Boekrecensie: ‘Ellen Vogel, een hommage’

boekrecensies,Theatermaker — simber op 17 april 2007 om 17:45 uur
tags: , , ,

Gelezen: Ellen Vogel, een hommage van Tonko Dop en Anneke Muller. Uitgave van Terra Lannoo

Het lijkt een soort glamoureuze pendant te worden van de serie Portretten van Nederlandse theatermakers van het TIN, de door de VandenEnde Foundation van Joop van den Ende gefinancierde serie over “Theater- en televisiefenomenen”. Eerdere delen gingen over Mary Dresselhuys, Wim Sonneveld en André van Duin.

Het nieuwste deel is een mooi koffietafelboek over Ellen Vogel, met heel veel foto’s, een paar interviews met vrienden en collega’s van Vogel door Tonko Dop en een biografie geschreven door Anneke Muller. Uit de ondertitel “een hommage” blijkt al we hier geen uitputtende monografie moeten verwachten, en ook Van den Ende zelf benadrukt dat in zijn voorwoord. Maar toch hoopt hij dat dit boek “helpt om een indruk te krijgen van een halve eeuw theatergeschiedenis”.

Die periode begint als Ellen Vogel in de zomer van 1945 haar debuut maakt in de voorstelling Weekend in Californië van Comedia. Als kind uit een deftig Haags artiestengezin was ze via de kunstacademie in 1942 op de Amsterdamse Toneelschool beland, waar ze zo lang de oorlogssituatie het toeliet lessen volgde van o.a. Cor Hermus en Cees Laseur. Ze haalde echter nooit haar diploma: in de hongerwinter moest de school haar deuren sluiten en bovendien werd ze ziek. Toch zag met name Cor Hermus haar talent en hij vroeg haar voor zijn nieuwe gezelschap Comedia.

Vogel’s doorbraak kwam in 1947 met de voorstelling Glazen speelgoed van Tennessee Williams en wat volgde werd een lange en glanzende carrière in het Nederlands toneel. Vogel’s levensverhaal wordt door Muller met vaart en goed gevoel voor anekdotes verteld, al verzandt het in de late jaren in een tamelijk eentonige opsomming van toneelrollen en familieleed. Ook de vele vakantiekiekjes van Vogel en familie maken het boek soms een beetje tuttig. Daar staat tegenover dat de keuze uit scène- en publiciteitsfoto’s voorbeeldig is en de kwaliteit van de reprodukties buitengewoon hoog.

Het is natuurlijk zeer te prijzen dat Joop van den Ende de laatste jaren zo’n bevlogen inzet toont bij het vastleggen en openbaar maken van de Nederlandse theatergeschiedenis. Het blijft echter wel nodig om daarbij de kanttekening te plaatsen dat Van den Ende staat voor een specifieke opvatting over theater en dat die opvatting bewust of onbewust doorsijpelt in de boeken en series die hij betaalt. Dat werd al duidelijk in de televisieserie Allemaal Theater, waarin het regisseurstheater van de jaren tachtig als publieksvijandige onzin werd weggezet, maar ook in Ellen Vogel, een hommage komt deze ideologie subtiel terug.

Het gaat dan natuurlijk vooral om de behandeling van Actie Tomaat, waarvan Vogel als actrice bij De Nederlandse Comedie een prominent slachtoffer was. Voor Vogel is Tomaat nog steeds vooral een actie die vooral heel veel heeft stuk gemaakt. Het blijft haar steken dat het haar toen heel veel werk en reputatie gekost heeft, hoewel de toen bepleite veranderingen zeker niet afwees. De impliciete belofte van Van den Ende dat hij het sterrentoneel zoals dat vóór Tomaat bestond (verder) zal restaureren is an sich legitiem, maar vraagt ook om een weerwoord over de opbrengst van Tomaat voor het Nederlandse theater, liefst net zo glossy en mooi uitgegeven.

Overigens is het boek meteen gebruikt als basismateriaal voor de website Een leven lang theater (eenlevenlangtheater.nl/Ellen Vogel) waar het hele verhaal nog een keer verteld wordt, maar nu geïllustreerd met radiointerviews, filmfragmenten en een complete repertoirelijst. Vooral de filmfragmenten zijn een bijzonder fijne aanvulling, die Vogel’s onbetwiste kwaliteiten, die in het boek slechts beschreven worden, in één klap overduidelijk zichtbaar maken.

Recensie: ‘Door ’t stof’ van Onafhankelijk Toneel en Toneelschuur Producties

Parool,recensies — simber op 15 april 2007 om 14:52 uur
tags: , , , ,

Ben was niet op zijn werk in het World Trade Center toen de vliegtuigen zich in de torens boorden. Hij was bij zijn buitenechtelijke vriendin en niemand die weet dat hij nog leeft, behalve zij. In het nieuwe stuk van de New Yorkse schrijver Neil LaBute is het een dag na 9/11 en Ben en Abby -zijn maitresse, maar ook zijn baas- zitten in haar appartement en overwegen een onomkeerbare daad: ze kunnen samen weglopen, zijn vrouw en kind in de waan laten van zijn heldendood en samen opnieuw beginnen. Dat kan natuurlijk niet goed aflopen.

Zo’n verhaal over menselijke zwakheid in de schaduw van de tragedie van 9/11 is veelbelovend, maar de voorstelling stelt teleur. Allereerst bestaat het stuk vooral uit de nogal monotone machtsstrijd tussen Ben en Abby, met veel Virginia Woolf-achtige verwijten over en weer, over hun sexleven, het gezinsleven van Ben en de schaamte van Abby voor haar geheime relatie met een ondergeschikte. Pas na een uur volgt de voor de hand liggende vraag: als Ben echt zoveel van Abby houdt, waarom zijn die instortende Twin Towers dan nodig om het voor hem mogelijk te maken zijn gezin te verlaten?

LaBute schreef eerder al onaangename mannenportretten, maar juist bij  zulke harde rollen is de invulling door de acteurs van groot belang. Helaas is Fabian Jansen in de rol van Ben hier te zwak. Er zit veel te weinig nuance in zijn stuurse besluiteloosheid. Achter Ben’s zelfmedelijden is vrijwel niets te zien van de man op wie Abby ooit is gevallen. Ria Marks weet mooi Abby’s wanhoop te verbergen achter krachtdadig optreden, maar in haar spel is ze continu in de aanval en dat gaat irriteren.

Pas aan het eind worden enkele door regisseur Mirjam Koen subtiel uitgezette lijnen duidelijk. Ben en Abby’s beeld van de werkelijkheid is afgesloten: de ramen van het appartement zijn door rook ondoorzichtbaar geworden. Op de rook worden televisiebeelden vertoond, vallend papier, rennende mensen en lege, met stof bedekte straten. Misschien zijn deze twee mensen met al hun overleversgeluk eigenlijk al dood, en is Abby’s appartement hun vagevuur.

In Amerika was het voor sommige toeschouwers nog schokkend om de mythe van de “helden” van het WTC doorgeprikt te zien worden, maar inmiddels zijn we aan beide kanten van de oceaan wel gewend dat politici en beleidsmakers 11 september inzetten voor hun eigen gewin. Deze voorstelling laat dat liggen, en blijft steken in de vaststelling dat een ramp slecht is voor je relatie.

Door ’t stof van Onafhankelijk Toneel en Toneelschuur Producties. Gezien 14/4/07 in Haarlem. In Amsterdam (Bellevue) 17 t/m 20/5, tournee t/m 1/6. Meer info op www.ot-rotterdam.nl

Recensie: ‘Maeterlinck’ van TGA en NT Gent

Eigenlijk is een naaimachine hetzelfde als een piano: een machine die je met handen en voeten moet bedienen om mooie dingen mee te produceren. De overeenkomsten worden opgezocht in de nieuwe voorstelling van de eigenzinnige Zwitserse regisseur Christoph Marthaler die hij maakte als coproductie van Toneelgroep Amsterdam en het Vlaamse NT Gent.

Hij dook met zijn acteurs (onder wie Frieda Pittoors, Steven van Watermeulen en Hadwych Minis) in het leven en werk van de Belgische nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck (1862-1949). Diens symbolistische poëzie en toneelstukken waren in de eerste decennia van de vorige eeuw enorm populair, Claude Debussy maakte een opera van zijn Pellías et Melisande.

De teksten worden als fragmenten gebruikt en lijken vooral een aanleiding om werk van componisten als Debussy, Satie en Purcell uit te voeren. Want welk basismateriaal Marthaler ook gebruikt, er zal prachtig meerstemmig gezongen worden, slechts begeleid door piano en een orgeltje.

Het decor is ook al zo mooi: een vervallen naaiatelier in Gent aan het begin van de twintigste eeuw, tot in de details op monumentale schaal nagebouwd door de vermaarde decorontwerper Anna Viebrock. De meisjes zitten aan de muzikaal snorrende machines in het midden, daaromheen een treetje hoger, de heren opzichters en mevrouw de eigenaresse. De acteurs/zangers zijn stuk voor stuk top. Hadewych Minis als een van de naaimeisjes koppelt haar prachtige zangstem aan gortdroge humor.

Eigenlijk is de voorstelling meer een concert dan theater, waarin halve scènes, liedjes en handelingen steeds als muzikale thema’s of melodieën terugkeren. Maeterlinck is een sfeertekening, waarin Marthaler’s obsessie met klasseverschillen, zijn boertige humor en eindeloze herhalingen in dienst staan van het opbouwen van een haast tastbare melancholie en een grote compassie voor de mens in al zijn machteloosheid.

Wie dan toch op zoek wil naar een interpretatie zou het Gentse naaiatelier kunnen associëren met de sweatshops waar een eeuw later onze mode wordt gemaakt door mensen die evenzeer onze compassie verdienen.

Het is inmiddels de tweede voorstelling die Marthaler in Nederland maakt, na Seemannslieder/Op Hoop van Zegen uit 2004 en ook zijn Duitstalige voorstellingen zijn hier met enige regelmaat te zien. Het is begrijpelijk dat de eigenzinnige Zwitser ook hier een loyale schare fans krijgt, want zijn stijl van muziektheater is uniek en de kwaliteit is onomstreden. Maar hoe sfeervol en technisch perfect uitgevoerd zijn voorstellingen altijd zijn, deze toeschouwer begint er langzaam maar zeker op uitgekeken te raken. De vorm verrast niet meer en de inhoud stelt licht teleur.

Maeterlinck van Toneelgroep Amsterdam en NT Gent. Gezien 3/4/07 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 20/4. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Mightysociety4’ van Eric de Vroedt

Lang, lang geleden, vóórdat een warme herfst en Al Gore de klimaatverandering bovenaan de agenda zetten, zo ongeveer vorige zomer was globalisering hét modieuze discussietopic bij uitstek. Dikke boeken over de pro’s en contra’s van het verschijnsel werden vaak genoemd en geciteerd, maar weinig gelezen. Mocht u echter nog The world is flat van Thomas Friedman of Het Kristalpaleis van Peter Sloterdijk ongelezen op uw nachtkastje hebben liggen, wanhoop dan niet, maar ga naar Mightysociety4.

Mightysociety is een enorm project van theatermaker Eric de Vroedt, die in een reeks van tien voorstellingen actuele thema’s expliciet het theater in wil brengen. Eerdere delen gingen over populisme en terrorisme. Globalisering is een logisch vervolg.

In een onnavolgbare cocktail van citaten, vormingstheater, politieke en economische theorieën ontvouwt zich een plot die leentjebuur speelt bij Wankel Evenwicht, Hamlet en de film Funny Games van Michel Haneke, waarin de machtigen en de machtelozen van rol wisselen. De machtigen zijn Europarlementariër Henriëtte (Els Ingeborg Smits) en haar wereldwijd topondernemende vriend Raymond (Hein van der Heijden) die om de winstmaximalisatie te optimaliseren zijn bedrijf grotendeels outsourcet naar China.

De machtelozen zijn Dick (Bram Coopmans) en Sharon (Carola Arons) die werkloos of overspannen zijn geraakt juist door de economische ideologie van Raymond en die in een door Henriëtte’s idealistische zoon opgezette confrontatie verhaal komen halen. Maar zij kunnen niet op tegen de in dubieuze zaakjes handelende, door Hein van der Heijden razendsnel schakelend neergezette geldwolf en zijn verleidelijk perverse wereldbeeld.

De tekst is een overweldigende woordenstroom van soundbites en scherpe opmerkingen, met vaart en bravoure gespeeld door alle acteurs, maar in de vormgeving zoekt De Vroedt subtiele contrasten: westerse design-meubels en oosterse video-apparatuur; westerse pianoklanken en Chinese violen; westerse sigaretten en oosterse wok-bakjes. De zoon zoomt de altijd aanwezige camera steeds in op het slachtoffer, om zo nadrukkelijk de afstand tussen de personages te tonen. In de nieuwe wereld is geen plaats voor loyaliteit, iedereen gaat alleen voor zichzelf. Iedereen zich moet afvragen wat zijn of haar toegevoegde waarde aan het productieproces is.

De Vroedt toont zich meer dan in eerdere voorstellingen uit de serie een postmoderne moralist. We hebben ons menselijkheid uit handen gegeven aan een onmenselijk kapitalistisch systeem, lijkt hij te zeggen. We streven naar rijkdom, maar maken het onszelf onmogelijk om gelukkig te worden. Het is jammer dat De Vroedt aan het eind met een merkwaardige plot-truc de angel uit zijn betoog haalt. Hij lijkt niet dieper te durven snijden en het publiek werkelijk medeschuldig te maken.

Mightysociety4 van Eric de Vroedt. Gezien 27/3 in Utrecht. Te zien in Amsterdam (Frascati) 15 t/m 23/5, tournee t/m 25/5. Meer info op www.mightysociety.nl

Boekrecensie: ‘De toneelschrijver als theatermaker’ van Daniela Moosmann

boekrecensies,Theatermaker — simber op 21 maart 2007 om 02:52 uur
tags: ,

Gelezen: De toneelschrijver als theatermaker van Daniela Moosmann. Uitgave van Lectoraat Theatrale Maakprocessen van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht i.s.m. ITFB

Het is een moeizame situatie: in Nederland zijn praktijkonderwijs en wetenschap nog steeds opgesloten in hun eigen reservaat van respectievelijk HBO en universiteit. Eén van de relatief nieuwe initiatieven om de uitwisseling tussen theorie en praktijk te verbeteren is de instelling van zogenaamde lectoraten, onderzoeksgroepen die de wisselwerking tussen onderwijs, onderzoek en praktijk moeten bevorderen. Alle toneelscholen hebben inmiddels één of meerdere lectoren, ieder met een eigen specialisatie.

Vanuit het Lectoraat Theatrale Maakprocessen van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht komt nu een eerste uitgave, waarin voormalig danseres en tegenwoordig dramaturgie-docente Daniela Moosmann poogt om het proces van toneelschrijven theoretisch in kaart te brengen, met als doel dat theatermakers het direct praktisch kunnen gebruiken. Dat is een nogal schizofrene aanpak en die wreekt zich in de loop van het boekje. Moosmann’s methode is het interviewen van toneelschrijvers -o.a. Gerardjan Rijnders, Adelheid Roosen, Rob de Graaf en Oscar van Woensel- die een (volgens haar) nieuwe manier van werken hebben.

Ze beschrijft in haar inleiding twee paralelle ontwikkelingen in de toneelschrijfkunst sinds de jaren zestig. Ten eerste de opkomst van het postdramatische theater, waarin er niet langer het dramatische conflict tussen personages of een conflict tussen de mens en zijn noodlot centraal staat, maar waarin de verschillende theatrale middelen en disciplines meer nevengeschikt zijn en de tekst zijn autonomie verliest. Zij koppelt daaraan tweede ontwikkeling, de verandering in de praktijk van toneelschrijvers, die “niet meer louter achter de computer of achter hun bureau schrijven”, maar “op of aan de rand van de theatervloer” hun teksten ontwikkelen. Op die eerste ontwikkeling is weinig af te dingen, die is uitgebreid beschreven, het meest invloedrijk door de Duitse theaterwetenschapper Hans-Thies Lehmann in zijn boek Postdramatisches Theater.

Maar dat tweede is natuurlijk onzin. Sophocles, Shakespeare, Molière, Ibsen zijn slechts enkele van de meer bekende toneelschrijvers die tevens als regisseur, producent of acteur werkten en hun stukken schreven met diepgaande praktische kennis van hoe toneel werkt. We weten vaak frustrerend weinig over het ontstaan van hun teksten en voorstellingen, maar het idee dat zij op hun respectievelijke zolderkamertjes hebben zitten zweten om hun autonome gedachten op papier te zetten in de vorm van een toneelstuk lijkt me nogal naïef. Dit storende gebrek aan historisch besef verhult echter een groter probleem: want als de toneeltekst binnen de theatervoorstelling haar autonomie heeft verloren en teksten ‘op de vloer’ ontstaan, waarom onderzoek je dan louter het schrijfproces van de auteur en niet het onstaansproces van de voorstelling als geheel?

Een van de aanleidingen van dit onderzoekje is de veranderende status van het toneelstuk, maar het betoog blijft zelf hangen binnen het paradigma van de autonome tekst. Wat overblijft zijn zeven interessante inkijkjes in het werkproces van verschillende theatermakers, waarbij behoorlijk diep wordt ingegaan op de methodes die de schrijvers gebruiken om aan hun basismateriaal te komen, van interviews tot oude mythes, van afgeluisterde gesprekken op straat tot filosofische teksten. Het afsluitende hoofdstuk waarin de verschillende methodes worden ondergebracht in een “schrijfprocesmodel” is dan echter weer theoretisch niet sterk genoeg. Wellicht is dit boekje interessant voor studenten dramaschrijven, maar het wetenschappelijke gehalte is nihil. De kloof tussen universiteit en praktijkonderwijs zal op andere manieren gedicht moeten worden.

Recensie: ‘De eeuw van mijn dochter’ van Annette Speelt

Parool,recensies — simber op 18 maart 2007 om 16:31 uur
tags: , , ,

Balkenende is dood. Jeroen Krabbé, de grootste acteur van Nederland, houdt een redevoering bij zijn begrafenis en doet dit zo mooi en gloedvol dat hij binnen de kortste keren zelf premier van het land is.

Ilja Leonard Pfeijffer, enfant terrible van de Nederlandse poëzie, schreef zijn eerste toneeltekst voor het Haagse gezelschap Annette Speelt van acteurs Thijs Römer en Michel Sluysmans. Hij schreef een politieke satire in rijmende alexandrijnen á la Vondel, waarin mensen en goden elkaar voor de voeten lopen bij het grijpen naar de macht.

Jeroen Krabbé, gespeeld door Jaap Spijkers, raakt door zijn enorme ijdelheid betrokken bij het kwade genius mevrouw Balkenende die Nederland voor eeuwig zedelijk, fatsoenlijk en vlijtig aan het werk wil houden. De goden Zeus en Athene zien het met lede ogen aan, maar collega Apollo probeert de afloop te veranderen door premiersdochter Amélie met visioenen te bespelen.

Alle acteurs krijgen het metrische Nederlands moeiteloos uit hun mond zonder af te doen aan de betekenis, en weten bovendien binnen dat keurslijf de grappen ook nog scherp te plaatsen. Römer als Zeus, met weelderige krullen en een pijp, maakt van de oppergod een hilarische kruising tussen Job Cohen en Harry Mulisch. De toch altijd wat parmantige acteur Sluysmans blijkt als Apollo in een witleren cape wel degelijk over zelfspot te beschikken.

Pfeijffer goochelt net zo lustig met verwijzingen naar klassieke tragedies als met citaten uit het moderne Nederland. Zijn aanpak is echter weinig subtiel. ‘Jeroen Krabbé’ wordt geestig als ijdeltuit te kijk gezet, maar wordt ook bijna een kinderverkrachter. Wordt hier een persoonlijke vete uitgevochten?

Vervelender is dat de theater-metafoor in de tekst wel erg vaak gebruikt wordt. De personages zijn zich ervan bewust dat ze in rijmend metrum spreken -“ik rijm/conform de nieuwe tijden op het oude rijm”- en het verdiepen van de typetjes is ondergeschikt aan de stilistische hoogstandjes.

Centrale thema is angst voor de toekomst in Nederland, omdat die toekomst wel eens verandering met zich mee zou kunnen brengen. De macht houdt zich bezig met het tegen elke prijs vermijden van verandering of conflict. Het volk vindt het prima en sluit de ogen voor échte problemen, zoals de komende watersnood. Tegen zoveel stompzinnigheid zijn de goden niet bestand. Ze verlaten het pand zonder applaus te halen.

Maar hoe venijnig Pfeijffer en Annette Speelt ook zijn, in het theater pleiten voor vooruitgang is preken voor eigen parochie. Pfeijffers tekst is humoristisch en bijtend, maar zijn maatschappijkritiek is net zo bekend als de statements waartegen hij zich verzet. Hij is een archetypische nar: grappig, maar in wezen ongevaarlijk.

De eeuw van mijn dochter van Annette Speelt. Gezien 17/3/07 in Den Haag. In Amsterdam (Bellevue) 1 t/m 5 mei. Meer info op www.annettespeelt.nl

Reblog this post [with Zemanta]

Recensie: ‘Groener gras’ van Bonte Hond

Parool,recensies — simber op 16 maart 2007 om 23:21 uur
tags: ,

In een binnenplaatsje in de Schouwburg Almere ligt een hele berg voetballen. Het nieuwe theater ligt prachtig aan het water, maar de lange witte gangen maken het gebouw ook erg klinisch. Aan het relatief nieuwe Almeerse jeugdtheatergezelschap Bonte Hond de schone taak om hier de smetteloze lakens een beetje op te schudden.

Regisseur en artistiek leider Noël Fischer maakte een familievoorstelling over voetbal en ze begon met de theaterstoelen weg te halen en die te vervangen door een voetbaltribune met houten bankjes. Ze maakte een snelle, komische voorstelling die een beetje blijft hangen in aardigheidjes, maar die toch erg vermakelijk is.

Met een assortiment kluisjes, twee kledingrekken en een paar gymbanken wordt de juiste kleedkamersfeer neergezet voor losse scènes rondom het juniorenelftal van FC Groener Gras. De tien acteurs -waarvan zeven nog studeren aan de toneelschool in Utrecht- schetsen met grove penseel, maar ook met flair evenzoveel typetjes. De oliedomme jongen, de nerd, de mooie sporter, het nieuwe meisje, de clown met het gouden hart (en erg geestige Collin van den Broek) en de engelse coach die te voorzichtig is met zijn zoon.

De sketches gaan bijna allemaal over ’te ver gaan’. De ene klap tijdens een robbertje stoeien die te hard is, de ene grappig bedoelde opmerking die echt gemeen is. Verder rijgen de scènes zich in een uurtje met veel vaart, maar zonder veel samenhang aaneen, en blijkt voetbal uiteindelijk minder belangrijk dan vriendschap en zoenen.

Het is jammer dat de stijlmiddelen wel erg beperkt zijn. Eugène Heuvel kan erg knap beatboxen, maar moet dat dan ook iedere scène waarin hij meedoet doen. En het aantal penalties dat in slow-motion gemimed wordt is ontelbaar. Maar de snelheid en de strakke inzet van de hele spelersgroep zijn leuk en de acteurs weten het jonge publiek gemakkelijk mee te krijgen. Er wordt welwillend “bah” geroepen als er gezoend wordt en meeroepen doen ze ook wel.

Het lijkt erop dat Bonte Hond de komende jaren mag groeien en in het kinderrijke Almere is een jeugdtheatergroep een uitstekende aanwinst. Het is te hopen dat het productiehuis, waar verschillende theatermakers aan de slag kunnen, ook artistiek een eigen smoel krijgt. Daarna is het enige dat de stad nog nodig heeft een echte eigen voetbalclub.

Groener Gras van Bonte Hond. Gezien 16/3/07 in de Schouwburg Almere. In Amsterdam in De Meervaart 30/3 en in De Krakeling 31/3 t/m 1/4. Meer info op www.bontehond.net

Recensie: ‘Dakhemelruimte’ van Monk

Parool,recensies — simber op 12 maart 2007 om 10:42 uur
tags: , , ,

Vier vrienden verzamelen zich op het dak van een dijkhuisje aan een Hollandse rivier. Ze zijn uitgenodigd door de vijfde, Henk, maar die komt maar niet opdagen. Ze hebben elkaar al zo’n tien jaar niet gezien. De twee mannen zijn kunstenaar gebleven, de een is mislukt zanger, de ander maaakt schilderijen die worden gewaardeerd door de kritiek, maar slecht verkopen. Van de vrouwen is de een een hard zakentype geworden met ambities in de politiek en de tweede doet in de creatieve industrie iets met concepten.

Theatergroep Monk wilde een update maken van Titaantjes van Nescio, maar van het idealisme van Bavink, Koekebakker en de andere bohemièns vind je alleen glimpje terug bij schilder Lowie. “Waar is jouw eigen kleine Guernica?”, vraagt de conceptvrouw aan hem: “Een stukje inspringen op de realiteit?” Er is weinig onschuldigs meer aan deze hypermoderne mensen.

De vaste kern van Monk (Rutger Kroon, Maartje van den Brink en Ellen Goemans) schreef samen een trilogie -nou ja, eerder twee delen en een toegift- waarvan de eerste twee delen Dak en Hemel eerder dit seizoen als zelfstandige voorstellingen gespeeld werden. De hele trilogie die nu in tweeëneenhalf uur gespeeld wordt is een oefening in cynisme geworden, die beter verteerbaar zou zijn geweest als de clichés over de oppervlakkigheid van het moderne leven meer vermeden of iets beter verwoord zouden zijn.

In het tweede deel blijkt waarom Henk niet bij de vriendenreünie was. Hij is de moderne incarnatie van Japi die van de Waalbrug afstapte, pleegde zelfmoord en zit nu in de wachtkamer bij God. Die blijkt een nogal kleinzielig figuur te zijn, die graag veel waardering wil voor het vakwerk dat Hij met de schepping afleverde; hij is dan ook nogal verrast dat Henk minder enthousiast is over “die hele kutkolerekankertyfusmaatschappij”.

Er wordt opvallend goed gespeeld door de hele cast met Ellen Goemans -als de geslaagde maar toch ongelukkige conceptvrouw- als uitschieter. Ook Jack Vecht als de vermoeide en al te menselijke God van wie geen enkel antwoord te verwachten valt is geestig en schrijnend.

Met hun yuppie-personages, hun onnadrukkelijke speelstijl en hun cultuurpessimisme is Monk toch een soort light-versie van hun generatiegenoten Dood Paard. Maar die groep is in vergelijking toch veel scherper en eigenzinniger en beschikt met Oscar van Woensel over een veel betere schrijver. En zwartgalligheid kan het beste maar zo welsprekend mogelijk gebracht worden.

Dakhemelruimte van Monk. Gezien 10/3/07 in Frascati. Aldaar t/m 17/3, tournee t/m 31/5. Meer info op www.tgmonk.nl

Recensie: ‘Jetlag’ van d’Electrique

Parool,recensies — simber op 10 maart 2007 om 01:51 uur
tags: , , ,

In een week waarin het kunstennieuws voornamelijk werd gedomineerd door subsidieperikelen laat Ko van den Bosch even zien dat er ook nog andere manieren zijn om theater te maken. Van den Bosch, de roemruchte leider van theatergroep Alex d’Electrique, die in 2005 eerst zijn subsidie en daarna zijn voornaam verloor, maakte zijn nieuwste voorstelling Jetlag zonder geld van overheden of fondsen bij het commerciële theaterbureau Hummelinck Stuurman.

Voor de gelegenheid is de grote zaal van Frascati de komende twee weken omgebouwd tot bierhal, waarin het publiek op lange banken aan houten tafels zit. De ruimte wordt verlicht met blauwe, rode en gele TL-balken. Van den Bosch, die het stuk schreef, regisseerde en het decor ontwierp, gebruikt de setting van een biertuin als strijdtoneel en liefdesnest voor een groot aantal kroegtijgerende losers.

De voorstelling legt meer nadruk op de tekst tekst en minder op special effects en geweld dan gebruikelijk bij Van den Bosch, maar juist de tekst is sterk. Van den Bosch gebruikt dit keer de taal en de sociale omgangsvormen van reality televisie, van de leegte van De Gouden Kooi en Paradise Hotel tot de opgefokte hysterie van X Factor, terwijl ondertussen stevig gedronken en gerookt wordt.

Maar door moeiteloos te schakelen van afscheidsbriefjes naar deeltjesversnellers en van onderhandelingstactieken naar plastische chirurgie weet hij een ijzingwekkend scherp commentaar te leveren op de moderne mens. Kort samengevat: mensen worden ongelukkig omdat in de maakbare wereld niets meer authetiek is. De deze week overleden filosoof Baudrillard had er wel pap van gelust.

Een van de barklanten vergelijkt het met het gevoel dat je hebt na een lange vliegreis: of het nou komt door ontregeling van biologische ritmes vanwege het reizen door verschillende tijdzones, of omdat de ziel langzamer reist dan het lichaam, je voelt je er flink unheimisch door.

Van de zes acteurs vallen vooral verlopen stamgast Frank Lammers -die ook een lekker rockende zanger blijkt- en Harriët Stroet als uitzinnige bimbo op. Helaas hebben andere acteurs wat moeite om de virtuoze taalkronkels van Van den Bosch betekenisvol uit hun strot te krijgen. Verder zitten er verspreid door de zaal, tussen het publiek ook nog acht mimespelers die in komische intermezzo’s de talige onmacht omzetten in stevige fysieke scènes met als hoogtepunt een surrealistische schaduw-peepshow.

Na afloop werd overigens nog een nieuwe bundel met elf toneelteksten van Van den Bosch gepresenteerd met de geweldige titel Komt op. Rookt wat. Gaat af. Jetlag staat er niet in, maar dat is een gemis dat in een volgende druk hopelijk wordt goed gemaakt .

Jetlag van d’Electrique. Gezien 9/3/07 in Frascati. Aldaar t/m 17/3. Meer info op www.delectrique.nl

Plasterk gooit cultuurbeleid om

cultuurbeleid,nieuws,Parool — simber op 6 maart 2007 om 16:42 uur
tags: , ,

PlasterkKunst en cultuur hebben een waarde in zichzelf. “Ze geven glans aan het leven. Dat heeft een positief effect in de samenleving, op integratie en de economie, maar een effect is iets anders dan een doel.” Met enkele woorden gooide minister Plasterk van cultuur gistermiddag acht jaar cultuurbeleid overboord.

Zijn voorgangers zoals Rick van der Ploeg en Medy van der Laan wilden juist dat kunstenaars meehielpen om allerlei problemen in de samenleving op te lossen, zoals de integratie van minderheden, maar Plasterk beloofde dat hij kunst juist “minder instrumenteel” wilde inzetten.

Plasterk deed zijn uitspraken in een zeer korte reactie bij het in ontvangst nemen van het rapport Innoveren, participeren! waarin de Raad voor Cultuur, het belangrijkste adviesorgaan op het gebeid van kunst en cultuur, haar visie uiteen zet op het cultuurbeleid van de komende jaren.

De Raad wil dat er twee nieuwe grote stadstheatergezelschappen worden opgezet in Utrecht en Maastricht, naast de zes die er al bestaan in de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag en buiten de Randstad in Groningen, Arnhem en Eindhoven. Daarnaast moeten er volgens de Raad twee grote jeugdtheatergezelschappen komen, die voorstellingen voor de grote zaal maken.

Al deze instellingen zijn onderdeel van de zogenaamde Basisinfrastructuur. Volgens al door staatssecretaris Van der Laan opgesteld plannen moet het ministerie van OCW niet meer rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor alle meerjarige subsidies die nu aan culturele instellingen worden verstrekt. Alleen instellingen die ankerpunten vormen in de regio en die aanvullende taken zoals educatie en doorstroming van talent op zich nemen blijven direct onder het ministerie vallen. Alle andere instellingen kunnen voortaan terecht bij de fondsen.

In Amsterdam geldt dat laatste bijvoorbeeld voor De Theatercompagnie, Het Toneel Speelt het Willem Breuker Collectief en Leine & Roebana. Het Holland Festival, Toneelgroep Amsterdam en De Nederlandse Opera horen wel bij de basisinfrastructuur.

De plannen van de Raad voor de toneelsector lijken sterk op een plan dat elf toneelgezelschappen vorige week presenteerden. Daarin wordt gepleit voor acht stadsgezelschappen, met een eigen toneelspelersgroep en een sterke binding met de steden.

De Raad verzet zich overigens sterk tegen de in het regeerakkoord voorgenomen bezuiniging van 50 miljoen euro op cultuur via het zogenaamde profijtbeginsel, waarbij de ‘gebruiker’ van kunst, de toeschouwer of bezoeker, meer zou moeten betalen voor een toegangskaartje. De Raad vreest, net als Kunstraadvoorzitter Jan Riezenkamp gisteren in deze krant en vele theatergroepen en orkesten, dat dit zal leiden tot een grote afname van het aantal bezoekers.

Volgens Plasterk zelf staat het nog niet vast dat de bezuiniging zo slecht zal uitpakken voor de kunsten als de Raad denkt en is niet bij voorbaat tegen. Hij verwacht veel van oplossingen waarbij de verschillen in prijs tussen de eerste rang en het schellinkje worden vergroot en van het invoeren van goedkope concerten voor studenten op de woensdagmiddag. “En maak het galaconcert op de vrijdagavond flink duur, want de mensen die daar op af komen, kunnen het toch wel betalen”, aldus de bewindsman in De Volkskrant. Als zijn ministerie de gevolgen van deze ingreep heeft onderzocht, komt Plasterk met een definitief standpunt.

Het rapport is na te lezen en te bediscussiëren op www.agendacultuurbeleid.nl

Aaf was er ook

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2025 Simber | powered by WordPress with Barecity