Eend (1894) van Ibsen. Zoals alle stukken van Ibsen is dat een burgerlijk familiedrama, maar van Langen –vanaf 2009 overigens vaste regisseur bij Theu Boermans’ Theatercompagnie- brengt de ideeën erachter naar de voorgrond.

Een rijke jongeman, Gregers Werle (stijlvast gespeeld door Mike Reus), keert na lange tijd terug in zijn geboortestad en ontdekt dat zijn jeugdvriend Ekdal (een sympathieke Jasper Boeke) met hulp van Werle’s vader een eigen zaak en een gezin gesticht heeft. De aanvankelijk vriendelijke en geïnteresseerde Werle is een idealist en vindt dat Ekdal het geheim moet weten dat achter zijn huwelijksgeluk ligt. Met “idealen” bedoelt Werle maar één ding: de waarheid. En juist daarmee stort zijn vriend in het ongeluk.

De speelstijl is consequent licht overdreven en daardoor wordt het drama bijna een Brechtiaans leerstuk. Dat is de kracht van de regie van Maaike van Langen, die daarmee de belangrijkste valkuil voor moderne psychologische Ibsen-opvoeringen omzeilt: de redenen waarom de personages dingen doen zijn ouderwets en ongeloofwaardig. Iemand zal het nu geen schande vinden als zijn partner voor hem of haar een ander had, en een man zal nu niet zo snel een kind verstoten als er enige twijfel is over zijn vaderschap. Door van de personages typetjes te maken -Werle een stijve ambtenaar, mevrouw Ekdal een moederende huisvrouw- krijgt de voorstelling een heldere symboliek.

De belangrijkste tegenstelling wordt gepersonifieerd door de idealist Werle aan de ene kant en huisvriend dokter Relling, een pragmaticus, aan de andere. Als engeltje en duiveltje op Ekdal’s schouders geven ze tegengestelde adviezen. De dokter is een onaangename cynicus, die een levensleugen noodzakelijk noemt voor geluk, maar hij krijgt daarin wel gelijk.

Ekdal’s dochter heeft een kreupele wilde eend op zolder, waar ook opa (een mooie, maar licht detonerende bijrol van John Leddy) zich veilig kan wanen in een droomwereld, waarin hij zijn vroegere jachtavonturen kan naspelen met oude kerstbomen, kippen en konijnen. Zij symboliseren de vrijheid die het leven met een leugen ook kan bieden.

Maar die rationalisering is ook de zwakte van de voorstelling: Ibsen laat zich niet zomaar ontpsychologiseren. Ook Werle heeft een psychologisch motief -de dood van zijn moeder en de haat jegens zijn vader- maar door hem als abstracte levensopvatting neer te zetten worden zijn handelingen in de loop van het stuk absurd en ongeloofwaardig. Daarom overtuigt deze Wilde eend niet, ondanks het prima spel in alle rollen.

De Wilde Eend van Henrik Ibsen door De Theatercompagnie. Regie: Maaike van Langen. Gezien 19/1/08 in het Compagnietheater. Aldaar t/m 9/2, tournee t/m 28/3. Meer info op www.theatercompagnie.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2025 Simber | powered by WordPress with Barecity