Recensie: ‘De ontdekking van de hemel’ door Hummelinck Stuurman

Het beste Nederlandstalige boek aller tijden aldus een internetverkiezing of een ‘kasteelroman, moppentrommel, plus drie reisgidsen’ zoals Hugo Brandt Corstius het kenschetste? De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch is met zijn 900 pagina’s in ieder geval behoorlijk dik. Hoe zet je dat in Godsnaam op het toneel?

Bewerker en regisseur Ignace Cornelissen begint in ieder geval goed door de hele eerste helft van de tweeënhalf uur durende voorstelling volledig te besteden aan de vriendschap tussen taalkundige en politicus Onno Quist (Waldemar Torenstra) en de nerdy astronoom Max Delius (Sieger Sloot) plus de celliste op wie ze beiden vallen (Lidewij Mahler). Sloot en Torenstra weten de even harde als hartelijke mannenvriendschap, door Mulisch in snedige dialogen vervat, smeuïg op het toneel te zetten.

Het is vermakelijk en een beetje stuurloos totdat halverwege uit het niet de schrijver het toneel oversteekt. Genio de Groot speelt Mulisch, compleet met choker en lange witte manen, die langzaamaan begint te fungeren als verteller en manipulator van het verhaal. Zijn rol vervangt volledig de hoofdstukken die in het boek in de hemel spelen en waarin het aardse gefriemel bestuurd wordt door een paar engelen.

Dat is een heldere ingreep, en die is zeker nodig bij een dergelijke toneelbewerking, maar niet per se een goede ingreep. De Groot maakt van de auteur een vrij cabaretesk typetje en dat is wel jammer, want de tragiek uit de roman vervliegt volledig. Mulisch’ intellectualisme was natuurlijk grotendeels vermakelijke bluf, maar hier wordt het bijna plat.

De voorstelling concentreert zich op de verhalen die we elkaar vertellen: de leugens die Max ophoudt tegenover Onno die de vriendschap langzaam uithollen, de woorden als wapens in de handen van politicus Max, het grote verhaal dat de schrijver Mulisch voor ons spint.

Weer eens valt op hoe problematisch Mulisch’ vrouwelijke personages zijn. Vooral Mahlers personage Ada is een lege huls, de hele tweede helft zelfs vrij letterlijk als Ada in coma ligt en Mahler bewusteloos over haar cello hangt – waarmee ze af en toe niet onverdienstelijk meespeelt met de soundtrack van Harry de Wit. Haar moeder (Lineke Le Roux) komt er beter vanaf, maar dat komt vooral door Le Roux’ eigen elegante charisma.

In het decor (Niek Kortekaas) is de prachtige sterrenkaart op het achterdoek de blikvanger, samen met een soort metalen trechter, enerzijds een hoorn des overvloeds waaruit Mulisch’ narratief geweld ontspruit, anderzijds het zwarte gat waarachter Max de hemel ontdekt, wat onmiddellijk bestraft wordt met de dood per meteoriet.

Door de schrijver op het toneel te zetten kan een groot deel van het complexe verhaal zonder al te veel uitweiding erdoorheen worden gejast, maar lastig is het wel: want als het niet de engelen zijn die het verhaal in gang zetten met hun opdracht om de tafelen met de Tien Geboden terug te halen, waar komt die goddelijke opdracht van het kind van Ada en Max (of was het toch Onno?) dan vandaan?

Maar het echte probleem ligt daar nog voor: de toneelversie van De ontdekking van de hemel gaat over onwillige personages in de handen van de almachtige Mulisch. Maar nergens in de voorstelling wordt het bewustzijn getoond dat ook híj een personage is, gespeeld door een acteur en bedacht door een schrijver. Dat Mulisch’ spel met verhalen op die manier niet serieus wordt genomen is een gemiste kans in een verder aardige voorstelling.

De ontdekking van de hemel door Hummelinck Stuurman. Gezien 25/10/14 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (DeLaMar) 29/10 t/m 2/11. Meer info op www.hummelinckstuurman.nl

Recensie: ‘De Kersentuin’ van Hummelinck Stuurman

Er wordt een hoop Tsjechov gespeeld dit seizoen: Het Nationale Toneel bracht een moderne Drie Zusters, NT Gent speelt Platonov, Toneelgroep Amsterdam herneemt de compliatievoorstelling De Russen! en Oostpool maakte een revue van enkele kluchten van de Russische schrijver onder de titel Tsjechov. En dan was er nog De Kersentuin, waarschijnlijk zijn mooiste stuk, dat zaterdag in première ging in DeLaMar. De mooiste voorstelling werd het echter zeker niet.

De Kersentuin is het sluitstuk van een Tsjechov-trilogie, die vrije producent Hummelinck Stuurman de afgelopen drie jaar maakte met Gerardjan Rijnders als regisseur. De stellingkast in het decor herkennen we nog uit De Meeuw en Oom Wanja, net als een aantal acteurs, zoals Hein van der Heijden, Reinier Bulder, Eline ten Camp en Thomas de Bres.

Samen met Janine Brogt bewerkte Rijnders het stuk tot een vlotte, tamelijk komische, nog geen twee uur durende voorstelling over de lichtzinnige landgoedeigenares Ljoebova (Carine Crutzen), die na een verblijf in Parijs thuiskomt op ene failliete boedel die op een veiling verkocht zal worden. Handelaar Lopachin, rijk geworden zoon van een lijfeigene, weet de oplossing: bouw zomerhuisjes voor stedelingen. Maar daarvoor zal de kersentuin moeten worden omgehakt en dat is onbespreekbaar.

Het merkwaardige aan de voorstelling is de volstrekte visieloosheid van de regie. Je mag hier en daar lachen, er is een vleugje ontroering, maar nergens krijg je het idee dat het om iets wezenlijks gaat. Twaalf acteurs staan op het podium, allemaal met eigen verlangens en verhaaltjes, maar het zijn er te veel, en je zit je constant af te vragen wie nou ookalweer wat met wie wil.

Daar zitten overigens best een paar mooie rollen tussen. Reinier Bulder weet als de moederende oude bediende Firs een mooie toon tussen grappig en aandoenlijk te vinden; Crutzen en Van der Heijden (als de door biljart geobsedeerde broer van Ljoebova) zijn grote, vastgeroeste kinderen, de eerste een wulpse losbol, de laatste een dikdoenerige nietsnut; nieuwkomer Yara Alink weet als hitsig dienstmeisje als een van de weinigen een beetje gekte in de voorstelling te brengen

Want daar lijkt toch het grote probleem te liggen van deze Kersentuin. In een voorstelling die zo karig is met emoties, blijft alles keurig binnen de lijntjes. Aan het eind, als het landgoed daadwerkelijk verkocht wordt, is er een soort emotionele uitbarsting tussen de oude en de nieuwe eigenaar. Maar ook dit blijft veel te vlak, en onderstreept daarmee de saaie grauwheid van de voorstelling. Tsjechovs verloren personages verdienen beter.

De Kersentuin van Hummelinck Stuurman. Gezien 23/2/13 in DeLaMar. Tournee t/m 2/6. Meer info op www.tsjechov3.nl

Recensie: ‘Het Diner’ van Hummelinck Stuurman

Schrijf een succesvol Nederlands boek en vroeger of later komt er een theaterproducent op bezoek die het op het toneel wil zetten. Vorig seizoen zagen we de klassiekers De Aanslag, De Avonden en Karakter, dit seizoen zien we moderne bestsellers als De Eetclub en De Prooi.

Je kon dus wachten op de vertoneling van de bestseller en NS Publieksprijswinnaar Het Diner van Herman Koch. Kochs Jiskefet-maatje Kees Prins bewerkte en regisseerde. En dan blijkt (weer) dat zo’n toneelbewerking niet altijd een goed idee is, de erg leuke acteurs en de transparante regie ten spijt.

Het Diner speel zich af in een duur restaurant waar een cynische ex-leraar Paul (Kees Hulst – met haar!) en zijn broer (Porgy Franssen), lijsttrekker van een grote politieke partij, samen met hun vrouwen (René Fokker en Lies Visschedijk) hebben afgesproken om het te hebben over hun kinderen. Niet iedereen weet evenveel, maar Hulst legt aan het begin de feiten uit: zijn zoon heeft samen met zijn neef een zwerver bij een pinautomaat gedood; de beelden van een bewakingscamera zijn een paar weken geleden uitgezonden bij Opsporing Verzocht, maar ze zijn niet herkend. Wat te doen?

In een vrij minimaal decor – een grote tafel op een draaischijf; tsja – wordt stukje bij beetje de puzzel in elkaar geschoven en komt de uiteindelijke vraag op scherp: wat nu te doen? Voor mensen in een restaurant zitten ze opmerkelijk weinig aan tafel, maar dat helpt in de dynamiek. Hulst is uitstekend gecast als bittere binnenvetter, en Franssen oreert steeds alsof hij op een persconferentie staat. Erg geestig is Evert van der Meulen als de fattige ober die steeds op het verkeerde moment de schotels komt duiden.

Het probleem is echter dat de roman Het Diner een knap spel is met perspectief. Je bekijkt alles met de blik van Paul en je realiseert je pas laat dat hij niet zomaar een onaangename man is, maar een echte psychopaat. Op het toneel zijn de vier personages meer in evenwicht, maar juist dat haalt de angel uit de vertelling.

Bovendien worden de boosaardige privéobservaties van Paul uit het boek hier als dialoog opgediend, waardoor de personages ongeloofwaardig koud en hard worden. De dreiging wordt te snel weggeschreeuwd of –gelachen. Ja, natuurlijk zijn het vier ploerten bij elkaar, maar een van de kernthema’s is dat iedereen de hele tijd de schijn probeert op te houden

Eén scène springt eruit, omdat die wel precies de juiste toon te pakken heeft: Visschedijk en Franssen vechten krijsend hun ruzie uit terwijl Fokker en Hulst op de achtergrond elkaar hun toetjes laten proeven, zich stil verkneukelend over de echtelijke rampspoed aan de andere kant van de tafel. Zo maken de acteurs Het Diner onderhoudend, maar ze kunnen het gebrek aan scherpte niet verhullen.

Het Diner van Hummelinck Stuurman. Gezien 23/2/12 in Leiden. Te zien in Amsterdam: 17/3 (De Meervaart), 12/6-1/7 (De La Mar). Meer info op www.toptheater.nl

Voorstuk ‘Wie is er bang voor Virginia Woolf?’

overig,Parool — simber op 16 september 2011 om 10:00 uur
tags: , , ,

Wie is er bang voor Virginia Woolf? van Edward Albee is bijna vijftig jaar oud, maar nog steeds een van de populairste toneelstukken van Nederland. Ook dit jaar zijn er weer meerdere versies te zien, met daarbij opvallend genoeg twee uitvoeringen van theaterbureau Hummelinck Stuurman. Vanavond is de ‘remière’ (de openingsvoorstelling van een reprise) van de versie met Porgy Franssen en Olga Zuiderhoek, die in 2007 de Toneel Publieksprijs won. In februari gaat een nieuwe voorstelling in première met Linda van Dyck en Victor Löw. Waar komt die grote aantrekkingskracht van het stuk toch vandaan?

Voor producent Arjen Stuurman is het kraakhelder: “Het is het mooiste stuk dat ik ken.” Stuurman heeft, met zijn bureau Hummelinck Stuurman, een lange band met het stuk. “Ik ben te jong om de legendarische vertolking van Ank van der Moer en Han Bentz van den Berg te zien, mijn eerste was met Pleuni Touw en Hugo Metsers. In 1995 haalden wij de prachtige Vlaamse voorstelling van regisseur Dirk Tanghe naar Nederland. De eerste die we zelf maakten was met Edwin de Vries en Will van Kralingen en daarna hebben we bedacht dat het goed zou zijn om er een traditie van te maken: iedere vijf jaar een nieuwe Woolf.”

Volgens Stuurman ligt de duurzame aantrekkingskracht van het stuk in de herkenbaarheid. “Het is universeel over het hebben van een relatie. En daarin komen alle emoties voorbij, humor, cynisme en angst. En voor acteurs is dat natuurlijk een fijne kluif om hun tanden in te zetten. En het is nog steeds actueel. Er zitten ook in mijn vriendenkring die elkaar blijven martelen om maar bij elkaar te blijven.

Opvallend genoeg denkt Gerardjan Rijnders, die de versie met Franssen en Zuiderhoek regisseerde er heel anders over. “Ik heb Woolf wel eens de Hamlet van de twintigste eeuw genoemd. Het zijn eigenlijk geen echte stukken. Ze hebben allebei een rare plot, het zijn in de eerste plaats taalbouwsels. Het lijkt herkenbaar, zo’n echtpaar dat elkaar de hersens in slaat, maar als je naar de tekst gaat kijken zie je meteen dat niemand in het echt zó ruzie maakt als George en Martha. Eigenlijk vertellen ze alleen maar verhalen aan elkaar, je glijdt van de ene anekdote in de andere en je hebt geen idee wat wáár is en wat niet.”

Toch is juist dat drankovergoten huwelijksgevecht een toneel-archetype geworden. Zet een chesterfield bank op het toneel, een man en een vrouw kijvend tegenover elkaar met ieder een glas in hun hand en voila: Woolf-citaat. Jonger paar dat toekijkt optioneel. Zulke scènes zagen we de afgelopen jaren talloze keren voorbijkomen, bijvoorbeeld in toneelstukken van Eric de Vroedt (Mightysociety4) en Rob de Graaf (Schuur en Interest) of bijna woordloos in de voorstelling Martha loves George van mimegroep Boogaerdt/VanderSchoot. Op de afgelopen editie van De Parade waren er zelfs twee hommages aan Albee te zien: Einde Oefening en Who’s afraid of George and Mildred? Tijdens de Uitmarkt organiseerden Hummelinck Stuurman en De La Mar zelfs een Virginia Woolf-marathon, met ieder uur drie nieuwe paren.

En zo lijkt de erfenis van Wie is er bang voor Virginia Woolf? in twee delen uiteen te vallen: enerzijds is het een cliché, dat doorklinkt in iedere scène met een beschonken, knokkend echtpaar en anderzijds het complexe, veel subtielere toneelstuk zelf (“een virtuoos taalstuk”, zoals Rijnders het noemt) dat alleen al aantrekkelijk blijft omdat het zo’n uitdaging is voor toneelspelers.

En een stuk dat door z’n taal en z’n details ferm in z’n tijd staat. Rijnders: “Op abstract niveau is het tijdloos, maar verder moet je het gewoon in de jaren zestig laten. Net zoals ik vind dat je Hamlet ook niet moet opvoeren met pistooltjes in plaats van zwaarden.”

Wie is er bang voor Virginia Woolf? met Porgy Franssen en Olga Zuiderhoek is t/m  14 oktober te zien in De La Mar
Wie is er bang voor Virginia Woolf?
met Victor Löw en Linda van Dyck gaat op 18 februari 2012 in première.
Meer info op www.hummelinckstuurman.nl

Interview Gerardjan Rijnders

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 23 februari 2011 om 08:00 uur
tags: , , ,

Aanstaande zaterdag begint voor regisseur Gerardjan Rijnders een nieuw avontuur. Dan gaat De Meeuw in première, de eerste van drie toneelstukken van Tsjechov die hij regisseert bij de vrije producent Hummelinck Stuurman. Tsejchov3 is een groots opgezet project met acteurs als Pierre Bokma, Saskia Temmink, Cees Geel en Olga Zuiderhoek en publiciteitsfoto’s van Erwin Olaf. ‘Maar mijn manier van werken is niet veranderd.’

Rijnders en Tsjechov, het is een beladen combinatie. Het was Rijnders immers die in 1983 een legendarische voorstelling maakte van de Drie Zusters, waarin hij hardhandig afrekende met de traditie van melancholie en grote hartstochten die Tsjechov-opvoeringen in Nederland sinds Sjarov kenmerkten. Rijnders maakte er een parade van kleinburgerlijke benepenheid van, met een plastic keukenuitzet van de Blokker in plaats van een glimmende samovar.

En na het bekijken van een doorloop in de repetitiestudio van Hummelinck Stuurman is het duidelijk dat Rijnders in de loop der jaren niet milder is geworden over de Russische personages. Geholpen door een uitstekende cast zie je de contouren van wat een scherpe en spannende voorstelling kan gaan worden. Saskia Temmink speelt de toneelspelende provinciediva Arkadina, David Lucieer haar overgevoelige, hoogdravende toneelstukken schrijvende zoon Kosja die verliefd is op de ogenschijnlijk naïeve bakvis Nina (Eline ten Camp), die geïmponeerd is door de is de middelmatig succesvolle schrijver Trigorin van Cees Geel. De voorstelling krijgt diepte door mooie maar niet per se weemoedige bijrollen van acteurs als Paul R. Kooij, Titus Muizelaar, Marisa van Eyle en Reinier Bulder.

‘Ik vind echt dat ik het doe zoals Tsjechov het geschreven heeft’ zegt Rijnders na afloop. ‘Het speelt in een beetje armoedig milieu. Iedereen heeft het erover dat hij of zij te weinig geld heeft. Arkadina is actrice, maar viert haar triomfen in de provincie. Volgens mij is Trigorin de enige die daadwerkelijk iets kán; het is geen groot literator, maar meer een soort Carmiggelt, iemand die goed anekdotes kan opschrijven. Het mooie van Tsjechov is dat het bijzonder geraffineerd in elkaar zit. Nina lijkt een lief meisje, maar misschien is ze ook wel heel doortrapt, Trigorin doet naïef, maar hij maakt Nina echt doelbewust kapot. En hoe die moeder met die zoon omgaat, dat kan écht niet.’

Continue reading “Interview Gerardjan Rijnders” »

Recensie: ‘Wuivend Graan’ van Wim T. Schippers

Parool,recensies — simber op 14 oktober 2007 om 23:09 uur
tags: , , ,

Wim T. Schippers’ belangrijkste bijdrage aan het Nederlandse theater blijft natuurlijk Going to the Dogs uit 1986, een toneelstuk dat hij liet “spelen” door zes Duitse herdershonden. De voorstellingen die daarna volgden (o.a. Relapsus en Zonder Titel) blonken vooral uit in superieure ongein en onbegrijpelijke flauwiteiten. Maar zijn nieuwste, Wuivend Graan, is opvallend leuk.

Het publiek is aanwezig bij een lezing door de grote geleerde Henrik van Woerdekom (droogkomisch gespeeld door Titus Muizelaar), auteur van veel gelezen werken als “Kan God ons verdommen?” en “Zo goed en zo kwaad als het gaat”. Schippers speelt met de theatrale conventie van de vierde wand. Eigenlijk speelt het publiek van de voorstelling de rol van het publiek aan de lezing. Dat is niet bijster origineel, maar de ijzeren consequentie waarmee de vertoning wordt volgehouden is geestig.

Van Woerdekom moet een lezing houden over de evolutionaire wortels van de ethiek, maar laat zich graag afleiden door zijsporen als de Perzische astronoom Ulug Bek of de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen. Maar evengoed weet hij -zij het in sneltreinvaart- de nodige hoogst serieuze onderwerpen uit de ethische filosofie te behandelen en religie krijgt daarbij nog even een paar flinke vegen uit de pan.

Maar het drukke associatievermogen van de geleerde is niet de enige verstorende factor. Ook de Powerpoint presentatie rebelleert regelmatig. Bovendien zijn de vele vrouwen in zijn leven toevalligerwijs allemaal in de zaal aanwezig en maken vanuit het publiek driftig interrupties. Van Woerdekom’s moeder (Nelly Frijda) zit al snel gezellig bij haar zoon op het podium en geeft af en toe ongepast commentaar, maar weet na iedere uitwijding ook weer precies waar we ookalweer gebleven waren.

Kees Hulst als de even ijdele als kleinburgerlijke organisator steelt echter de show. Hij ziet eruit en gedraagt zich als een kruising van Dominee Gremdaat en John Cleese en probeert op briljant wijdlopige wijze de orde te bewaren.

De anarchistische ingrepen zijn het grappigst, maar de setting maakt dat je de theoretische stukken ook niet helemaal serieus neemt en dat is jammer. Want juist in de combinatie zit de filosofie van Wim T. Schippers die in vrijwel al zijn werk van Ronflonflon tot de Wetenschapsquiz tot uiting komt.: de wetten en de regels van het universum zijn niet gesteld voor de menselijke maat. Op de menselijke schaal heerst slechts chaos en absurdisme. Of korter en beter gezegd: Pollens, wat een heisa is het hier!

Wuivend Graan van Wim T. Schippers door Hummelinck Stuurman. Gezien 13/10 in Leiden. In Amsterdam (Bellevue) 25 t/m 30/12 tournee t/m 20/1/08. Meer info op www.hummelinckstuurman.nl

Recensie: ‘Wie is er bang voor Virginia Woolf?’ van Hummelinck Stuurman

Heeft Who’s afraid van Virginia Woolf? eeuwigheidswaarde? Het toneelstuk is vooral bekend als de ultieme huwelijkstragedie van de 20e eeuw en de oorlog tussen de echtelieden George en Martha is de blauwdruk geworden voor de ontelbare relatiedrama’s die erna kwamen. Maar nu het stuk zijn vijftigste verjaardag nadert en de situatie verder van ons af komt te staan (kunnen die mensen niet gewoon in relatietherapie?) reist de vraag of theatermakers het over nog eens vijftig jaar nog steeds spelen.

Voor Gerardjan Rijnders is het antwoord helder: hij noemt Who’s afraid de Hamlet van de 20e eeuw en kiest in deze door hem geregisseerde uitvoering voor een historische benadering, met jaren zestig-kostuums en een miminaal decor van twee roodlederen bankstellen en een prominente bel. Dat geeft de acteurs veel ruimte om te schitteren, maar werpt nauwelijks nieuw licht op het stuk of de personages.

Toch weet Rijnders dicht bij het eeuwige thema in zijn werk te blijven: de onmogelijkheid van werkelijke communicatie tussen twee mensen. Porgy Franssen als George en Olga Zuiderhoek als Martha laten elkaar nauwelijks uitpraten, maken zinnen niet af en praten langs elkaar heen. Hun taalspelletjes en misverstanden lijken ineens opvallend veel op Rijnders’ eigen relatiestukken, zoals Pick-up of Mooi.

In hoog tempo vuren Franssen en Zuiderhoek hun verbale munitie op elkaar af, met het bezoekende stel Nick en Liefje (een verbetering ten opzichte van het in andere uitvoeringen onvertaald gelaten Honey) als onschuldige slachtoffers in de vuurlinie, waarbij de ijsklontjes uit de vaak bijgevulde glazen regelmatig de zaal in vliegen. Franssen en Zuiderhoek zijn energiek en durven de humor in hun harde grappen volledig uit te spelen. De toenemende dronkenschap en boosaardigheid worden vooral door Franssen mooi opgebouwd. De altijd wat aardse Zuiderhoek geeft Martha net te veel relativeringsvermogen om echt een helse furie te worden, maar toch weet juist zij aan het eind medelijden te wekken.

De rollen van de twee jonge gasten, in andere uitvoeringen vaak ondergeschikt, zijn hier stevig ingevuld. Vooral Eline ten Kamp maakt mooi helder hoe de dronkenschap van het naïeve en dommige gansje Honey haar willoos meevoert op de golven van de overtrekkende orkaan.

Spannend acteurstheater is het, dat zeker, en fans van Franssen en Zuiderhoek zullen niet teleurgesteld zijn. Maar dat Gerardjan Rijnders, toch de belangrijkste theatervernieuwer van zijn generatie, nu deze toch wat ongevaarlijke voorstelling aflevert is een klein beetje teleurstellend.

Theater Wie is er bang voor Virginia Woolf? van Hummelinck Stuurman. Regie: Gerardjan Rijnders. Gezien 27/1/07 in Leiden, tournee t/m 19/5, Amsterdam: 17/2 (Meervaart), 3 en 4/3 (Stadsschouwburg). Meer info op www.hummelinckstuurman.nl

‘Sneeuwwit’ van Hummelinck Stuurman

Parool,recensies — simber op 28 augustus 2006 om 18:05 uur
tags: , , ,

Het lijkt bijna niet mogelijk: Loes Luca in een saaie voorstelling. Toch kan zelfs háár podiumpersoonlijkheid geen vaart brengen in het halfhartige Sneeuwwit.

Het verhaal is een bewerking van het sprookje Sneeuwwitje, gebaseerd op het boek Zwart als inkt van de poëtische kinderboekenschrijver Wim Hofman. In deze versie is de stiefmoeder gewoon Sneeuwwitje’s echte moeder, gespeeld door Luca, en krijgt het publiek ook eens haar kant van de zaak te horen: over haar man die liever een zoon wilde, altijd van huis was en sneuvelde in de oorlog. En over hoe mooi ze was en hoe rijk en gelukkig. Maar als dochterlief al op jonge leeftijd mooier dreigt te worden, ziet ze er geen been in om een jager met een mes op een moorddadige missie te sturen.

Een mooie vondst is het personage van de spiegel, gespeeld door Paul R. Kooij. Wellustig wakkert hij de jaloezie van de moeder aan. Kooij’s zuigende cynisme is het leukste onderdeel van de voorstelling.

Het is te weinig. Het ontbreekt vooral aan de uitbundige, campy humor van Theo & Thea en Ja zuster, nee zuster, waarmee regisseur Pieter Kramer bekend werd. Het is een geestige vondst om van de zeven dwergen bureaucratische hulpverleners te maken die eerst een hulpvraag willen voordat ze Sneeuwwitje redden, maar de grap wordt gesmoord in de poëtische brieven die zij tijdens haar verblijf bij de dwergen aan het meubilair schrijft.

Het is deze schizofrenie die de voorstelling opbreekt. De muziek, gecomponeerd door Joost Kleppe voor een orkestje van strijkers, een klarinet, fluit en piano, ondersteunt vooral de poëtische kant van de voorstelling en is mooi, maar al te tam en harmonieus.

Het is regisseur Kramer aan te rekenen dat hij geen scherpere keuzes heeft gemaakt. Het levert een fletse voorstelling op die niet poëtisch of dramatisch genoeg is om te ontroeren en die niet grappig genoeg is om hardop om te lachen. En een die met twee uur veel te lang duurt.

Sneeuwwit van Hummelinck Stuurman. Met Loes Luca, Paul R. Kooij e.a., regie Pieter Kramer. Gezien, 8/1 in Zaandam. Te zien in Amsterdam 17 t/m 19/3 in De Kleine Komedie, tournee t/m 11/5. Meer info op: www.hummelinckstuurman.nl

Recensie: Herfstsonate door Hummelinck Stuurman

Eigenlijk is het vreemd dat het mis gaat in Herfstsonate. De film van Ingmar Bergman biedt prachtig materiaal voor een mooie moeder- en dochterrol. Linda van Dyck en Camilla Siegertsz zijn twee goede actrices en de regie is in handen van grote-zaal-belofte Anny van Hoof. Toch wordt het een bloedeloze theateravond met af en toe tenenkrommende momenten.

Charlotte (Van Dyck) is concertpianiste, een mondaine vrouw met een groot talent. Eva (Siegertsz) is haar volwassen dochter die na jaren haar moeder uitnodigt bij haar thuis. Ze is een verzenuwd kindvrouwtje dat smacht naar aandacht van haar moeder maar tegelijkertijd geen liefde kan aannemen. Het cadeau dat haar moeder voor haar meeneemt laat ze onuitgepakt. Van de regie moet Siegertsz ook nog het toneel heen en weer rennen en onverwacht van stemming wisselen. Het lijkt wel de casusbeschrijving van een borderlinepatiënt. Hoogtepunt is de onbeheerste uitval tegen haar moeder waarin alle opgekropte woede van jaren er in één woedende tirade worden uitgeschreeuwt. Het is een technisch knappe scene, maar zó ongericht dat het afstandelijk en ongeloofwaardig wordt.

Dan is er ook nog andere dochter, die geestelijk gehandicapt is. Medi Broekman speelt haar niet onverdienstelijk maar volledig overbodig naturalistisch, compleet met vertrokken mond, spastische armbewegingen en gekreun. Door deze naturalistische aanpak wordt het hele conflict tussen moeder en dochters geen psychologisch drama, maar de beschrijving van een ziektebeeld.

Moeder Charlotte komt sympathieker over. Ze weet dat ze in de opvoeding steken heeft laten vallen door haar carrière vóór te laten gaan, maar ze heeft veerkracht en relativeringsvermogen. Maar ook Van Dyck ontkomt vaak niet aan de oubolligheid van de regie, zoals wanneer ze tijdens het spelen van Chopin met haar rug naar de zaal uitgebreid met haar schouders de emoties in de muziek gaat zitten acteren.

Nog los van de uitvoering stelt vooral de moraal van het verhaal me voor vraagtekens. Wil Van Hoof nu werkelijk zeggen dat werkende moeders maar beter achter het aanrecht kunnen blijven om hun tere kroost niet te veel te beschadigen? Aan het eind vertrekt Charlotte. Ze moet een concert geven in Monte Carlo. Eva verwijt haar dat ze wegloopt voor haar problemen. Maar ik kan haar alleen maar groot gelijk geven. Hier is geen moeder nodig, maar professionele hulp.

Herfstsonate van Ingmar Bergman door Hummelinck Stuurman. Gezien 3/12 te Leiden. Herhalingen o.a. 2-3/1/06 in Amsterdam, meer speeldata op www.hummelinckstuurman.nl.

Reblog this post [with Zemanta]
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity