Interview Gerardjan Rijnders

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 23 februari 2011 om 08:00 uur
tags: , , ,

Aanstaande zaterdag begint voor regisseur Gerardjan Rijnders een nieuw avontuur. Dan gaat De Meeuw in première, de eerste van drie toneelstukken van Tsjechov die hij regisseert bij de vrije producent Hummelinck Stuurman. Tsejchov3 is een groots opgezet project met acteurs als Pierre Bokma, Saskia Temmink, Cees Geel en Olga Zuiderhoek en publiciteitsfoto’s van Erwin Olaf. ‘Maar mijn manier van werken is niet veranderd.’

Rijnders en Tsjechov, het is een beladen combinatie. Het was Rijnders immers die in 1983 een legendarische voorstelling maakte van de Drie Zusters, waarin hij hardhandig afrekende met de traditie van melancholie en grote hartstochten die Tsjechov-opvoeringen in Nederland sinds Sjarov kenmerkten. Rijnders maakte er een parade van kleinburgerlijke benepenheid van, met een plastic keukenuitzet van de Blokker in plaats van een glimmende samovar.

En na het bekijken van een doorloop in de repetitiestudio van Hummelinck Stuurman is het duidelijk dat Rijnders in de loop der jaren niet milder is geworden over de Russische personages. Geholpen door een uitstekende cast zie je de contouren van wat een scherpe en spannende voorstelling kan gaan worden. Saskia Temmink speelt de toneelspelende provinciediva Arkadina, David Lucieer haar overgevoelige, hoogdravende toneelstukken schrijvende zoon Kosja die verliefd is op de ogenschijnlijk naïeve bakvis Nina (Eline ten Camp), die geïmponeerd is door de is de middelmatig succesvolle schrijver Trigorin van Cees Geel. De voorstelling krijgt diepte door mooie maar niet per se weemoedige bijrollen van acteurs als Paul R. Kooij, Titus Muizelaar, Marisa van Eyle en Reinier Bulder.

‘Ik vind echt dat ik het doe zoals Tsjechov het geschreven heeft’ zegt Rijnders na afloop. ‘Het speelt in een beetje armoedig milieu. Iedereen heeft het erover dat hij of zij te weinig geld heeft. Arkadina is actrice, maar viert haar triomfen in de provincie. Volgens mij is Trigorin de enige die daadwerkelijk iets kán; het is geen groot literator, maar meer een soort Carmiggelt, iemand die goed anekdotes kan opschrijven. Het mooie van Tsjechov is dat het bijzonder geraffineerd in elkaar zit. Nina lijkt een lief meisje, maar misschien is ze ook wel heel doortrapt, Trigorin doet naïef, maar hij maakt Nina echt doelbewust kapot. En hoe die moeder met die zoon omgaat, dat kan écht niet.’

Toch is er wel iets veranderd sinds die vorige Tsjechov: ‘Bij de Drie Zusters had ik nog sterk de behoefte om als regisseur mijn eigen statement te maken. Dat was wellicht ook de tijdgeest. Die voorstelling had ook uitgebreide vormgeving: een lelijk lekkend behang en kostuums waarmee de acteurs karikaturale figuren werden. Nu is het abstracter en minimaler. En het blijkt ook dat als je bij Tsjechov gewoon doet wat er staat, dat het dan al heel goed is. Als er ‘pauze’ in de tekst staat en die sla je per ongeluk over, dan loopt het niet meer lekker. Dat is overigens niet bij iedere schrijver zo. Bij Beckett wel, maar bij Albee moet je om te beginnen alle regieaanwijzingen schrappen. Die zit zo gevangen in het naturalisme. En Shakespeare is weer een heel ander verhaal.’

Het idee om drie Tsjechovs te doen kwam van Olga Zuiderhoek. Voor Rijnders was het direct duidelijk dat Drie Zusters daar niet bij zou horen: ‘Die heb ik nu eenmaal al gedaan. Maar wie weet komt hij na dit project alsnog.’ De overgebleven stukken zijn naast De Meeuw Oom Wanja (die in 2012 in première gaat) en De Kersentuin (2013). ‘Dat blijkt toevallig ook de volgorde waarin ze geschreven zijn en daarin zit ook het overkoepelende idee van de serie: De Meeuw over jonge mensen met idealen, Oom Wanja over mensen van middelbare leeftijd die stilstaan, en De Kersentuin over oude mensen die terugkijken. Nou ja, in al die stukken komen personages van alle leeftijden voor, maar de focus ligt steeds op één groep.’

‘We laten dat ook in de vormgeving terugkomen. We beginnen met een heel leeg toneel, alleen een tafel, waaromheen die hele verstikkende, chaotische groep zit. Het toneel komt in de loop van de voorstelling vol te staan met verrijdbare kasten. Dat blijft grotendeels het decor van Oom Wanja, en aan het eind van De Kersentuin, als de tuin wordt omgehakt, rijden we ze weer de coulissen in en is het toneel weer leeg.’ Voorzichtig droomt hij al van een marathon van alle drie de voorstellingen achter elkaar.

Twintig jaar lang leidde Rijnders een groot toneelgezelschap, eerst Globe in Eindhoven, daarna Toneelgroep Amsterdam. Nu werkt hij als freelancer zowel in het gesubsidieerde als in het vrije circuit. ‘Mijn manier van werken is niet veranderd, ik heb nu gelukkig geen zes vergaderingen per dag meer.’ Het voornaamste verschil zit hem in het samenwerken met acteurs. Bij TGA had hij een vast ensemble, nu werkt hij iedere keer met een nieuwe groep. ‘Het is nu iedere keer even afwachten of het een leuke club is. Nou ja, het is een klein land, de meeste acteurs ken ik of heb ik zien spelen, dus je kunt het redelijk inschatten. En steeds met dezelfde acteurs werken is ook niet goed. Op een gegeven moment weet je waarmee ze komen.’

‘Andersom is het eerder een punt: kennelijk heb ik een rare manier van werken, en spelers moeten daaraan wennen. Ik houd nu eenmaal niet van regisseurs die je lastig vallen met overbodige informatie. Als speler vind ik dat ook heel vervelend. En ik wil dingen niet te snel vastleggen. Ik wil weten wat er allemaal nog meer mogelijk is.’ Grinnikend: ‘Gelukkig zijn er nu meerdere mensen met wie ik al eens gewerkt heb, zodat die tegen de anderen kunnen vertellen: “Hij zegt niet zoveel, maar hij kijkt wel heel goed.”’ In deze voorstelling werkt Rijnders bijvoorbeeld weer met Titus Muizelaar. ‘Het is altijd fijn om Titus in de groep te hebben. Hij gaat gewoon z’n gang. En de andere acteurs zien dat en denken op een gegeven moment: oh, blijkbaar mag dat. En dan gaan ze dat ook doen. Dat is prima.’

Lange tijd leek het erop dat het toneelpubliek slechts in groten getale naar de schouwburg trok voor literatuurbewerkingen en van televisie bekende acteurs. Toch zie je nu een aantal vrije producenten experimenteren met groots opgezet toneelrepertoire, wat toch altijd een van de steunpilaren van het gesubsidieerde toneel was. ‘Ik krijg grofweg twee verschillende reacties. Sommigen in het veld vragen zich af waartoe de grote gezelschappen nog op aarde zijn als je toneelrepertoire ook zonder subsidie kunt brengen. Maar andere collega’s bij de gezelschappen zeggen: fijn dat de vrije producenten repertoire doen, dan kunnen wij experimenteren met nieuwe stukken en filmbewerkingen en dergelijke.’

‘Maar voor je het weet zijn de grote gesubsidieerde gezelschappen gemarginaliseerd, en worden ze gestraft voor het experimenteren. Grote gezelschappen richten zich nu op marathonvoorstellingen of op spelen in het buitenland, alles om maar zichtbaar te blijven. Je ziet met de komende bezuinigingen nu al dat gezelschappen nadenken over fusies. Ik vind de toon waarop nu over de kunsten word gesproken verschrikkelijk, maar aan de andere kant kan ik niet ontkennen dat 1100 premières per jaar erg veel is. Ik vind het vooral sneu voor jonge mensen. Die komen er niet meer in. De selectie voor de kunstopleidingen moet strenger, maar dan moet je niet tegelijk bezuinigen.’

Vrijwel tegelijk met de première van De Meeuw ligt er ook nog een nieuwe bundel met zijn toneelstukken in de winkel. ‘Ja, dat is een geestig verhaal. Ik kreeg eergister een email: “Gefeliciteerd met je nieuwe boek!” En mijn reactie was: welk boek? Ik wist van niks. Nu blijkt dat dat een oud project was, een boek dat Anthon Beeke zou vormgeven. Ik had dertien stukken uitgekozen, maar ik had niet alles digitaal, dus dat duurde en duurde. En Anthon had plannen, met een speciale papiersoort en dergelijke. Dus toen we gingen rekenen bleek dat dat boek zeventig euro zou moeten kosten. Toen is dat plan stilgezet en is de uitgever op zoek gegaan naar een goedkopere vormgever, en ik heb er niks meer van gehoord. Nou ja, tot eergisteren.’

‘Ik had het alleen graag nog even willen nakijken. In de oudere stukken zitten nogal wat fouten. Die stukken zijn destijds nagekeken door een jonge Arnon Grunberg, die als klusje eindredactie deed voor de uitgeverij. Maar dat heeft hij nogal slordig gedaan, dus telkens als iemand Silicone wil spelen word ik gebeld om uitleg. Maar goed, het is vooral heel erg fijn dat die stukken weer beschikbaar zijn.’

De Meeuw van Hummelinck Stuurman gaat op 26/2 in première in het De La Mar Theater. Tournee t/m 5/6. Meer info op www.tsjechov3.nl

Rijnders Kiest; 13 toneelteksten van Gerardjan Rijnders wordt uitgegeven door Uitgeverij ITFB

2 Comments »

  1. Zaterdag naar De Meeuw geweest in het Nieuwe De La Mar en god wat viel het tegen. Het geheel was rommelig van begin tot einde en het leek dat het de regisseur volledig aan enige visie had ontbroken. De karakters bleven vlak evenals hun relaties.

    Reactie by Michiel — 28/2/2011 @ 14:50
  2. Ik ben dinsdag 31 mei naar “De Meeuw” geweest in De La Mar Theater, maar helaas was er jammer genoeg GEEN PAUZE, het stuk duurde daarom ook veel te lang.
    Als er een pauze was geweest, dan kon je met frisse start weer de voorstelling volgen, maar helaas!!!
    Maar ik vond alle acteurs wel heel goed, dit verdienen jullie écht!

    Reactie by Karin Boswijk — 4/6/2011 @ 00:40

RSS feed for comments on this post. TrackBack URI

Leave a comment

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity