Voorstuk À l’attente de livre d’or/Allez Congo!

overig,Parool — simber op 9 september 2010 om 00:34 uur
tags: , , , , ,

“Pidi! Pidi!” Zo zingen ze in Kinshasa Michael Jackson’s Beat it mee. Congolezen spreken Frans en geen Engels, maar toen Geert Opsomer aan Congolezen vroeg waar het lied over gaat, antwoordden ze zonder aarzelen: “Het is een protestlied, het gaat erover dat je moet oprotten.”

Opsomer is een Vlaamse regisseur en docent, die vijf jaar geleden voor het eerst naar Afrika reisde om daar met Congolese acteurs te werken. Nu is er de voorstelling À l’attente de Livre d’Or (wachtend op het gouden boek) die Opsomer maakte met Johan Dehollander en de acteurs, en die deze week in het Theaterfestival te zien is in de Brakke Grond.

Sinds een paar jaar is de belangstelling voor Congo in België weer  aan een opleving bezig. Missie van de KVS was een enorme theaterhit, en het boek Congo; een geschiedenis van David van Reybrouck is een bestseller. Maar ook Nederlandse makers zijn gegrepen door het enorme en geplaagde Afrikaanse land. Op dit moment werken theatermakers Lotte van den Berg en Guido Kleene in Kinshasa aan een project met de lokale bevolking.

De Brakke Grond brengt dit weekend het programma Allez Congo!, waarin naast de voorstellingen ook debatten, lezingen, films en concerten te zien zijn. Zelfs het restaurant wordt voor het weekend overgenomen door een Belgisch-Congolese kokkin.

Maar de hoofdmaaltijd wordt toch gevormd door À l’attente de Livre d’Or. De voorstelling begint traag, met een monoloog over de oogkleppen die westerlingen en Afrikanen automatisch opzetten als ze naar elkaar kijken, maar ontaardt langzaam maar zeker in een krankzinnige hutspot van verhalen, preken, liedjes, dans, politieke propaganda, kluchtige humor en ongrijpbare symboliek, gespeeld door vier Congolese acteurs en een Vlaamse tweeling. Centraal staat de tot mislukken gedoemde poging om van Belgen en Congolezen om elkaar te begrijpen, maar regelmatig zit je je af te vragen of een scène over daar of over hier gaat. Het kan allebei. Zoals het lied waarin “Jeunes Européens” worden opgeroepen om naar Congo te komen, of de nauwelijks verhulde dreiging dat Congo binnenkort België zal komen koloniseren.

In Congo, waar de voorstelling eerder dit jaar met veel succes speelde, is er wel degelijk een theatertraditie: er is een vrij oubollige toneelschool, waarin verhalen vertellen wordt gecombineerd met de Franse retorische theatertraditie. Daarnaast is er een uitgebreid circuit van volkstheater met voorlichting over AIDS of andere sociale problematiek. De acteurs uit À l’attente… werken veelal in culturele centra in de volkswijken, waar naast een eenvoudig theater ook een verpleegpost. Sommigen zijn ook op televisie te zien en Papy Mbwiti kan in Parijs bijna niet over straat zonder herkend te worden.

Het gouden boek uit de titel staat voor de welvaart van het onafhankelijke Congo, een symbool dat te zien is op een schilderij van de machtsoverdracht in 1960. De Belgische koning Leopold II Boudewijn geeft het boek aan de nieuwe premier Lumumba, die na korte tijd vermoord werd. Zo lopen ook in de voorstelling geweld en de vermeende, maar onzichtbare rijkdom van het land (bodemschatten) voortdurend door elkaar. Er klinken pistoolschoten. “Zoals u hoort zijn de presidentsverkiezingen begonnen.”

Veel van deze verwarrende voorstelling is moeilijk te bevatten, niet alleen om dat er af en toe Frans wordt gesproken of er wordt gerefereerd aan voor Nederlanders onbekende geschiedenis, maar vooral omdat de confrontatie tussen België en Congo, of überhaupt het westen en Afrika fundamenteel desoriënterend is. Maar uiteindelijk geldt voor À l’attente… hetzelfde als voor Beat it: je hoeft niet alle woorden te begrijpen om te verstaan waar het over gaat.

Allez Congo! 9 t/m 12/9 in De Brakke Grond. Meer info op www.brakkegrond.nl

Berliner Tagebuch 2

buitenland,overig,Theatermaker — simber op 2 september 2010 om 10:16 uur
tags: , , ,

Voor het seizoen begint even de archieven opruimen en oude stukken online zetten.

TM-redacteur Simon van den Berg is nog steeds in Berlijn. Nu het Theatertreffen is begonnen is hij fulltime Theatertreffenbezoeker geworden, maar daarnaast gaat het gewone Berlijnse theaterleven gewoon door.

7 mei
Opening TheaterTreffen: Kasimir und Karoline van Schauspiel Köln, NT Gent en de Veenfabriek

Het TheaterTreffen wordt geopend door Jack Lang die kunstenaars oproept om politici te blijven voeden met hun ideeën en utopieën, maar het is de vraag of hij daarvoor wel het juiste festival heeft opgezocht. De selectie is met z’n aandacht voor de kredietcrisis niet bijster optimistisch en Johan Simons, de regisseur van de openingsvoorstelling, zei in onlangs in een interview dat we moeten erkennen dat het theater de antwoorden niet heeft, sterker nog: dat we zelfs de vragen niet meer weten.

Het theater lijkt het daarom te zoeken in de verhalen van kleine individuën. Zoals dat van Kasimir en Karoline, die hun liefde niet kunnen behouden als hij wordt ontslagen en zij versierd wordt door een paar hoge heren. Weerbaarheid en wereldse problemen, daar gaat deze onderkoeld wanhopige voorstelling over en Simons heeft de juiste melancholische toon gevonden, die hij in de Nederlands/Vlaamse versie (die ik slechts op televisie zag) duidelijk niet te pakken kreeg. Het was overigens heel grappig om de muziek van de jonge multi-instrumentalisten van de Veenfabriek uitgevoerd te zien worden door veel oudere Keulse muzikanten. Ze deden het goed, maar echt rocken deed het niet.

8 mei
Trust
van Falk Richter en Anoukvandijk dc in de Schaubühne

Oh, dans, dacht ik vantevoren, maar een tipgever zei me dat het toch vooral heel veel tekst was, deze samenwerking tussen een Duitse schrijver en regisseur en een Nederlandse choreografe en danseres. Dat viel dan ook wel weer mee. Maar ik was er tamelijk van onder de indruk. Het uitgangspunt is nogal simpel: het gaat over vertrouwen in relaties en in geldzaken en komt dan snel weer uit op vertrouwen in banken en andere financiële instituties.

Continue reading “Berliner Tagebuch 2” »

Over Diederik Peeters’ ‘Thriller’

overig — simber op 2 september 2010 om 09:48 uur
tags: ,

Voor het seizoen begint even de archieven opruimen en oude stukken online zetten. Dit schreef ik voor de Programmakrant van De Brakke Grond.

Waarom wordt een verlaten huis in Hollywood-films altijd aangeduid door witte lakens over de meubels? Dat gebeurt in het echt toch nooit? Dat soort dingen ga je je afvragen bij de voorstelling Thriller van de Vlaamse theatermaker Diederik Peters. Thriller is een woordloze collage van filmische scènes, in een decor met een eigen wil.

We zijn inmiddels wel gewend aan films op het toneel –Toneelgroep Amsterdam doet bijna niet anders meer- maar meestal gaat het om een theatrale versie van het scenario. De dialogen worden als toneelstuk geïnterpreteerd, soms krijgen visuele elementen uit de film een plek in de voorstelling. Veel minder zie je dat filmische technieken op het toneel worden ingezet. In Thriller wordt er ingezoomd en uitgezoomd, zien we een spannende achtervolging en speelt de soundscape een grote rol bij het creëren van spanning.

Peeters (Brussel, 1973) studeerde aan de KASK (Koninklijke Academie voor Schone Kunsten) in Gent, maar kwam al snel terecht in het theater. Hij werkte met als performer met Guy Cassiers, Jan Fabre en Alain Platel en was lid van het Brusselse theatercollectief Tristero. Langzaam maar zeker ontwikkelt hij eigen werk, waarvan vooral Chuck Norris doesn’t sleep, he waits uit 2007 opvalt, waarschijnlijk mede vanwege de geweldige titel.

Met Thriller slaat hij een nieuwe weg in. Het is een voorstelling zonder tekst, met als uitgangspunt ‘een choreografie voor decor’. Een man zit aan tafel en drinkt een kopje koffie. Er is een blackout met televisiegeruis en we zien dezelfde scène, maar nu in kil licht en met een onheilspellende soundtrack. Meteen is er spanning.

Al snel denk je dat je het door hebt. Scènes volgen op elkaar. De man drinkt koffie, eet een gebakje op een schoteltje. De telefoon gaat. Er zijn geheel in het zwart geklede, gemaskerde technici die in de blackouts het drankkastjes of de luie stoel verplaatsen. Ook de muren gaan bewegen. De scènes zijn steeds anders van sfeer met een David Lynchiaans effect. Zijn de blackouts momenten waarin  we in een andere realiteit worden gezogen?

Maar zo voorspelbaar is Peeters niet. Hij heeft nog een truc voor ons in petto. De technici worden steeds meer zichtbaar. Als de scènewisseling is geweest verschuilen ze zich achter de kapstok, of gluren ze nog even door het raam. Ze grijpen meer en meer in in de handeling. Soms is er na de blackout ook ineens kort een gruwelijk stilleven te zien: een crime scene, met een dood meisje gebaad in rood licht. Soms zien we in fel licht de hele toneelruimte, met de ongebruikte decorstukken en requisieten in de verre hoeken.

Zo speelt hij een intelligent spel met continuïteit en tijdsverloop en zet hij filmische elementen in om toch wel degelijk theater te maken. Prachtig is de scène waarin iemand die een detective lijkt een kamer in totale wanorde begint te onderzoeken, daarbij plotseling ondersteund door het dodelijk slachtoffer zelf. Of de scène waarin met schuivende muurelementen een bloedstollende achtervolging door eindeloze gangen wordt gesuggereerd.

Dit soort theater lijkt een beetje op wat er in Nederland in de mimehoek gemaakt wordt, met name Jakop Ahlbom moet een geestverwant zijn. Dat blijkt nog het meest uit de eindscènes, waarin de realiteit uit elkaar lijkt te vallen. De man uit het begin vindt eerst op de meest onwaarschijnlijke plekken briefjes en vervolgens probeert hij wanhopig alle meubels vast te houden terwijl die als vanzelf van hem weg lijken te lopen.

Het leidt tot het eindbeeld, waarin alle spullen onder de lakens verborgen zijn. De mensen zijn dood, het huis is verlaten, maar de spullen geven nog allemaal een geheimzinnig licht. Ze leven nog.

Nachtkritik

overig,Theatermaker — simber op 10 juni 2010 om 17:01 uur
tags: , ,

Een website vol met professionele recensies, dagelijks ververst met verslagen van de avond ervoor, met een trouwe aanhang die de artikelen enthousiast becommentarieert en bediscussieert. In Nederland wordt er veelvuldig over gedroomd, maar in Duitsland bestaat zo’n site al bijna drie jaar: Nachtkritik.de

Het oprichtingsverhaal klinkt bekend: ook in Duitsland neemt de aandacht voor theater in de kranten af en lonkt de onbeperkte ruimte van internet. Maar in de Bondsrepubliek spelen nog een aantal specifieke aspecten mee. Het zeer regionaal geörienteerde medialandschap bijvoorbeeld, dat ervoor zorgt dat krantelezers alleen recensies voorgeschoteld krijgen over de allergrootste producties en over voorstellingen in hun eigen contreien. Daarnaast zijn de status en macht van de criticus er nog veel groter dan ze in Nederland ooit geweest zijn. De theatercriticus is iemand tegen wie wordt opgekeken, met alle ijdelheid en pedanterie die daarbij hoort.

