Berliner Tagebuch

buitenland,overig,Theatermaker — simber op 7 mei 2010 om 00:03 uur
tags: , ,

In de maanden april en mei woont theatercriticus Simon van den Berg in Berlijn om theater te zien en Duits te leren. Het eerste gaat aanmerkelijk beter dan het tweede. Voor TM houdt hij een theaterdagboek bij.

6 april
Ich schau dir in die Augen, geselschaftlicher Verblendungszusammenhang
van René Pollesch in de Volksbühne

De hele zaal van de Volksbühne is leeg gehaald. Alle stoelen zijn weg, ervoor in de plaats ligt er een enorme hoeveelheid witte zitzakken. De mooie houten wanden van het theater zijn verborgen achter grote lappen dik donker plastic. Het toneel is verborgen achter een kanariegeel voordoek, met een paar duidelijk zichtbare slijtgaten erin. Een combinatie van een aftanse lounge en een oversized fetish club. Wat een klus, om voor deze ene avond al die stoelen te moeten weghalen. In Duitsland spelen ze tenslotte repertoire, de volgende avond staat hier weer Castorf’s Fuck off America.

Alleen al aan de even geweldige als té lange titel kun je zien dat het een voorstelling van René Pollesch is. Pollesch is –net als Heiner Goebbels en de mensen van Rimini Protokoll, She She Pop en Gob Squad- afkomstig van de studie ‘Toegepaste Theaterwetenschap’ in Gießen, waar hoogtheoretische dramaturgie wordt omgezet in intelligent, maar niet per se toegankelijk theater. Ook Ich schau dir in die Augen… is weer een onnavolgbare opeenstapeling van sociologische en mediatheoretische teksten, met als pluspunt dat ze worden gesproken door de geweldige acteur Fabian Hinrichs, die in deze solo over het toneel stuitert, dramatisch declameert en drumt.

Uit de woordenstroom kan ik voornamelijk opmaken dat het gaat over de ‘representatiecrisis’ van het theater: dat we niet meer kunnen ‘doen alsof’ in het theater en dat daarom het interaktieve theater is uitgevonden. En dat geld vroeger een hoeveelheid goud representeerde, maar sinds het akkoord van Bretton Woods niet meer, en dat de economische crisis dus ook een representatiecrisis is. Intelligent en knap theater, met een paar geweldige decorvondsten (van Bert Neumann, die ook Johan Simons’ Duitse voorstellingen vormgeeft), waaronder een ruimteschip van theaterlampen dat Hinrichs ver omhoog trekt. En geestig ook: “Ik streef naar een ‘inter-passief theater’, waarin de acteur na afloop van de voorstelling met jóuw partner naar huis gaat.”

(‘Verblendungszusammenhang’ is een term van Adorno, leer ik naderhand, en heeft te maken met het begrip blindheid in de Westerse samenleving. Nounou.)

8 april
Heuschrecken
, van Rimini Protokoll in HAU3

Een nieuw woord geleerd: een Heuschrecke is een sprinkhaan. Documentairetheatergroep Rimini Protokoll (door mij bij deze uitgeroepen tot hipste groep ter wereld) verzamelde er 8000 in een woestijnlandschap in een reusachtig terrarium, dat het publiek voor de voorstelling uitgebreid mag besnuffelen. Maar ja, hoe maak je daar theater van? Rimini Protokoll heeft er veel voor nodig: heel veel ingezoomde videobeelden uit het terrarium, een actrice die uit de bijbel voorleest (plagen van Egypte, Openbaring van Johannes), een Somalische voedselchemicus die zijn levensverhaal vertelt, een muzikant en een Zwitserse astronome. Ster van de avond is sprinkhanenexpert Dr. Jörg Samietz die opgewekt vertelt over de sprinkhaan, zijn zwermgedrag en andere eigenaardigheden.

Continue reading “Berliner Tagebuch” »

Programmablad ‘Die Ehe der Maria Braun’

(Geschreven voor het Chassé Theater, dat op 1 mei 2010 Die Ehe der Maria Braun van de Schaubühne programmeerde.)

De voorstelling Die Ehe der Maria Braun (‘Het huwelijk van Maria Braun’) is gebaseerd op de gelijknamige film van Rainer Werner Fassbinder uit 1979. De Berlijnse regisseur Thomas Ostermeier bewerkte in 2007 de film voor de befaamde Münchner Kammerspiele.

Bij de première werd de voorstelling, en met name hoofdrolspeelster Brigitte Hobmeier, zeer lovend ontvangen en in 2008 werd ze uitgenodigd voor het Theatertreffen in Berlijn, het festival met de tien belangrijkste Duitstalige voorstellingen van het jaar.

Het verhaal

Hermann en Maria Braun trouwen in 1943; tijdens de huwelijkscermonie vallen er bommen op het gemeentehuis. Twee dagen later vertrekt Hermann naar het front, maar keert niet terug. Hij is vermist. “Veel tijd hebben jullie niet gehad”, merkt een vriendin op. Maria: “Toch wel: een halve dag en een hele nacht.”

Ze begint haar leven als oorlogsweduwe, leert zich in leven te houden door te sjacheren op de zwarte markt, en ook haar liefdesleven wordt meer en meer ruilhandel. Ze krijgt een relatie met een zwarte Amerikaanse soldaat. Maar dan staat ineens Hermann voor de deur. Zonder aarzelen vermoordt Maria Braun de soldaat, maar bij de politie neemt Hermann de schuld op zich. Hij gaat de gevangenis in en opnieuw scheidt het echtpaar voor lange tijd.

Maria werkt zich langzaam maar zeker vooruit in het leven. Ze gaat de handel in en wordt een sluwe zakenvrouw. Ze begeeft zich in een mannenwereld, wordt soms gebruikt, maar  snel leert ze de regels van het spel en zet ze haar vrouwelijkheid en haar lichaam in als dat nodig is om voordeel te behalen. Steeds is ze op zoek naar meer welvaart, voor later als ze weer samen zal zijn met Hermann. Maar als het zover is, blijkt pas hoe hoog de prijs is die ze heeft moeten betalen.

De film en de voorstelling

Fassbinder’s film vertelt het verhaal van Maria Braun, met op de achtergrond de ontwikkeling van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog: het opruimen van het puin en de verwoestingen en daarna het ‘Wirtschaftwunder’ van de jaren vijftig, de onvoorstelbaar snelle wederopbouw van industrie en handel en de welvaart die dat opleverde. In de beweeglijke, vloeiende stijl van Fassbinders vaste cameraman Michael Ballhaus wordt hoofdrolspeelster Hanna Schygulla langzaam van een radeloze schooier tot een elegante, rijke vrouw.

Regisseur Thomas Ostermeier koos in het theater voor een andere benadering. In het middelpunt staat Brigitte Hobmeier als Maria Braun, alle andere rollen –moeders, echtgenoten, soldaten, journalisten, zakenmannen en vriendinnen- worden door vier acteurs gespeeld. Zo ligt in de voorstelling meer de nadruk op de verhouding tussen Maria en de mannen. Soms zijn zij het die zich aan haar opdringen en haar in het nauw bringen, dan weer windt zij ze allemaal om haar vinger en domineert ze het podium. En soms worden in een scène de verhoudingen plotseling radicaal op hun kop gezet, zoals wanneer Maria door een Amerikaanse soldaat belaagd wordt in een treincoupé.

Met jaren vijftig meubeltjes -bijzettafels en stoelen- in steeds nieuwe opstellingen worden scènes vloeiend gewisseld en wordt subtiel Maria’s steeds grotere welvaart aangeduid. Steeds gebruikt Ostermeier kleren of gordijnen als projectiescherm voor documentaire beelden: van verwoeste steden tot reclamefilmpjes voor de nieuwe, luxe consumptiegoederen van de jaren vijftig.

De voorstelling eindigt met een voetbalcommentator die op de radio verslag doet van het door Duitsland gewonnen wereldkampioenschap voetbal in 1954. Voor veel Duitsers een symbolisch moment dat hun land de verschrikkingen van de oorlog te boven was gekomen. Maar in Die Ehe Der Maria Braun ook het moment dat de mannen de zaak weer overnemen van de noodgedwongen geëmancipeerde vrouwen.

Thomas Ostermeier

Thomas Ostermeier werd in 1968 geboren in Soltau, vlakbij Hamburg als zoon van een beroepssoldaat en een verkoopster. Na zijn opleiding in Berlijn heeft hij daar altijd gewerkt. Sinds 1999 is hij als artistiek leider van de Schaubühne am Lehniner Platz, een groot ‘Haus’ (dat wil zeggen een theatergezelschap met een eigen schouwburg) in het westen van de stad. De Schaubühne was meest centrale theaters van West Berlijn, met artistiek leiders als Peter Stein en Luc Bondy, maar sinds de Wiedervereinigung is het centrum van de stad oostelijker komen te liggen en wordt de omgeving van het theater als buitenwijk gezien. Toch is de Schaubühne, naast het Berliner Ensemble, de Volksbühne en het Deutsches Theater nog steeds één van de vier grote, belangrijke ‘Häuser’ van de stad.

Ostermeier’s werk is min of meer te vergelijken met dat van Ivo van Hove in Nederland. Beiden kiezen radicale, vaak heftig emotionele interpretaties van klassieke toneelstukken, vaak met inzet van moderne videotechniek en beiden hebben een voorkeur voor vrouwen als het centrale personage. Ostermeier zei daarover in een interview: “Ik geloof dat vrouwen nog steeds, ondanks de strijd van de vrouwenbeweging, een zwakkere positie hebben in de maatschappij. Op het podium is dat interessant, want een dramatisch conflict van een vrouw in een toneelstuk is dan altijd ook een gevecht om macht en emancipatie.”

Ostermeier’s werk was de afgelopen jaren ook in Nederland regelmatig te zien. Hedda Gabler en Nora, die op het Holland Festival te zien waren, maakten indruk en in december vorig jaar speelde een door hem geregisseerde Hamlet met veel succes in de Amsterdamse Stadsschouwburg.

Zoals veel gerenomeerde Duitse regisseurs wordt Ostermeier veel gevraagd als gastregisseur en Die Ehe Der Maria Braun werd gemaakt bij het befaamde gezelschap Münchner Kammerspiele. En dat is nu net gezelschap dat vanaf volgend seizoen geleid gaat worden door de Nederlandse regisseur Johan Simons. Die krijgt dus als regisseur de beschikking over (onder anderen) de geweldige acteurs uit deze voorstelling. En omdat hij aangekondigd heeft dat hij de banden met Nederland warm wil houden zijn die waarschijnlijk de komende jaren nog wel vaker in Nederland te zien.

Interview Susanne Kennedy

interviews,Theatermaker — simber op 21 april 2010 om 13:11 uur
tags: ,

Bijna overnight werd regisseuse Susanne Kennedy een kleine hype in theaterland. Haar laatste voorstelling The New Electric Ballroom bij Het Nationale Toneel werd bijzonder lovend ontvangen, Hans Kemna richtte een fanclub op, Martin Schouten tipt haar als opvolger van Ivo van Hove en Johan Simons nodigde haar uit als gastregisseur in München.

Ze is aan het werk met Elfriede Jelinek – “Stroeve, maar meeslepende taal”. En voordat ze naar Duitsland vertrekt regisseert ze dit najaar nog een repertoirevoorstelling bij Het Nationale Toneel. “Emilia Galotti van Lessing; klassiek burgerlijk drama. In Duitsland is dat een van de tijdloze mega-klassiekers. Daar wordt het vaak gespeeld zodat de schoolklassen binnenkomen.” Verder kan ze er nog niet veel over kwijt.

Ook over de hype is ze nuchter: “Ik merk er zelf niet veel van. Het laatste jaar is het wel heel hard gegaan.” Of ze er niet ook een beetje recalcitrant van wordt. Nadenkend: “Ik zou het me nu kunnen veroorloven om iets heel anders te maken. Als het zou mislukken zou ik niet meteen ‘weg’ zijn. Maar zo gaat het niet; elke voorstelling die je maakt is de belangrijkste ooit. Naar The New Electric Ballroom kwamen ineens belangrijke mensen kijken. Johan Simons kwam, de dramaturgen uit München. Maar die dingen moet je loslaten. Je werkt met wat je kan. Repetities gaan toch altijd over wat ik zie, wat een acteur doet en wat voor mensbeeld ik probeer te ontwikkelen.”

Twee weken is ze nu bezig met de repetities van Over dieren van Jelinek. Het ‘stuk’ kent zoals altijd bij de Nobelprijswinnares geen plot, geen personages, geen clausen; het is een ondoordringbare berg tekst, volgelopen op het papier. Geen regisseur ontkomt eraan vooraf  keuzes te maken, te beginnen met wie wat zegt. Kennedy maakte personages, schoof teksten in elkaar, laat flarden tekst een aantal keren terugkomen.

Continue reading “Interview Susanne Kennedy” »

Overzicht Doorgeefprijzen

overig,Theatermaker — simber op 21 april 2010 om 13:06 uur
tags: , , ,

(Voor de TM special over Kitty Courbois, naar aanleiding van haar 50-jarig jubileum en de instelling van de naar haar genoemde doorgeefprijs, maakte ik een overzichtje van alle bestaande doorgeefprijzen in de podiumkunsten. Mensen met (plannen voor) een doorgeefprijs voor jeugdtheater, opera of critici kunnen zich melden.)

Met de instelling van de Courboisparel is de uitpuilende prijzenkast van het Nederlands theater weer een bokaaltje rijker. Maar de parel is een specimen van een zeldzame soort: de doorgeefprijs, waarbij de winnaar of drager zelf mag bepalen wanneer en aan wie hij of zij de prijs overdraagt. Daarvan hebben we er nu zeven, verdeeld over de hele podiumkunsten. Ter gelegenheid van de instelling van de Courboisparel heeft het TIN aangekondigd de doorgeefprijzen uitgebreid te gaan documenteren.

De Courboisparel

voor wie: actrices (theater, tv en film)
Sinds: 2010
Huidige drager: Kitty Courbois (sinds 2010)

De prijs bestaat uit een 19e eeuws Frans kistje met een glazen deksel met daarin een los te dragen broche met parel op een bedje van lapjes stof van kostuums die Courbois ooit gedragen heeft. De prijs wordt aangeboden door Toneelgroep Amsterdam en de Stadsschouwburg samen.

TM doorgeefsuggesties: Karina Smulders, Maria Kraakman, Carice van Houten

Theo Mann Bouwmeesterring

voor wie: actrices
sinds: 1911
Huidige drager: Anne Wil Blankers (sinds 1994)
Vorige dragers: Annet Nieuwenhuijzen (1980-1994); Caro van Eyck (1960-1980); Else Mauhs (1934-1959); Theo Mann-Bouwmeester (1911-1934)

Else Mauhs kon geen keuze maken en stierf zonder de ring te hebben doorgegeven. Ze liet de overdracht van de ring over een per testament benoemde commissie. Die koos in 1960 Caro van Eyck.

TM doorgeefsuggesties: Ariane Schluter, Elsie de Braauw, Halina Reijn

Paul Steenbergenpenning

voor wie: acteurs
sinds: 1982
Huidige drager: Jacob Derwig (sinds 2008)
Vorige dragers: Pierre Bokma (2002-2008); Willem Nijholt (1989-2002); Guido de Moor (1985?-1989); Paul Steenbergen (1982-1985?);

Bij de overdracht van de penning aan Jacob Derwig gaf Pierre Bokma een wel uiterst summiere motivatie: “goede wijn behoeft geen krans”.

TM doorgeefsuggesties: Fedja van Hûet, Steven van Watermeulen, Bram Coopmans

Albert van Dalsumring

voor wie: acteurs
sinds: 1959
Huidige drager: Gijs Scholten van Aschat (sinds 2004)

Vorige dragers: Pierre Bokma (1993-2004); Peter Oosthoek (1977-1993); Ko van Dijk (1972-1977); Paul Steenbergen (1963-1972); Albert van Dalsum (1959-1963)

Pierre Bokma is de enige die tegelijkertijd de ring en de penning in bezit had, namelijk van 2002 tot 2004. Daarmee bevestigde hij de status die Willem Nijholt hem verleende bij de overdracht van de penning in 2002: “Hij is onbetwist de grootste acteur van Nederland”.

TM doorgeefsuggesties: Hans Kesting, Bert Luppes, Mark Rietman

Jirí Kylián ring

voor wie: dansers
sinds: 2006
Huidige drager: Michael Schumacher (sinds 2008)
Vorige dragers: Jirí Kylián (2006-2008)

De prijs bestaat uit een torentje met veertien ringen, één voor iedere letter de naam van de prijs. Iedere drager mag er één houden, maar het torentje wordt wel weer aangevuld met nieuwe ringen zodat hij oneindig kan worden doorgegeven.

TM doorgeefsuggesties: Ann Van den Broek, Marco Goecke, Emio Greco

Luc Boyer Wisselvoorwerp

voor wie: Mimers (iemand die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor de mimediscipline en het mimeonderwijs in Nederland)
sinds: 1993
Huidige drager: Irene Schaltegger (sinds 2007)
Vorige dragers: Ineke Austen (2001-2007); Jeanette van Steen (1997-2001); Luc Boyer (1993-1997)

De houder bepaalt niet alleen wie de volgende winnaar wordt, maar ook wat de nieuwe winnaar krijgt. Boyer kreeg een glassculptuur van Borek Sipek, Van Steen een sculptuur van Jan Steen en Austen en Schaltegger sculpturen van Elisabeth Varga.

TM doorgeefsuggesties: Ine te Rietstap, Marien Jongewaard, Karina Holla

Louis Davidsring

voor wie: kleinkunstenaars
sinds: 1948
Huidige drager: Herman van Veen (sinds 1976)
Vorige dragers: Wim Kan (1954-1976); Heintje Davids (1948-1954)

Ingesteld door de gemeente Rotterdam. Davids zelf was in 1939 al overleden, dus de eerste drager werd diens zus Heintje. De huidige ringdrager is degene die het langst aan een doorgeefprijs vasthoudt. His precioussss.

TM doorgeefsuggesties: Hans Teeuwen, Wende Snijders, Paul de Leeuw

Kitty Courbois geëerd met nieuwe toneelprijs

In de Stadsschouwburg kreeg Kitty Courbois gisteravond een nieuwe, naar haar genoemde toneelprijs uitgereikt: de Courbois-parel. Toneelgroep Amsterdam en de Stadsschouwburg eren hiermee de actrice, die dit jaar vijftig jaar aan het toneel is. De Courbois-parel is een ‘doorgeefprijs’ voor actrices: Courbois mag zelf weten wanneer en aan wie ze hem doorgeeft.

De prijs werd uitgereikt door Hedy d’Ancona op een feestelijke avond in de Koninklijke Foyer van de schouwburg in aanwezigheid van een stoet aan vrienden en collega’s, in het bijzonder generatiegenoten als Ellen Vogel, Sigrid Koetse en Annet Nieuwenhuyzen. Naast toespraken van Ivo van Hove (“Bij Toneelgroep Amsterdam blijf je zolang jíj dat wilt”), d’Ancona en directeur Henk Scholten van het Theater Instituut Nederland, waren er optredens van (ex-)TGA-collega’s Hugo Koolschijn en het gelegenheidsduo Hein van der Heijden en Hajo Bruins, die Courbois villein maar ook ontroerend toezongen.

Courbois was zeer verrast door het eerbetoon: “Niemand heeft z’n mond voorbij gepraat en ik heb nog wel zó zitten vissen naar wat er vanavond zou gebeuren.” Ze kreeg de parel opgespeld op haar revers, direct naast het speldje van het Ereteken van Verdienste van de stad Amsterdam dat haar een maand geleden werd toegekend. Ze besloot haar korte dankwoord met een toast op drie dierbare, overleden vrienden: Jacques Commandeur, Joop Admiraal en Ramses Shaffy.

De Courbois-parel bestaat uit glazen kistje met daarin een broche met de parel, op een bedje van lapjes stof van door Courbois gedragen kostuums, uit voorstellingen als Richard III, Klaagliederen en haar huidige voorstelling Zomertrilogie. Andere doorgeefprijzen in het toneel zijn de Albert van Dalsumring en de Paul Steenbergenpenning voor acteurs en de Theo Mann Bouwmeester Ring voor actrices.

Recensie: ‘Rail Gourmet’ van Wunderbaum

Parool,recensies — simber op 28 maart 2010 om 23:18 uur
tags: , ,

Een jonge vrouw verzamelt spreekwoorden over geluk. ‘Waar liefde is, is geluk’ is haar favoriet, uit Polen. Het Griekse ‘Wie gelukkig wil zijn, moet thuisblijven’ waardeert ze minder. Haar werk is al net zo Europees als haar verzameling: op het station van Brussel pakt ze voor het bedrijf Rail Gourmet maaltijden in voor passagiers van de hogesnelheidstrein, samen met collega’s als Madeleine, Luc, Achmed en Anya.

Rail Gourmet is de nieuwe voorstelling van theatergroep Wunderbaum, een groep acteurs die nu eens op lokatie, dan weer in de schouwburgzaal speelt. De tekst is van de Vlaamse romanschrijfster Annelies Verbeke, die een even lichtvoetig als indringend drieluik schreef over de zoektocht naar geluk tussen de spoorrails.

Gabrielle, de Rail Gourmetvrouw, wordt feilloos gespeeld door Wine Dierickx. Ze zet een beetje onhandig een drumstel in elkaar, terwijl ze vertelt over de brieven die ze aan haar collega’s schrijft, waarin ze ze aanspreekt op hun gedrag, zichzelf verontschuldigd en nog meer spreekwoorden over geluk debiteert. De brieven worden nooit verstuurd. Iemand die zoveel over geluk weet, kan niet anders dan diep ongelukkig zijn. Tot ze Robert tegenkomt. Met wat hulp van een muzikant (Jens Bouttery, een hetzelfde haar en mini-jurkje als Dierickx) wordt ze van de schuchtere actrice een loeiende zangeres met een David Lee Roth-achtige gil.

Robert (Walter Bart), voor wie Gabrielle zo blind valt, blijkt een sukkelige schrijver die in het tweede deel telefonisch ruzie maakt met zijn vrouw Rebecca (Maartje Remmers), een kille Europarlementariër in de trein op weg van Straatsburg naar huis. In het derde deel is de vrouw ineens naast de machinist (Matijs Jansen) terecht gekomen, waar zomaar ineens iets moois lijkt op te bloeien.

“We moeten van ons overleven uitgaan, zoals we ervan uitgaan dat de zon morgen weer op komt”, zegt Gabrielle met de combinatie van pathos en pragmatisme die de huidige generatie twintigers kenmerkt. Met haar moeilijke vragen over geluk als langdurige afwezigheid van pech of juist als overrompelend gevoel van binnenuit geeft ze uiting aan hun wanhoop in McJobs en voorlopige relaties. Robert en zijn vrouw zijn verder in hun carrière en relatie, maar het heeft hen niets opgeleverd.

Met Rail Gourmet doen Wunderbaum en Verbeke iets wat heel erg bijzonder is in het theater: ze creëren vokomen vanzelfsprekende, hedendaagse personages. Hun taal is herkenbaar, hun angsten zijn herkenbaar en we begrijpen zowel hun cynisme als hun romantiek. Het is een levensgevoel dat doet denken aan dat in de boeken van Douglas Coupland.

De voorstelling eindigt met een softcore seksfilmpje van Rebecca en de machinist. Het is een vreemd, sensueel contrast met de stadse uitzicht dat Wunderbaum als achterdoek kiest op de locaties. Een vlucht in de fantasie als enig mogelijke uitweg. Verbeke en Wunderbaum weten het virtuoos en overtuigend te brengen.

Rail Gourmet van Wunderbaum. Gezien 18/2/10 in Rotterdam. In Amsterdam (in het Werktheater, kaartverkoop via Frascati) 30/3 t/m 3/4. Meer info op www.wunderbaum.nl

Recensie: ‘Kokoschka live!’ van De Warme Winkel e.a.

“Wij weten dat u er niets aan gaat vinden, maar wij móeten dit brengen. Want dít is onze cultuur.” Het Haagse publiek is gewaarschuwd; de theatergroepen die tussen de Mondriaans en het zilverwerk zijn neergestreken in het Gemeentemuseum zijn er niet om te behagen. De vijfde voorstelling van De Warme Winkel in hun serie over Oostenrijkse kunstenaars (na o.a. Rilke en Thomas Bernhard) mist de persoonlijke visie van de eerdere delen, maar gaat in theatrale uitzinnigheid heerlijk overboord.

Oskar Kokoschka was enfant terrible van beroep en in het Wenen van voor de Eerste Wereldoorlog joeg hij de burgerij schrik aan met zijn expressionistische portretten en theatervoorstellingen. Hij was betrokken bij de Münchensche kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter rondom Kandinsky en dat vormt de verbinding tussen de voorstelling en het museum, waar een tentoonstelling rondom die beweging te zien is.

In tegenstelling tot de eerdere voorstellingen, waarin de acteurs expliciet commentaar op het onderwerp en hun zoektocht gaven, kiest De Warme Winkel nu niet voor uitleg, maar voor inzet. We zien een aaneenrijging van scènes ontleent aan Kokoschka’s werk: naakte mannen die teksten voordragen, tableaus over zijn oorlogsverwondingen en over zijn angst voor vrouwen, sketches over zijn heftige affaire met Alma Mahler, allemaal met brille ontleend aan zijn visuele stijl, met verwrongen mimiek en lichaamshoudingen en een soundtrack van de jonge muzikanten van De Veenfabriek die nu eens lawaaiig in de weer zijn met bekkens en sirenes en dan weer verrassend melancholieke muziek maken met klokkenspel en cimbalom.

De hele speelruimte lijkt een atelier. De meeste scènes spelen op een verhoogd toneeltje met een goedkoop voordoek en bordkartonnen bomen, maar tussendoor rennen de spelers rond, schilderen ze aan de zijkant nieuwe abstracte lijnen op hun gezicht of hebben ze babbelende onderonsjes met een deel van het publiek. Of ze gaan ineens tussen het publiek staan om ‘boe!’ te roepen tegen hun eigen voorstelling, en rennen dan weer naar het toneel om ‘fuck you!’ terug te schreeuwen.

Een logische ordening is nauwelijks te ontdekken; het lijkt erop dat Marien Jongewaard vooral de kunstenaar zelf speelt (soms rondlopend en louter “Expressionisme!” orerend), Jeroen de Man een levensgrote pop die Kokoschka na de oorlog liet maken die zoveel mogelijk op Alma moest lijken en Mara van Vlijmen ‘de vrouw’ – “het morsige moeras van de voortplanting”. Het is groteske gekkigheid die meeslepend werkt vanwege de manische energie waarmee ze het uitvoeren en de virtuositeit van hun grappen.

Toch zit er iets storends in de vette ironie waarmee ze het onderwerp te lijf gaan. De scènes zijn geestig, inventief en absurd, maar nooit echt aangrijpend, tergend of teder. Wat trok de makers nou toch zo aan in die rare Kokoschka? We komen het niet te weten, en zo ga je na zo’n volle avond theater toch een beetje leeg naar huis.

Kokoschka live! van De Warme Winkel, Veenfabriek en Nieuw West. Gezien 25/3/10 in het Gemeentemuseum Den Haag. Aldaar t/m 25/4. Meer info op www.kokoschka.nl

Interview Erik Whien

Parool,recensies — simber op 23 maart 2010 om 11:49 uur
tags: , , ,

Sinds een jaar is Erik Whien (Gendt 1978) een van de vaste regisseurs van Toneelgroep Oostpool in Arnhem. Eerder dit jaar maakte hij een lovend ontvangen Wachten op Godot, nu regisseert hij Van de brug af gezien van Arthur Miller in de grote zaal. Die tragische liefdesgeschiedenis in een Italiaans migrantenmilieu wordt bij Whien geen integratiedrama. “Ik sta niet zo politiek in het leven.”

Het is nogal een verschil; de strenge modernist Beckett en het Broadway melodrama van Miller. “Toen we anderhalf jaar geleden het programma van dit seizoen samenstelden had ik  niet door dat het twee stukken uit dezelfde periode waren”, vertelt Whien in een Amsterdams café.  “Nu vind ik het juist leuk dat het zover uit elkaar ligt en dat ik me na Beckett kan bezighouden met een stuk met een dwingende plot. Voor veel makers van mijn generatie voelt een verhaal in een toneelstuk als een blok aan hun been. Maar ik merk nu opnieuw wat een ontlading het voor de toeschouwers is als je jezelf verbindt met een of twee personages, ook al voel je al aan dat het slecht met ze gaat aflopen.”

“In Miller las ik mijn eigen thematiek: de eeuwige strijd tussen hoofd en hart. Ik ben me ervan bewust dat het ook een immigrantendrama is, maar ik heb dat niet bewust naar boven gehaald. Ik sta niet zo politiek in het leven. En het publiek haalt het er zelf wel uit. De acteurs spreken in een verzonnen accent – een combinatie van plat Limburgs, Haags en nog meer- om ze aan de onderkant van de samenleving te plaatsen. En mensen beginnen automatisch over Wilders. Maar zelf ben ik veel meer geïnteresseerd in het personage van de advocaat, die uit dezelfde klasse komt, maar die zich omhoog gewerkt heeft. Maar daardoor is hij totaal onthecht en staat hij ver af van zijn gevoel.”

Oostpool wordt nu een jaar geleid door twee relatief jonge regisseurs –naast Whien ook Marcus Azzini- met Rob Klinkenberg als niet regisserende artistiek leider. Het Arnhemse gezelschap valt op door veel activiteiten, een hoog tempo van produceren en een in het oog springende groep acteurs. “We proberen bewust om Oostpool als merknaam in te zetten”, zegt Whien, “en dan vooral de acteurs. Zij zijn de kern van het gezelschap en de brug naar het publiek. De regisseurs staan iets meer op de achtergrond, wij hebben toch nog niet een naam die veel mensen naar de schouwburgzalen trekt.”

“We maken heel divers werk: klassieke stukken, boekbewerkingen, nieuw Nederlands werk. Ik denk dat het voor het publiek werkt, omdat het leuk is om onze acteurs steeds weer in nieuwe constellaties in een nieuwe rol te zien. Sanne den Hartogh is een acteur die nu te zien is in Er moet licht zijn, een nieuw Nederlands toneelstuk, en volgend jaar speelt hij Hamlet.”

Het is duidelijk dat het Whien bevalt om bij een groot gezelschap te werken: “Ik gedij het beste in een huis, als er een vertrouwensbasis is met de mensen om mee te werken, de acteurs, maar ook publiciteit en techniek. Ik denk ineens in seizoenen, over het tegenover elkaar zetten van verschillende voorstellingen. Dat is heel inspirerend. Mijn werk is altijd heel divers geweest, puur uit nieuwsgierigheid en jonge hondigheid. Nu pas durf ik na te denken over wat míjn speelstijl en míjn oeuvre is. Daarbij is zo’n apparaat een enorme luxe. Maar ik ben niet iemand die na een Beckett het liefst nóg een Beckett wil doen.”

Dienstbaar wil hij zichzelf niet noemen, eerder is hij op zoek naar samenwerking. “Er zit geen dictator in mij. Ik kan zelfs behoorlijk onpraktisch zijn: midden in de nacht mensen opbellen, acteurs blijven verdedigen ookal verstoren ze het werkproces, geen afstand nemen in de laatste week. Ik werk veel met dezelfde acteurs, met Ali Ben Horsting eigenlijk altijd. Het kost me veel tijd om nieuwe mensen of nieuw materiaal eigen te maken. Ik moet het laten gisten met mezelf, proberen ermee op gelijke voet te raken.”

Hoewel Whien een van de weinige jonge regisseurs is die zeer geïnteresseerd is in het toneelrepertoire, is het Marcus Azzini die bij Oostpool volgend seizoen Hamlet gaat regisseren. “Ik ben een beetje jaloers, vooral omdat ik denk dat Sanne dat heel erg mooi gaat doen. Maar Marcus had het plan al lang in zijn hoofd; hij had alleen nog een hoofdrolspeler nodig. Ik heb uit mezelf nu niet een idee over Hamlet, en dat is natuurlijk een basisvoorwaarde.” Lachend: “En ik heb mezelf wel de voorstelling ingewerkt: ik ga meespelen.”

Van de brug af gezien staat 24 en 25 maart in de Stadsschouwburg. Meer info op www.oostpool.nl

Kritiek: ‘Schwalbe speelt op eigen kracht’

kritieken,Theatermaker — simber op 19 maart 2010 om 22:45 uur
tags: , ,

De deuren gaan dicht, in het weinige licht van de nooduitgangbordjes zien we zeven spelers die zich uitkleden tot op hun ondergoed. Ze klimmen allemaal op een hometrainer, die recht voor het publiek, dicht naast elkaar zijn opgesteld  en beginnen langzaam, onregelmatig te trappen. Een lamp, op een statief net voor de eerste rij, flikkert, komt tot leven.

In juni 2008 viel een nieuw groepje mimers op. Ze studeerden dat jaar af aan de mime-opleiding, vroegen Lotte van den Berg als begeleider van hun afstudeervoorstelling, maar gaven haar de expliciete opdracht dat ze geen verstilde voorstelling wilden maken. Het moest rock ’n roll worden. Het werd techno. In de voorstelling Spaar ze alle negen dansten de negen performers zich in het zweet op een oorverdovende, gruizige housebeat in het kaal belichte, verder lege Frascati. Negen individuen, om elkaar cirkelend, af en toe als tweetal uit de monotonie stappend voor een (voor het publiek geheel onhoorbaar) onderonsje, maar meestal alleen dansend, springend, hakkend. Een gezamelijk moment ontstaat heel kort als ze in moment van afnemende sonische druk keihard “we love you hardcore, we do” schreeuwzingen.

Ik was er erg van onder de indruk. Hier stond een generatie jonge makers, een overlopend vat van energie, die hun eigen ongerichtheid en filosofische lethargie tot onderwerp wist te maken en via een levenslustig statement en in weerwil van de opdracht toch verstilling wist te bereiken. De voorstelling ging op tournee, sommige spelers moesten elders aan het werk, de titel werd verkort tot Spaar ze… en de groep noemde zich Schwalbe.

Continue reading “Kritiek: ‘Schwalbe speelt op eigen kracht’” »

Boekrecensie: Mijn Opera van Willem Bruls

boekrecensies,Theatermaker — simber op 19 maart 2010 om 22:41 uur
tags: ,

Het begon allemaal met Mahler en daarna volgde Wagner. Dat was voor Willem Bruls de ingang voor een leven lang muziek en opera. Als dramaturg, schrijver en redacteur (onder andere voor dit blad) leerde hij alle uithoeken van het operalandschap kennen en schreef hij een groot aantal artikelen. Die zijn nu verzameld in het aangename boek Mijn Opera, dat verschijnt in een serie van Uitgeverij Atlas met andere boeken als Mijn Duitsland, Mijn wadden en Mijn Formule I.

Maar de titel Mijn opera heeft een extra laag: dit zijn de ‘werken’ van Willem Bruls. In alfabetisch geordende hoofdstukken –van Aanvang via Elektra en Misbruik tot Zingen- komt een bonte verzameling genres voorbij, van interviews en historische beschouwingen tot kritieken die de hele operageschiedenis bestrijken, van Monteverdi tot Ivo van Hove’s Ring-enscenering. Dit maakt het boek prettig afwisselend, maar ook fragmentarisch; het duurt even voordat je Bruls’ visie op opera hebt achterhaald.

Uiteindelijk blijkt hij een hartstochtelijk gelover in de potentie van opera als samenbindende kunstvorm. In het hoofdstuk Kritiek somt hij nog eens op waarvan de moderne operabeschouwer allemaal wel geen verstand moet hebben: muziek, vocalen, het ‘scenisch-visuele’ aspect, toneel, beeldende kunst en de laatste decennia ook steeds meer van film en video. Hij toont zich kritisch over de regisseursopera, maar veel nog over rabiate melomanen die opera het liefst tandeloos vermaak wilen maken (‘Ben Hur-opera’ noemt hij dat toepasselijk) en de bedoeling van de componist willen weergeven.

De sterkste hoofdstukken zijn dan ook de ontstaansgeschiedenissen van opera’s waarbij Bruls met flair laat zien hoe zeer het werk van Mozart, Glück of Monteverdi doordesemd is van politieke en ideologische stellingnames, hoewel hij persoonlijke of zelfs psychologische interpretaties van werken niet schuwt. En daarnaast weet hij bijvoorbeeld op vermakelijke wijze de betrokkenheid van Casanova bij het ontstaan van Mozart’s Don Giovanni aannemelijk te maken.

Zwakker zijn de stukken die slechts zijdelings met opera te maken hebben, zoals artikelen over de discussie over het beste orkest ter wereld of de vergelijking van de architectuur van Berlage met Wagner’s gesamtkunstwerk. Bruls’ stijl is af en toe wat bombastisch en net als in operaplots springt hij nogal van de hak op de tak, maar uiteindelijk weet hij je toch aangenaam te verrassen met een aardig bon-mot of een scherpe observatie.

En het leukste is toch eigenlijk het geroddel over moderne klassiekers, over breekbare oude componist Alfred Schnittke die tijdens in voorbereiding op de wereldpremière van De Idioot bij De Nederlandse Opera veilig zit opgesloten in Hotel de l’Europe en uitsluitend met briefjes communiceert of Bruls’ eigen avonturen als dramaturg van Pierre Audi bij de opvoering van La Juive in Parijs, wat een onthullend kijkje in de sociale mechanismes van de Opera de la Bastille oplevert. In dat genre had ik nog wel meer willen lezen, maar op dat gebied zullen de objectieve beschouwer en de loyale dramaturg elkaar wel in de weg hebben gezeten.

Gelezen: Mijn Opera van Willem Bruls
Uitgeverij Atlas

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2025 Simber | powered by WordPress with Barecity