In mei 2007 nam een groep van vier critici het initiatief voor de nieuwe site. Ze wilden ruimte om over meer voorstellingen te schrijven, maar ook om recensies uit de hele ‘Deutssprachigen Raum’ (Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk) bij elkaar te brengen. En daarbij moest de verhouding tussen criticus, voorstelling en publiek worden opengebroken. De oprichters zagen de recensies niet als gerechterlijk kunstoordeel, maar als het begin van een gesprek over een voorstelling. Daarom kon vanaf het begin iedere bezoeker onder iedere recensie zijn commentaar kwijt, ook anoniem. Dat leidt soms tot moddergooien en verhitte debatten, maar opvallend vaak ook tot goed geformuleerd en inhoudelijk onderbouwd weerwerk.

Nachtkritik is inmiddels een gevestigde naam in de Duitse theatersector, met zo’n honderdduizend lezers per maand (meer dan alle gespecialiseerde tijdschriften bij elkaar, pocht de redactie). Het belangrijkste onderdeel van de site zijn de ‘Nachtkritiken’, die de ochtend na de première worden gepubliceerd. Van Wenen tot Kiel en van Bern tot Berlijn wordt het theater op die manier gevolgd en bijeengebracht. De recensies zijn niet altijd origineel. Veel critici die voor regionale kranten schrijven, publiceren hetzelfde artikel zowel in hun eigen krant als op de site. Wel zijn de Nachtkritieken met zo’n 700 woorden vaak langer dan de papieren versies.

Naast de recensies publiceert de site een paar dagen later, als ook de kranten zijn verschenen, een ‘Kritikenrundschau’, een overzicht van de andere meningen. Andere onderdelen zijn nieuws, discussies, boekbesprekingen, profielen en een drukbezocht forum. Kortom, bijna een volledig theatertijdschrift op internet, met recensies als zwaartepunt. Overigens heeft de site niet de ambitie om het volledige Duitstalige theater te bespreken; per maand wordt een selectie van zo’n vijftig voorstellingen gemaakt.

De site doet veel moeite om professionele kwaliteit te waarborgen, ook al is er weinig geld. De bijna zeventig vaste schrijvers zijn allemaal professionele theatercritici en alle stukken gaan vóór publicatie langs de eindredactie. De schrijvers krijgen zestig euro per recensie. Dat lijkt niet veel, maar een recensie in een regionale krant levert ongeveer hetzelfde op. De redacteuren kunnen niet leven van hun werk aan de site. Nachtkritik is opgezet als zelfstandige non-profit, met investeringen van vrienden en bekenden. Over twee jaar hoopt de site genoeg reclame-inkomsten te hebben om kostendekkend te werken. Behalve uit adverteerders komt er ook geld van opdrachtgevers, die de site bijvoorbeeld inzetten als digitale festivaldagkrant.

Kritiek op de site is er natuurlijk genoeg. In het conservatieve Duitsland wordt internet nog niet helemaal serieus genomen als platform voor ernstige gedachtenuitwisseling. Veel critici vallen over de anonieme commentaren in het forum, waar achter de pseudoniemen opvallend vaak makers en dramaturgen verborgen zouden zitten.

Maar ondanks de enigszins voorspelbare kritiek heeft Nachtkritik langzaam maar zeker het nodige respect gewonnen binnen de theaterwereld. Wellicht is dit initiatief te gebruiken als model voor een Nederlandse variant, die hier de theaterkritiek kan redden. Toch geeft het te denken dat een website in het enorme en theatergekke Duitsland (waar een publicatie als Theater Heute commercieel kan worden geëxploiteerd) nog zoveel moeite heeft om quite te spelen. Inhoudelijk begint internet zo’n beetje volwassen te worden, maar op zakelijk gebied zijn de ontwikkelingen gaan de ontwikkelingen vooralsnog erg langzaam.

Berliner Tagebuch: Bonuseditie

buitenland,overig — simber op 17 mei 2010 om 00:58 uur
tags: , ,

(Ik had veels te veel voor de TM van juni, daarom hier alvast een voorproefje, exclusief voor het web.)

21 april
Der gute Mensch von Sezuan
van de Schaubühne

Naar een Duitse première. Nou, daar merk je weinig van; het is zo mogelijk nog informeler dan in Nederland. De relatief jonge regisseusse Friederike Heller begint haar Brecht-enscenering als een concert: op het lege podium staan alleen wat stoelen en de instrumenten van het ‘post-rock’ trio Kante. Maar als de goden de prostitué Shen Te hebben uitverkoren tot Goed Mens komt er een showbühne en een glittergordijn uit de kap. ‘Goed’ genoemd worden is net zoiets als Deutschland sucht den Superstar (de lokale variant van Idols) winnen: met daadwerkelijke verdienste heeft het niet zoveel te maken en veel lol heb je er uiteindelijk ook niet van.

Mij beviel het wel, deze kraakheldere uitvoering, die op de juiste punten Brecht’s morele leerstelligheid relativeerde en me deed denken aan de versie die Koos Terpstra ooit maakte. Wat ook helpt is dat Heller een speelstijl inzet die ik niet anders kan omschrijven dan Nederlands: losjes, ironisch en de vele dubbelrollen meer aanduidend dan inlevend.

De critici waren het niet met me eens. Een oppervlakkige show, was het terugkerende commentaar. En daarnaast heeft Heller -foei!- een paar regels tekst geschrapt. Het is van een onbegrijpelijk tekstconservatisme, wat ik eerder in Londen zou verwachten dan in Berlijn.

23 april
Ein Chor irrt sich gewaltig
van de Volksbühne

Pollesch wederom, en wederom vermakelijk en intelligent, maar toch nog een stuk onbegrijpelijker dan de vorige. Een vrouw in een Belle Epoque-jurk (de geweldige actrice Sophie Rois) speelt twee mannelijke personages die meisjes versieren, die op hun beurt worden gespeeld door een koor van negen vrouwen, die alle teksten keurig unisono zeggen. Als in het verhaal (naar een film van Yves Robert) een meisje een van de mannen wil versieren, werpen de negen vrouwen zich op Rois, die bijkans verdrinkt in de ritselende stofjes. Mooi en sterk beeld.

Daarnaast gaat het natuurlijk ook weer over theater, representatie en de macht van de op een podium sprekende mens. De pointe werd echter een beetje bedorven door een grote groep Poolse theaterprofessionals die veel te laat uit de Schaubühne kwam en halverwege de voorstelling hun weg tussen de zitzakken moest zien te vinden. “Probeert de Schaubühne ons zo ook al te saboteren?” bitste Rois à l’improviste, en eigenlijk was dat de leukste grap van de avond.

Overigens is dit een voorstelling die gemaakt is in en voor het Prater, de kleine zaal van de Volksbühne in Prenzlauer Berg, net als de voorstellingen van Gob Squad. Prater is nu echter wegens verbouwing dicht, maar om die voorstellingen nu maar unverfroren in de grote zaal te zetten is ook niet echt een gelukkig idee.

24 april
Kean/Hamletmaschine
van de Volksbühne

Nog maar eens een Castorf proberen, maar dat was geen gelukkige keuze. Een 19e eeuws Frans stuk over een Engelse Shakespeare-acteur, vermengt met Müllers Hamletmachine. De acteur die Hamlet moet spelen moet een soort rockstar avant la lettre zijn, maar het blijft een poseur. De voorstelling komt nergens vandaan en gaat nergens naartoe. In de pauze weggegaan.

28 april
Das Versprechen
van het Maxim Gorki Theater

Maxim Gorki ken ik van vroeger als het saaiste en meest oubollige gezelschap van de stad. Maar er zit een nieuwe artistieke leiding en ik word getipt dat er een bijzondere actrice speelt. Das Versprechen is niet heel bijzonder; een filmscript van Friedrich Dürrenmatt over een detective die ver over de schreef gaat bij het zoeken naar een kindermoordenaar. De sfeer blijft erg Wallander/Frost/vul-uw-favoriete-krimi-in.

Maar die ene actrice zit erin: ze heet Fritzi Haberlandt en in de eerste helft speelt ze een lome dertiger, maar dan transformeert ze in een weergaloze scène tot een dertienjarig meisje. Je ziet het haar doen, je ziet haar verbazing over dat ze het doet, en je ziet haar daar vorm aan geven. Knap. Ook speelt in een paar dubbelrollen Thomas Schmauser mee, die in het ensemble van de Münchner Kammerspiele zit en in Simons’ Drei Farben speelde, ook al zo’n fijne acteur. Maar ja, de voorstelling ben ik alweer vergeten als het licht aangaat…

Wat niet veranderd is, is het verschrikkelijke theater zelf: martelende stoelen, afgrijselijke geluidsinstallatie, te smal en te hoog toneel. Je gunt de acteurs wat beters.

4 mei
Kontrakte des Kaufmanns
van de Schaubühne

Afstuderende regisseur met jonge acteurs doen Jelinek. Veel schreeuwen en gedoe met voorbindpiemels. Niet te veel woorden aan vuilmaken.

5 mei
Die Hamletmaschine
van het Deutsches Theater

Dimiter Gotscheff  is een veel gelauwerde, van oorsprong Bulgaarse regisseur -veel van Heiner Müller- van wie nog nooit iets in Nederland te zien is geweest. Daar komt komend seizoen verandering in en Die Hamletmaschine is een kans om al iets van zijn werk te zien, hij speelt ook zelf mee. Nou ja, meespelen: hij speelt het stuk bijna als solo, twee jonge DT acteurs mogen ook een scènetje doen.

Maar het is wel sterk: ik kende de Hamletmachine vooral als declameermarathon, maar Gotscheff speelt het met zijn indringende stem en eenvoudige dictie als tekst van een oudere Hamlet-acteur, die dus zijn hele leven getwijfeld heeft en tot geen enkele daad is gekomen. Het decor bestaat uit tien grafvormige gaten in de toneelvloer, corresponderend met het aantal doden in Hamlet.

Berliner Tagebuch

buitenland,overig,Theatermaker — simber op 7 mei 2010 om 00:03 uur
tags: , ,

In de maanden april en mei woont theatercriticus Simon van den Berg in Berlijn om theater te zien en Duits te leren. Het eerste gaat aanmerkelijk beter dan het tweede. Voor TM houdt hij een theaterdagboek bij.

6 april
Ich schau dir in die Augen, geselschaftlicher Verblendungszusammenhang
van René Pollesch in de Volksbühne

De hele zaal van de Volksbühne is leeg gehaald. Alle stoelen zijn weg, ervoor in de plaats ligt er een enorme hoeveelheid witte zitzakken. De mooie houten wanden van het theater zijn verborgen achter grote lappen dik donker plastic. Het toneel is verborgen achter een kanariegeel voordoek, met een paar duidelijk zichtbare slijtgaten erin. Een combinatie van een aftanse lounge en een oversized fetish club. Wat een klus, om voor deze ene avond al die stoelen te moeten weghalen. In Duitsland spelen ze tenslotte repertoire, de volgende avond staat hier weer Castorf’s Fuck off America.

Alleen al aan de even geweldige als té lange titel kun je zien dat het een voorstelling van René Pollesch is. Pollesch is –net als Heiner Goebbels en de mensen van Rimini Protokoll, She She Pop en Gob Squad- afkomstig van de studie ‘Toegepaste Theaterwetenschap’ in Gießen, waar hoogtheoretische dramaturgie wordt omgezet in intelligent, maar niet per se toegankelijk theater. Ook Ich schau dir in die Augen… is weer een onnavolgbare opeenstapeling van sociologische en mediatheoretische teksten, met als pluspunt dat ze worden gesproken door de geweldige acteur Fabian Hinrichs, die in deze solo over het toneel stuitert, dramatisch declameert en drumt.

Uit de woordenstroom kan ik voornamelijk opmaken dat het gaat over de ‘representatiecrisis’ van het theater: dat we niet meer kunnen ‘doen alsof’ in het theater en dat daarom het interaktieve theater is uitgevonden. En dat geld vroeger een hoeveelheid goud representeerde, maar sinds het akkoord van Bretton Woods niet meer, en dat de economische crisis dus ook een representatiecrisis is. Intelligent en knap theater, met een paar geweldige decorvondsten (van Bert Neumann, die ook Johan Simons’ Duitse voorstellingen vormgeeft), waaronder een ruimteschip van theaterlampen dat Hinrichs ver omhoog trekt. En geestig ook: “Ik streef naar een ‘inter-passief theater’, waarin de acteur na afloop van de voorstelling met jóuw partner naar huis gaat.”

(‘Verblendungszusammenhang’ is een term van Adorno, leer ik naderhand, en heeft te maken met het begrip blindheid in de Westerse samenleving. Nounou.)

8 april
Heuschrecken
, van Rimini Protokoll in HAU3

Een nieuw woord geleerd: een Heuschrecke is een sprinkhaan. Documentairetheatergroep Rimini Protokoll (door mij bij deze uitgeroepen tot hipste groep ter wereld) verzamelde er 8000 in een woestijnlandschap in een reusachtig terrarium, dat het publiek voor de voorstelling uitgebreid mag besnuffelen. Maar ja, hoe maak je daar theater van? Rimini Protokoll heeft er veel voor nodig: heel veel ingezoomde videobeelden uit het terrarium, een actrice die uit de bijbel voorleest (plagen van Egypte, Openbaring van Johannes), een Somalische voedselchemicus die zijn levensverhaal vertelt, een muzikant en een Zwitserse astronome. Ster van de avond is sprinkhanenexpert Dr. Jörg Samietz die opgewekt vertelt over de sprinkhaan, zijn zwermgedrag en andere eigenaardigheden.

Continue reading “Berliner Tagebuch” »

Programmablad ‘Die Ehe der Maria Braun’

(Geschreven voor het Chassé Theater, dat op 1 mei 2010 Die Ehe der Maria Braun van de Schaubühne programmeerde.)

De voorstelling Die Ehe der Maria Braun (‘Het huwelijk van Maria Braun’) is gebaseerd op de gelijknamige film van Rainer Werner Fassbinder uit 1979. De Berlijnse regisseur Thomas Ostermeier bewerkte in 2007 de film voor de befaamde Münchner Kammerspiele.

Bij de première werd de voorstelling, en met name hoofdrolspeelster Brigitte Hobmeier, zeer lovend ontvangen en in 2008 werd ze uitgenodigd voor het Theatertreffen in Berlijn, het festival met de tien belangrijkste Duitstalige voorstellingen van het jaar.

Het verhaal

Hermann en Maria Braun trouwen in 1943; tijdens de huwelijkscermonie vallen er bommen op het gemeentehuis. Twee dagen later vertrekt Hermann naar het front, maar keert niet terug. Hij is vermist. “Veel tijd hebben jullie niet gehad”, merkt een vriendin op. Maria: “Toch wel: een halve dag en een hele nacht.”

Ze begint haar leven als oorlogsweduwe, leert zich in leven te houden door te sjacheren op de zwarte markt, en ook haar liefdesleven wordt meer en meer ruilhandel. Ze krijgt een relatie met een zwarte Amerikaanse soldaat. Maar dan staat ineens Hermann voor de deur. Zonder aarzelen vermoordt Maria Braun de soldaat, maar bij de politie neemt Hermann de schuld op zich. Hij gaat de gevangenis in en opnieuw scheidt het echtpaar voor lange tijd.

Maria werkt zich langzaam maar zeker vooruit in het leven. Ze gaat de handel in en wordt een sluwe zakenvrouw. Ze begeeft zich in een mannenwereld, wordt soms gebruikt, maar  snel leert ze de regels van het spel en zet ze haar vrouwelijkheid en haar lichaam in als dat nodig is om voordeel te behalen. Steeds is ze op zoek naar meer welvaart, voor later als ze weer samen zal zijn met Hermann. Maar als het zover is, blijkt pas hoe hoog de prijs is die ze heeft moeten betalen.

De film en de voorstelling

Fassbinder’s film vertelt het verhaal van Maria Braun, met op de achtergrond de ontwikkeling van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog: het opruimen van het puin en de verwoestingen en daarna het ‘Wirtschaftwunder’ van de jaren vijftig, de onvoorstelbaar snelle wederopbouw van industrie en handel en de welvaart die dat opleverde. In de beweeglijke, vloeiende stijl van Fassbinders vaste cameraman Michael Ballhaus wordt hoofdrolspeelster Hanna Schygulla langzaam van een radeloze schooier tot een elegante, rijke vrouw.

Regisseur Thomas Ostermeier koos in het theater voor een andere benadering. In het middelpunt staat Brigitte Hobmeier als Maria Braun, alle andere rollen –moeders, echtgenoten, soldaten, journalisten, zakenmannen en vriendinnen- worden door vier acteurs gespeeld. Zo ligt in de voorstelling meer de nadruk op de verhouding tussen Maria en de mannen. Soms zijn zij het die zich aan haar opdringen en haar in het nauw bringen, dan weer windt zij ze allemaal om haar vinger en domineert ze het podium. En soms worden in een scène de verhoudingen plotseling radicaal op hun kop gezet, zoals wanneer Maria door een Amerikaanse soldaat belaagd wordt in een treincoupé.

Met jaren vijftig meubeltjes -bijzettafels en stoelen- in steeds nieuwe opstellingen worden scènes vloeiend gewisseld en wordt subtiel Maria’s steeds grotere welvaart aangeduid. Steeds gebruikt Ostermeier kleren of gordijnen als projectiescherm voor documentaire beelden: van verwoeste steden tot reclamefilmpjes voor de nieuwe, luxe consumptiegoederen van de jaren vijftig.

De voorstelling eindigt met een voetbalcommentator die op de radio verslag doet van het door Duitsland gewonnen wereldkampioenschap voetbal in 1954. Voor veel Duitsers een symbolisch moment dat hun land de verschrikkingen van de oorlog te boven was gekomen. Maar in Die Ehe Der Maria Braun ook het moment dat de mannen de zaak weer overnemen van de noodgedwongen geëmancipeerde vrouwen.

Thomas Ostermeier

Thomas Ostermeier werd in 1968 geboren in Soltau, vlakbij Hamburg als zoon van een beroepssoldaat en een verkoopster. Na zijn opleiding in Berlijn heeft hij daar altijd gewerkt. Sinds 1999 is hij als artistiek leider van de Schaubühne am Lehniner Platz, een groot ‘Haus’ (dat wil zeggen een theatergezelschap met een eigen schouwburg) in het westen van de stad. De Schaubühne was meest centrale theaters van West Berlijn, met artistiek leiders als Peter Stein en Luc Bondy, maar sinds de Wiedervereinigung is het centrum van de stad oostelijker komen te liggen en wordt de omgeving van het theater als buitenwijk gezien. Toch is de Schaubühne, naast het Berliner Ensemble, de Volksbühne en het Deutsches Theater nog steeds één van de vier grote, belangrijke ‘Häuser’ van de stad.

Ostermeier’s werk is min of meer te vergelijken met dat van Ivo van Hove in Nederland. Beiden kiezen radicale, vaak heftig emotionele interpretaties van klassieke toneelstukken, vaak met inzet van moderne videotechniek en beiden hebben een voorkeur voor vrouwen als het centrale personage. Ostermeier zei daarover in een interview: “Ik geloof dat vrouwen nog steeds, ondanks de strijd van de vrouwenbeweging, een zwakkere positie hebben in de maatschappij. Op het podium is dat interessant, want een dramatisch conflict van een vrouw in een toneelstuk is dan altijd ook een gevecht om macht en emancipatie.”

Ostermeier’s werk was de afgelopen jaren ook in Nederland regelmatig te zien. Hedda Gabler en Nora, die op het Holland Festival te zien waren, maakten indruk en in december vorig jaar speelde een door hem geregisseerde Hamlet met veel succes in de Amsterdamse Stadsschouwburg.

Zoals veel gerenomeerde Duitse regisseurs wordt Ostermeier veel gevraagd als gastregisseur en Die Ehe Der Maria Braun werd gemaakt bij het befaamde gezelschap Münchner Kammerspiele. En dat is nu net gezelschap dat vanaf volgend seizoen geleid gaat worden door de Nederlandse regisseur Johan Simons. Die krijgt dus als regisseur de beschikking over (onder anderen) de geweldige acteurs uit deze voorstelling. En omdat hij aangekondigd heeft dat hij de banden met Nederland warm wil houden zijn die waarschijnlijk de komende jaren nog wel vaker in Nederland te zien.

Overzicht Doorgeefprijzen

overig,Theatermaker — simber op 21 april 2010 om 13:06 uur
tags: , , ,

(Voor de TM special over Kitty Courbois, naar aanleiding van haar 50-jarig jubileum en de instelling van de naar haar genoemde doorgeefprijs, maakte ik een overzichtje van alle bestaande doorgeefprijzen in de podiumkunsten. Mensen met (plannen voor) een doorgeefprijs voor jeugdtheater, opera of critici kunnen zich melden.)

Met de instelling van de Courboisparel is de uitpuilende prijzenkast van het Nederlands theater weer een bokaaltje rijker. Maar de parel is een specimen van een zeldzame soort: de doorgeefprijs, waarbij de winnaar of drager zelf mag bepalen wanneer en aan wie hij of zij de prijs overdraagt. Daarvan hebben we er nu zeven, verdeeld over de hele podiumkunsten. Ter gelegenheid van de instelling van de Courboisparel heeft het TIN aangekondigd de doorgeefprijzen uitgebreid te gaan documenteren.

De Courboisparel

voor wie: actrices (theater, tv en film)
Sinds: 2010
Huidige drager: Kitty Courbois (sinds 2010)

De prijs bestaat uit een 19e eeuws Frans kistje met een glazen deksel met daarin een los te dragen broche met parel op een bedje van lapjes stof van kostuums die Courbois ooit gedragen heeft. De prijs wordt aangeboden door Toneelgroep Amsterdam en de Stadsschouwburg samen.

TM doorgeefsuggesties: Karina Smulders, Maria Kraakman, Carice van Houten

Theo Mann Bouwmeesterring

voor wie: actrices
sinds: 1911
Huidige drager: Anne Wil Blankers (sinds 1994)
Vorige dragers: Annet Nieuwenhuijzen (1980-1994); Caro van Eyck (1960-1980); Else Mauhs (1934-1959); Theo Mann-Bouwmeester (1911-1934)

Else Mauhs kon geen keuze maken en stierf zonder de ring te hebben doorgegeven. Ze liet de overdracht van de ring over een per testament benoemde commissie. Die koos in 1960 Caro van Eyck.

TM doorgeefsuggesties: Ariane Schluter, Elsie de Braauw, Halina Reijn

Paul Steenbergenpenning

voor wie: acteurs
sinds: 1982
Huidige drager: Jacob Derwig (sinds 2008)
Vorige dragers: Pierre Bokma (2002-2008); Willem Nijholt (1989-2002); Guido de Moor (1985?-1989); Paul Steenbergen (1982-1985?);

Bij de overdracht van de penning aan Jacob Derwig gaf Pierre Bokma een wel uiterst summiere motivatie: “goede wijn behoeft geen krans”.

TM doorgeefsuggesties: Fedja van Hûet, Steven van Watermeulen, Bram Coopmans

Albert van Dalsumring

voor wie: acteurs
sinds: 1959
Huidige drager: Gijs Scholten van Aschat (sinds 2004)

Vorige dragers: Pierre Bokma (1993-2004); Peter Oosthoek (1977-1993); Ko van Dijk (1972-1977); Paul Steenbergen (1963-1972); Albert van Dalsum (1959-1963)

Pierre Bokma is de enige die tegelijkertijd de ring en de penning in bezit had, namelijk van 2002 tot 2004. Daarmee bevestigde hij de status die Willem Nijholt hem verleende bij de overdracht van de penning in 2002: “Hij is onbetwist de grootste acteur van Nederland”.

TM doorgeefsuggesties: Hans Kesting, Bert Luppes, Mark Rietman

Jirí Kylián ring

voor wie: dansers
sinds: 2006
Huidige drager: Michael Schumacher (sinds 2008)
Vorige dragers: Jirí Kylián (2006-2008)

De prijs bestaat uit een torentje met veertien ringen, één voor iedere letter de naam van de prijs. Iedere drager mag er één houden, maar het torentje wordt wel weer aangevuld met nieuwe ringen zodat hij oneindig kan worden doorgegeven.

TM doorgeefsuggesties: Ann Van den Broek, Marco Goecke, Emio Greco

Luc Boyer Wisselvoorwerp

voor wie: Mimers (iemand die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor de mimediscipline en het mimeonderwijs in Nederland)
sinds: 1993
Huidige drager: Irene Schaltegger (sinds 2007)
Vorige dragers: Ineke Austen (2001-2007); Jeanette van Steen (1997-2001); Luc Boyer (1993-1997)

De houder bepaalt niet alleen wie de volgende winnaar wordt, maar ook wat de nieuwe winnaar krijgt. Boyer kreeg een glassculptuur van Borek Sipek, Van Steen een sculptuur van Jan Steen en Austen en Schaltegger sculpturen van Elisabeth Varga.

TM doorgeefsuggesties: Ine te Rietstap, Marien Jongewaard, Karina Holla

Louis Davidsring

voor wie: kleinkunstenaars
sinds: 1948
Huidige drager: Herman van Veen (sinds 1976)
Vorige dragers: Wim Kan (1954-1976); Heintje Davids (1948-1954)

Ingesteld door de gemeente Rotterdam. Davids zelf was in 1939 al overleden, dus de eerste drager werd diens zus Heintje. De huidige ringdrager is degene die het langst aan een doorgeefprijs vasthoudt. His precioussss.

TM doorgeefsuggesties: Hans Teeuwen, Wende Snijders, Paul de Leeuw

Profiel: Theatercollectieven

overig,Parool,PS Kunst — simber op 27 januari 2010 om 13:59 uur
tags: , ,

Dit is een iets verder uitgewerkte versie van het verhaal dat vandaag in PS Kunst staat.

De theatercollectieven zijn terug! Twee jonge groepen, Schwalbe en de Tijdelijke Samenscholing, staan vanaf vandaag tegelijkertijd in de stad. Het is opvallend dat jonge theatermakers zich ineens weer in groepjes organiseren. We waren net gewend aan een nieuwe generatie krachtige, individuele makers (vaak regisseurs) zoals Lotte van den Berg, Jetse Batelaan, Erik Whien, Dries Verhoeven en Boukje Schweigman.

Theatercollectieven hebben in Nederland een lange geschiedenis met in de jaren zeventig het Werkteater als oergroep en inspirator. Hier werd de verantwoordelijkheid voor alle facetten van het theatermaken gedeeld door alle leden van de groep, van het aandragen van materiaal voor de voorstellingen tot het opbouwen van de tent waar gespeeld werd, koken na de repetities en de administratie.

Na het Werkteater gingen ook andere groepen zich collectief organiseren, zoals Proloog, Sater en het Onafhankelijk Toneel. Deze groepen werden politieker; de theatermakers zagen hun groep als afspiegeling van hoe de ideale samenleving eruit moest zien: democratisch, progressief en niet-hiërarchisch. Maar de meeste clichés over theatercollectieven waren óók waar: het waren halve communes met eindeloze vergaderingen en continuë richtingenstrijd en waar iedereen het met iedereen deed.

In de jaren negentig stonden verrassend genoeg een aantal nieuwe collectieven op, waarvan ’t Barre Land en Dood Paard de belangrijkste zijn. Zonder de ideologische scherpslijperij van de eerdere generatie en vooral geïnspireerd op de ideeën over de geëmancipeerde toneelspeler van Maatschappij Discordia verzetten zij zich tegen het idee van de theatervoorstelling als creatie van de schrijver of een regisseur. Het zijn de spelers zélf die gezamenlijk repertoire lezen en kiezen en voorstellingen maken.

Van de twee nieuwe groepen plaatst de Tijdelijke Samenscholing zichzelf het sterkst in deze traditie. “We hebben vorig jaar doelbewust Matthias de Koning van Discordia gevraagd om onze afstudeervoorstelling te begeleiden”, zegt Michiel Bakker: “We voelden ons aangetrokken tot hun manier van werken omdat de acteur op de centrale positie staat. Wat we delen is de behoefte om niet in de machinerie van een groot gezelschap terecht te komen.”

Voor de negen leden van de mimegroep Schwalbe ligt dat genuanceerder: “Wij waren vorig jaar de afstudeerklas van de mimeopleiding en binnen de mime leeft die traditie minder sterk” zegt Floor van Leeuwen, “Maar het is wel opvallend dat mimers nu ineens weer groepen vormen. Dat is heel lang niet gebeurd.” Schwalbe werkt nu aan de tweede voorstelling, met Lotte van den Berg als begeleider en  met een uitputtend idee. De negen spelers fietsen zich een uur lang de blubber op hun hometrainers en drijven zo de lamp aan die hen zichtbaar houdt voor het publiek.

“We zoeken naar een handeling die echt is, die niet gespeeld hoeft te worden”, zegt Hilde Labadie, “We hebben met z’n allen een enorme energie, dat is onze kracht. We zijn niet op zoek naar eigen momentjes of solo’s binnen de voorstelling, we willen een zo groot mogelijke gezamenlijkheid uitstralen.” Anders dan de Tijdelijke Samenscholing kennen de leden van Schwalbe elkaar al door en door: “We waren een hechte klas, we zijn bijna familie geworden”, zegt Labadie, “We zijn nu in ons eerste jaar na school allemaal onze eigen kant op aan het gaan en we ontwikkelen ander vocabulair. Er zijn nu veel meer discussies dan bij de eerste voorstelling. We gebruiken verschillende woorden voor hetzelfde. Dat is moeilijk, maar ook uitdagend omdat je voordat je voelt wat je deelt eerst ook je eigen ideeën onderuit geschopt worden.”

Het kernbegrip bij alle collectieven is ‘gesprek’. De leden van ’t Barre Land, Schwalbe of de Tijdelijke Samenscholing gebruiken het heel vaak. Soms overdrachtelijk, om de samenwerking of de onderlinge verhoudingen aan te duiden, maar vaak ook letterlijk, het met elkaar praten is toch de kern van hun verband. Het is de verdienste van Maatschappij Discordia geweest dat die een manier vonden om dit gesprek voort te zetten op de speelvloer, soms in de woorden van anderen -de toneelschrijver- maar soms ook in hun commentaar op de tekst, op de manier waarop gespeeld wordt, of zelfs hoe een zin gezegd wordt.

In de voorstelling Archiv maakt de Tijdelijke Samenscholing dit proces aanschouwelijk. Het is een collage van teksten (onder andere van Flaubert en Perec) over archieven, bibliotheken en geheugen, die af en toe wordt onderbroken door een geïmproviseerd opgesteld alfabet, moedwillig geklungel met licht en gesprekjes tussen de spelers over elkaars accent. De voorstelling wordt gespeeld door drie leden van het collectief, maar de andere drie verkopen kaartjes en staan achter de bar.

“Er is geen hierarchie, tenzij die zich aandient,” formuleert Carole van Ditzhuyzen de  werkwijze van de Tijdelijke Samenscholing. Ze weerspreekt meteen een paar van de misverstanden die er vaak over theatercollectieven heersen: “We streven niet naar uniformiteit. We zijn nu met zes acteurs van verschillende opleidingen en we willen de verschillen niet gladstrijken.”

Bakker vult aan: “Het doel is niet om het eens te worden. Waar het om gaat is dat je gezamenlijk de voorwaarden formuleert waaronder je wilt werken en dat daarna iedereen  zelf verantwoordelijk is voor het materiaal en het gesprek. Iedereen kiest positie. We zijn ook niet democratisch; we stemmen nergens over. Als iemand per se iets wil doen in de voorstelling, dan komt het erin.”

Ook Schwalbe koos oorspronkelijk voor Lotte van den Berg vanwege het “fijne gesprek” dat de spelers met haar voerden. Maar in hoeverre kun je gezamenlijk een voorstelling maken als er een gerenommeerde regisseur meedoet? Labadie: “Toen we Lotte vroegen om onze afstudeervoorstelling te begeleiden hebben we haar een hele duidelijke opdracht gegeven: we wilden geen verstilde voorstelling, we willen iets met rock ’n roll. Het uitgangspunt is wat wij willen vertellen. Maar als Lotte praat luistert iedereen. Ze brengt dingen tot de kern terug en laat zien dat je de uiterste consequenties moet nemen van je keuzes.”

Van den Berg zelf ziet de tegenstelling niet zo: “Meestal ben ik heel nederig. Ik heb veel ervaring met het maken van voorstellingen op basis van improvisaties; ik ken de processen en weet wanneer het tijd is om een beslissing te nemen. En soms druk ik dingen door, als ik ervan overtuigd ben dat de voorstelling daarom vraagt.

De Tijdelijke Samenscholing heeft meer last met regisseurs. Een van de zes leden is Bo Tarenskeen, afgestudeerd regisseur en winnaar van de Ton Lutz Prijs. Van Ditshuyzen: “We hebben een in Nederland een cultus van regisseurs en een collectief met een regisseur in het midden wordt al snel ‘het gezelschap van Bo Tarenskeen’. Maar het is een groep waarin zes mensen hun eigen driften volgen.” Michiel Bakker, “De eerste voorstelling maakten we met z’n zessen, maar nu werken we steeds in verschillende constellaties. Maar hoe we het precies willen vormgeven ligt nog niet vast. Dat is nog onderwerp van een heel interessant geprek.”

Archiv van de Tijdelijke Samenscholing speelt van 26-28/1 in Frascati WG
Schwalbe speelt Op eigen Kracht
speelt van 27-30/1 in Frascati 2

Vier ‘best practices’ gemeentelijke cultuurpolitiek

cultuurbeleid,overig — simber op 13 januari 2010 om 03:12 uur
tags: ,

In opdracht van de Nieuwsbrief van Kunsten ’92 schreef ik over vier gemeentelijke cultuurprojecten, naar aanleiding van de aankomende gemeenteraadsverkiezingen. De Nieuwsbrief is hier te downloaden.

1. Elf Kernen Opera

Vijf jaar geleden werden De Lier, Monster, Naaldwijk, Wateringen en ‘s-Gravenzande samengevoegd tot de gemeente Westland. Eén gemeente met zo’n 100.000 inwoners onder de rook van Den Haag, bestaande uit elf dorpen, met ieder een eigen identiteit. Het eerste lustrum van de fusiegemeente was aanleiding voor een groots project: iedere maand een nieuwe operaproductie in één van de elf kernen, met als afsluiting de presentatie van een nieuwe musical over het Westland als geheel.

Het idee voor deze Elf Kernen Opera kwam van stichting Dario Fo, een in Poeldijk gevestigd bureau van ‘ondernemers in de kunst’ met veel ervaring met community art. Artistiek leider en regisseur Wilma Sekrève werkte eerder aan een vergelijkbaar –zij het kleinschaliger- project in Midden Delfsland en is gespecialiseerd in grote operaprojecten waarin amateurs en professionals samenwerken.

Continue reading “Vier ‘best practices’ gemeentelijke cultuurpolitiek” »

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity