Geheime plekken in Berlijn: 4. De exclave Steinstücken

gehwegschäden,niet-theater — simber op 21 mei 2010 om 20:10 uur
tags:

Exclave Steinstücken

Het is een dubbele geheime plek: niet alleen moet je hem kennen, maar op de plek zelf is eigenlijk ook niets te zien. Het enige wat rest van de merkwaardige geschiedenis van de Berlijnse exclaves zijn rare vormen op de kaart en een klein monument.

De ‘exclaves’ van West Berlijn zijn kleine stukjes land die tot het grondgebied van de de stad Berlijn horen, maar die geheel omgeven zijn door land van de provincie Brandenburg, ongeveer zoals Baarle Nassau een stukje België in Nederland is. Dat soort curiosa komt vaker voor, maar het leidde tot grote problemen toen de Oost-Duitsers in 1961 een muur om West Berlijn heen bouwden. Acht van dit soort lapjes grond, vaak niet meer dan een weiland, werden van de rest van Berlijn afgesneden.

Exclave Steinstücken

Continue reading “Geheime plekken in Berlijn: 4. De exclave Steinstücken” »

Geheime plekken in Berlijn: 3. Pfaueninsel

gehwegschäden,niet-theater — simber op 20 mei 2010 om 23:31 uur
tags:

Pfaueninsel

Het is een stukje fietsen, maar dan kom je nog eens ergens. Het Pfaueninsel is een eiland in de Wannsee, in het zuidwesten van Berlijn. Een oud jachteiland van de keurvorsten van Brandenburg, waren eerst vooral konijntjes woonden en waar later pauwen werden gehouden. (Pauwen: uitheems en duur, dus houden op een eiland.) Nu worden de dieren niet meer geschoten maar beschermd, maar dat is nog niet het bijzonderste.

Pfaueninsel

Het merkwaardige aan het eiland zijn de follies, rare gebouwtjes in de Engelse stijl van nep-ruïnes. Het zijn er een stuk of tien, verspreid over het hele eiland, met ertussenin paden, stukjes aangelegd park en iets ruigere natuur. Een paar van de gebouwtjes zijn volières of winteropvang voor de vogels, maar er zijn ook een paar bewoonbare kasteeltjes.

Continue reading “Geheime plekken in Berlijn: 3. Pfaueninsel” »

Berliner Tagebuch: Bonuseditie

buitenland,overig — simber op 17 mei 2010 om 00:58 uur
tags: , ,

(Ik had veels te veel voor de TM van juni, daarom hier alvast een voorproefje, exclusief voor het web.)

21 april
Der gute Mensch von Sezuan
van de Schaubühne

Naar een Duitse première. Nou, daar merk je weinig van; het is zo mogelijk nog informeler dan in Nederland. De relatief jonge regisseusse Friederike Heller begint haar Brecht-enscenering als een concert: op het lege podium staan alleen wat stoelen en de instrumenten van het ‘post-rock’ trio Kante. Maar als de goden de prostitué Shen Te hebben uitverkoren tot Goed Mens komt er een showbühne en een glittergordijn uit de kap. ‘Goed’ genoemd worden is net zoiets als Deutschland sucht den Superstar (de lokale variant van Idols) winnen: met daadwerkelijke verdienste heeft het niet zoveel te maken en veel lol heb je er uiteindelijk ook niet van.

Mij beviel het wel, deze kraakheldere uitvoering, die op de juiste punten Brecht’s morele leerstelligheid relativeerde en me deed denken aan de versie die Koos Terpstra ooit maakte. Wat ook helpt is dat Heller een speelstijl inzet die ik niet anders kan omschrijven dan Nederlands: losjes, ironisch en de vele dubbelrollen meer aanduidend dan inlevend.

De critici waren het niet met me eens. Een oppervlakkige show, was het terugkerende commentaar. En daarnaast heeft Heller -foei!- een paar regels tekst geschrapt. Het is van een onbegrijpelijk tekstconservatisme, wat ik eerder in Londen zou verwachten dan in Berlijn.

23 april
Ein Chor irrt sich gewaltig
van de Volksbühne

Pollesch wederom, en wederom vermakelijk en intelligent, maar toch nog een stuk onbegrijpelijker dan de vorige. Een vrouw in een Belle Epoque-jurk (de geweldige actrice Sophie Rois) speelt twee mannelijke personages die meisjes versieren, die op hun beurt worden gespeeld door een koor van negen vrouwen, die alle teksten keurig unisono zeggen. Als in het verhaal (naar een film van Yves Robert) een meisje een van de mannen wil versieren, werpen de negen vrouwen zich op Rois, die bijkans verdrinkt in de ritselende stofjes. Mooi en sterk beeld.

Daarnaast gaat het natuurlijk ook weer over theater, representatie en de macht van de op een podium sprekende mens. De pointe werd echter een beetje bedorven door een grote groep Poolse theaterprofessionals die veel te laat uit de Schaubühne kwam en halverwege de voorstelling hun weg tussen de zitzakken moest zien te vinden. “Probeert de Schaubühne ons zo ook al te saboteren?” bitste Rois à l’improviste, en eigenlijk was dat de leukste grap van de avond.

Overigens is dit een voorstelling die gemaakt is in en voor het Prater, de kleine zaal van de Volksbühne in Prenzlauer Berg, net als de voorstellingen van Gob Squad. Prater is nu echter wegens verbouwing dicht, maar om die voorstellingen nu maar unverfroren in de grote zaal te zetten is ook niet echt een gelukkig idee.

24 april
Kean/Hamletmaschine
van de Volksbühne

Nog maar eens een Castorf proberen, maar dat was geen gelukkige keuze. Een 19e eeuws Frans stuk over een Engelse Shakespeare-acteur, vermengt met Müllers Hamletmachine. De acteur die Hamlet moet spelen moet een soort rockstar avant la lettre zijn, maar het blijft een poseur. De voorstelling komt nergens vandaan en gaat nergens naartoe. In de pauze weggegaan.

28 april
Das Versprechen
van het Maxim Gorki Theater

Maxim Gorki ken ik van vroeger als het saaiste en meest oubollige gezelschap van de stad. Maar er zit een nieuwe artistieke leiding en ik word getipt dat er een bijzondere actrice speelt. Das Versprechen is niet heel bijzonder; een filmscript van Friedrich Dürrenmatt over een detective die ver over de schreef gaat bij het zoeken naar een kindermoordenaar. De sfeer blijft erg Wallander/Frost/vul-uw-favoriete-krimi-in.

Maar die ene actrice zit erin: ze heet Fritzi Haberlandt en in de eerste helft speelt ze een lome dertiger, maar dan transformeert ze in een weergaloze scène tot een dertienjarig meisje. Je ziet het haar doen, je ziet haar verbazing over dat ze het doet, en je ziet haar daar vorm aan geven. Knap. Ook speelt in een paar dubbelrollen Thomas Schmauser mee, die in het ensemble van de Münchner Kammerspiele zit en in Simons’ Drei Farben speelde, ook al zo’n fijne acteur. Maar ja, de voorstelling ben ik alweer vergeten als het licht aangaat…

Wat niet veranderd is, is het verschrikkelijke theater zelf: martelende stoelen, afgrijselijke geluidsinstallatie, te smal en te hoog toneel. Je gunt de acteurs wat beters.

4 mei
Kontrakte des Kaufmanns
van de Schaubühne

Afstuderende regisseur met jonge acteurs doen Jelinek. Veel schreeuwen en gedoe met voorbindpiemels. Niet te veel woorden aan vuilmaken.

5 mei
Die Hamletmaschine
van het Deutsches Theater

Dimiter Gotscheff  is een veel gelauwerde, van oorsprong Bulgaarse regisseur -veel van Heiner Müller- van wie nog nooit iets in Nederland te zien is geweest. Daar komt komend seizoen verandering in en Die Hamletmaschine is een kans om al iets van zijn werk te zien, hij speelt ook zelf mee. Nou ja, meespelen: hij speelt het stuk bijna als solo, twee jonge DT acteurs mogen ook een scènetje doen.

Maar het is wel sterk: ik kende de Hamletmachine vooral als declameermarathon, maar Gotscheff speelt het met zijn indringende stem en eenvoudige dictie als tekst van een oudere Hamlet-acteur, die dus zijn hele leven getwijfeld heeft en tot geen enkele daad is gekomen. Het decor bestaat uit tien grafvormige gaten in de toneelvloer, corresponderend met het aantal doden in Hamlet.

Geheime plekken in Berlijn: 2. Spreepark

gehwegschäden,niet-theater — simber op 11 mei 2010 om 17:36 uur
tags:

Berlijn

Aan de Spree, net onder Treptower Park ligt een verlaten pretpark. Ik was er al eens langs gefietst. Door de hekken kun je een onthoofde dinosaurus en een overwoekerd achtbaantje zien. Vrienden A&P deden de magistrale ontdekking dat er hier ’s zondags rondleidingen gegeven worden. Fotograferen “erlaubt und erwünscht!”
Het park was oorspronkelijk een Oostduits ‘Kulturpark’, maar na de Wende moest het worden omgevormd tot een modern attractiepark. Het kreeg alleen veel te weinig bezoekers, sloot in 2001 en staat sindsdien af te takelen.

Continue reading “Geheime plekken in Berlijn: 2. Spreepark” »

Verslagje opening Theatertreffen

buitenland,Parool,verslagjes — simber op 10 mei 2010 om 00:47 uur
tags: , , ,

Ze zijn er niet. Normaal staan bij de opening van het Theatertreffen in Berlijn altijd minstens een half dozijn dames voor de ingang van het theater met een bordje ‘Suche Karten’. Ze doen een laatste, wanhopige poging om erbij te zijn, maar vanavond ontbreken ze. Ligt het aan de crisis? Of zien ze de openingsvoorstelling niet zitten?

Het Theatertreffen is het belangrijkste theaterfestival van Duitsland. Sinds 1964 wordt jaarlijks een selectie van de tien beste voorstellingen uit de ‘Deutschsprachige Raum’ (Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk) uitgenodigd in Berlijn. Vrijdagavond werd het festival geopend met de voorstelling Kasimir und Karoline van de Nederlandse regisseurs Johan Simons en Paul Koek.

Het festival benadrukt  dit jaar de internationale dimensies van de selectie. Kasimir und Karoline is een coproductie van Schauspiel Köln met NT Gent en de Veenfabriek, maar er staat ook een vrijwel geheel Engelstalige voorstelling, Life and Times episode 1, van de New Yorkse groep Nature Theater of Oklahoma. Ook de Vlaamse regisseur Luk Perceval, die al jaren in Hamburg werkt, is uitgenodigd. De opening werd vrijdagavond verricht door de Franse oud-minister van cultuur Jack Lang.

Die legde meteen de verbinding met het meest in het oog springende onderwerp dat de Duitse kunstwereld bezighoudt: de crisis. Lang wees op de intellectuele en morele oorzaken van de kredietcrisis en riep politici op juist nu niet te bezuinigen op cultuur: “Politici hebben op dit moment een tekort aan ideeën. Het is aan de kunstenaars om utopieën te blijven ontwikkelen.” Waarna hij de daad bij het woord voegde door een ontwerp voor een Frans-Duits staatsburgerschap te lanceren.

Ook de keuze van de festivaljury weerspiegelt het crisisgevoel, met een selectie van uitvoeringen van nieuwe toneelstukken die vrijwel uitsluitend over de kredietcrisis lijken te gaan. Geen enkele Shakespeare, Tsjechov of Schiller dit jaar, maar schrijvers als Elfriede Jelinek, Dennis Kelly en Dea Loher werden uitgenodigd met stukken waarvan de titels alleen al weinig te raden over laten: Contracten van de Koopman, Liefde en geld en Dieven.

En ook in Koek en Simons’ voorstelling van Ödön van Horváth’s moderne klassieker gaat het om de menselijke gevolgen van laagconjunctuur: Kasimir en Karoline speelt tenslotte in 1932 en gaat over een paar dat uit elkaar groeit nadat hij z’n baan verliest. Simons en Koek maakten er een mooi melancholieke voorstelling van ondersteund door synthi-pop van de Veenfabriek. Verlaten mensen aan de achterkant van een kermisterrein, waar de rijke heren alleen komen om te pissen en meisjes te verschalken.

Alleen Simons kon bij de opening aanwezig zijn, maar hij heeft dan ook iets te winnen. Hij verhuist later dit jaar naar München om daar de Münchner Kammerspiele te gaan leiden. Donderdag was hij nog in München om zijn plannen achtereenvolgens aan de gemeenteraad, de pers en het personeel te presenteren, eerder op de vrijdag was hij nog in Amsterdam, waar die avond zijn voorstelling Gif in première gaat (met o.a. Simons’ vrouw Elsie de Brauw), en ‘s avonds in Berlijn willen diverse journalisten en televisiestations graag nog even praten met Herr Regisseur, die ze met een flesje bier in de hand in smeuïg NederDuits welwillend te woord staat.

Kasimir und Karoline is min of meer een remake van de locatievoorstelling die hij vorig jaar maakte met Nederlandse en Vlaamse acteurs op vliegbasis Soesterberg bij Utrecht. Die werd niet bijster enthousiast ontvangen en tijdens een opvoering op het festival in Avignon ontstond een relletje toen een geïrriteerde toeschouwer de voorstelling onderbrak.

Simons: “Die voorstelling was uitbundiger, explosiever. Toen ik hem in Keulen opnieuw kon maken was dat in de zaal, en werd de voorstelling ingetogener.” Het decor is hetzelfde gebleven: een ijzeren stellage, een tijdelijke bouwconstructie waar met enorme glitterletters ‘Enjoy’ staat. “Ik had deze voorstelling moelijker in München kunnen maken, ook als speelt het stuk zich op het Oktoberfest af. Maar het is nu een rijke stad, de Münchner Kammerspiele heeft een welvarend, links-intellectueel publiek. Negentig procent leest de Süddeutsche Zeitung; in Keulen is het publiek armer. En in het Ruhrgebied weten ze wel werkloosheid is.”

Hoewel Simons de verschillen benadrukt, blijft het bizar om te bedenken dat er nu twee versies van zijn voorstelling door Europa reizen: de Duitse nu in Berlijn en later weer in Keulen, de Nederlands/Vlaamse later deze maand in Amsterdam en daarna weer in Frankrijk.

Ook Ivo van Hove en Jan Versweyveld lopen rond door het Haus der Berliner Festspiele. Van Hove regisseert hier bij de Schaubühne De Mensenhater van Molière, met in de hoofdrol Lars Eidinger, die Hamlet speelde in de voorstelling van Thomas Ostermeier die in december met groot succes in Amsterdam te zien was. De voorstelling gaat pas in september in première, maar door de drukke schema’s moet hij nu al afgemaakt worden.

Ongeveer tegelijkertijd gaat in München Simons’ eerste voorstelling in première: Hotel Savoy, naar het boek van Joseph Roth, waarin naast de Duitse acteurs uit het ensemble ook Pierre Bokma en Katja Herbers meedoen.

Zo zijn de regisseurs uit de lage landen grote meneren geworden in de landen waar regisseurs op een voetstuk staan en gegoede dames staan te bedelen om kaartjes. De ‘Suche Karten’ bordjes waren de dag na de première gelukkig weer present.

Geheime plekken in Berlijn: 1. Charité

gehwegschäden,niet-theater — simber op 8 mei 2010 om 19:14 uur
tags:

Charité

Aan groene oases in het centrum van de stad heeft Berlijn geen gebrek, en ook pittoresk vervallen gebouwen kom je er vaak genoeg tegen, maar Charité is echt iets bijzonders. Grofweg tussen het noordeind van de Friedrichsstraße en Hauptbahnhof ligt een enorm ziekenhuiscomplex, dat op de meeste kaarten als een grote grijze vlek staat aangegeven, maar waar je vrijelijk in en uit kunt lopen (of fietsen natuurlijk) en ongestoord kunt dwalen. (Feiten op Wikipedia)

Continue reading “Geheime plekken in Berlijn: 1. Charité” »

Berliner Tagebuch

buitenland,overig,Theatermaker — simber op 7 mei 2010 om 00:03 uur
tags: , ,

In de maanden april en mei woont theatercriticus Simon van den Berg in Berlijn om theater te zien en Duits te leren. Het eerste gaat aanmerkelijk beter dan het tweede. Voor TM houdt hij een theaterdagboek bij.

6 april
Ich schau dir in die Augen, geselschaftlicher Verblendungszusammenhang
van René Pollesch in de Volksbühne

De hele zaal van de Volksbühne is leeg gehaald. Alle stoelen zijn weg, ervoor in de plaats ligt er een enorme hoeveelheid witte zitzakken. De mooie houten wanden van het theater zijn verborgen achter grote lappen dik donker plastic. Het toneel is verborgen achter een kanariegeel voordoek, met een paar duidelijk zichtbare slijtgaten erin. Een combinatie van een aftanse lounge en een oversized fetish club. Wat een klus, om voor deze ene avond al die stoelen te moeten weghalen. In Duitsland spelen ze tenslotte repertoire, de volgende avond staat hier weer Castorf’s Fuck off America.

Alleen al aan de even geweldige als té lange titel kun je zien dat het een voorstelling van René Pollesch is. Pollesch is –net als Heiner Goebbels en de mensen van Rimini Protokoll, She She Pop en Gob Squad- afkomstig van de studie ‘Toegepaste Theaterwetenschap’ in Gießen, waar hoogtheoretische dramaturgie wordt omgezet in intelligent, maar niet per se toegankelijk theater. Ook Ich schau dir in die Augen… is weer een onnavolgbare opeenstapeling van sociologische en mediatheoretische teksten, met als pluspunt dat ze worden gesproken door de geweldige acteur Fabian Hinrichs, die in deze solo over het toneel stuitert, dramatisch declameert en drumt.

Uit de woordenstroom kan ik voornamelijk opmaken dat het gaat over de ‘representatiecrisis’ van het theater: dat we niet meer kunnen ‘doen alsof’ in het theater en dat daarom het interaktieve theater is uitgevonden. En dat geld vroeger een hoeveelheid goud representeerde, maar sinds het akkoord van Bretton Woods niet meer, en dat de economische crisis dus ook een representatiecrisis is. Intelligent en knap theater, met een paar geweldige decorvondsten (van Bert Neumann, die ook Johan Simons’ Duitse voorstellingen vormgeeft), waaronder een ruimteschip van theaterlampen dat Hinrichs ver omhoog trekt. En geestig ook: “Ik streef naar een ‘inter-passief theater’, waarin de acteur na afloop van de voorstelling met jóuw partner naar huis gaat.”

(‘Verblendungszusammenhang’ is een term van Adorno, leer ik naderhand, en heeft te maken met het begrip blindheid in de Westerse samenleving. Nounou.)

8 april
Heuschrecken
, van Rimini Protokoll in HAU3

Een nieuw woord geleerd: een Heuschrecke is een sprinkhaan. Documentairetheatergroep Rimini Protokoll (door mij bij deze uitgeroepen tot hipste groep ter wereld) verzamelde er 8000 in een woestijnlandschap in een reusachtig terrarium, dat het publiek voor de voorstelling uitgebreid mag besnuffelen. Maar ja, hoe maak je daar theater van? Rimini Protokoll heeft er veel voor nodig: heel veel ingezoomde videobeelden uit het terrarium, een actrice die uit de bijbel voorleest (plagen van Egypte, Openbaring van Johannes), een Somalische voedselchemicus die zijn levensverhaal vertelt, een muzikant en een Zwitserse astronome. Ster van de avond is sprinkhanenexpert Dr. Jörg Samietz die opgewekt vertelt over de sprinkhaan, zijn zwermgedrag en andere eigenaardigheden.

Continue reading “Berliner Tagebuch” »

Programmablad ‘Die Ehe der Maria Braun’

(Geschreven voor het Chassé Theater, dat op 1 mei 2010 Die Ehe der Maria Braun van de Schaubühne programmeerde.)

De voorstelling Die Ehe der Maria Braun (‘Het huwelijk van Maria Braun’) is gebaseerd op de gelijknamige film van Rainer Werner Fassbinder uit 1979. De Berlijnse regisseur Thomas Ostermeier bewerkte in 2007 de film voor de befaamde Münchner Kammerspiele.

Bij de première werd de voorstelling, en met name hoofdrolspeelster Brigitte Hobmeier, zeer lovend ontvangen en in 2008 werd ze uitgenodigd voor het Theatertreffen in Berlijn, het festival met de tien belangrijkste Duitstalige voorstellingen van het jaar.

Het verhaal

Hermann en Maria Braun trouwen in 1943; tijdens de huwelijkscermonie vallen er bommen op het gemeentehuis. Twee dagen later vertrekt Hermann naar het front, maar keert niet terug. Hij is vermist. “Veel tijd hebben jullie niet gehad”, merkt een vriendin op. Maria: “Toch wel: een halve dag en een hele nacht.”

Ze begint haar leven als oorlogsweduwe, leert zich in leven te houden door te sjacheren op de zwarte markt, en ook haar liefdesleven wordt meer en meer ruilhandel. Ze krijgt een relatie met een zwarte Amerikaanse soldaat. Maar dan staat ineens Hermann voor de deur. Zonder aarzelen vermoordt Maria Braun de soldaat, maar bij de politie neemt Hermann de schuld op zich. Hij gaat de gevangenis in en opnieuw scheidt het echtpaar voor lange tijd.

Maria werkt zich langzaam maar zeker vooruit in het leven. Ze gaat de handel in en wordt een sluwe zakenvrouw. Ze begeeft zich in een mannenwereld, wordt soms gebruikt, maar  snel leert ze de regels van het spel en zet ze haar vrouwelijkheid en haar lichaam in als dat nodig is om voordeel te behalen. Steeds is ze op zoek naar meer welvaart, voor later als ze weer samen zal zijn met Hermann. Maar als het zover is, blijkt pas hoe hoog de prijs is die ze heeft moeten betalen.

De film en de voorstelling

Fassbinder’s film vertelt het verhaal van Maria Braun, met op de achtergrond de ontwikkeling van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog: het opruimen van het puin en de verwoestingen en daarna het ‘Wirtschaftwunder’ van de jaren vijftig, de onvoorstelbaar snelle wederopbouw van industrie en handel en de welvaart die dat opleverde. In de beweeglijke, vloeiende stijl van Fassbinders vaste cameraman Michael Ballhaus wordt hoofdrolspeelster Hanna Schygulla langzaam van een radeloze schooier tot een elegante, rijke vrouw.

Regisseur Thomas Ostermeier koos in het theater voor een andere benadering. In het middelpunt staat Brigitte Hobmeier als Maria Braun, alle andere rollen –moeders, echtgenoten, soldaten, journalisten, zakenmannen en vriendinnen- worden door vier acteurs gespeeld. Zo ligt in de voorstelling meer de nadruk op de verhouding tussen Maria en de mannen. Soms zijn zij het die zich aan haar opdringen en haar in het nauw bringen, dan weer windt zij ze allemaal om haar vinger en domineert ze het podium. En soms worden in een scène de verhoudingen plotseling radicaal op hun kop gezet, zoals wanneer Maria door een Amerikaanse soldaat belaagd wordt in een treincoupé.

Met jaren vijftig meubeltjes -bijzettafels en stoelen- in steeds nieuwe opstellingen worden scènes vloeiend gewisseld en wordt subtiel Maria’s steeds grotere welvaart aangeduid. Steeds gebruikt Ostermeier kleren of gordijnen als projectiescherm voor documentaire beelden: van verwoeste steden tot reclamefilmpjes voor de nieuwe, luxe consumptiegoederen van de jaren vijftig.

De voorstelling eindigt met een voetbalcommentator die op de radio verslag doet van het door Duitsland gewonnen wereldkampioenschap voetbal in 1954. Voor veel Duitsers een symbolisch moment dat hun land de verschrikkingen van de oorlog te boven was gekomen. Maar in Die Ehe Der Maria Braun ook het moment dat de mannen de zaak weer overnemen van de noodgedwongen geëmancipeerde vrouwen.

Thomas Ostermeier

Thomas Ostermeier werd in 1968 geboren in Soltau, vlakbij Hamburg als zoon van een beroepssoldaat en een verkoopster. Na zijn opleiding in Berlijn heeft hij daar altijd gewerkt. Sinds 1999 is hij als artistiek leider van de Schaubühne am Lehniner Platz, een groot ‘Haus’ (dat wil zeggen een theatergezelschap met een eigen schouwburg) in het westen van de stad. De Schaubühne was meest centrale theaters van West Berlijn, met artistiek leiders als Peter Stein en Luc Bondy, maar sinds de Wiedervereinigung is het centrum van de stad oostelijker komen te liggen en wordt de omgeving van het theater als buitenwijk gezien. Toch is de Schaubühne, naast het Berliner Ensemble, de Volksbühne en het Deutsches Theater nog steeds één van de vier grote, belangrijke ‘Häuser’ van de stad.

Ostermeier’s werk is min of meer te vergelijken met dat van Ivo van Hove in Nederland. Beiden kiezen radicale, vaak heftig emotionele interpretaties van klassieke toneelstukken, vaak met inzet van moderne videotechniek en beiden hebben een voorkeur voor vrouwen als het centrale personage. Ostermeier zei daarover in een interview: “Ik geloof dat vrouwen nog steeds, ondanks de strijd van de vrouwenbeweging, een zwakkere positie hebben in de maatschappij. Op het podium is dat interessant, want een dramatisch conflict van een vrouw in een toneelstuk is dan altijd ook een gevecht om macht en emancipatie.”

Ostermeier’s werk was de afgelopen jaren ook in Nederland regelmatig te zien. Hedda Gabler en Nora, die op het Holland Festival te zien waren, maakten indruk en in december vorig jaar speelde een door hem geregisseerde Hamlet met veel succes in de Amsterdamse Stadsschouwburg.

Zoals veel gerenomeerde Duitse regisseurs wordt Ostermeier veel gevraagd als gastregisseur en Die Ehe Der Maria Braun werd gemaakt bij het befaamde gezelschap Münchner Kammerspiele. En dat is nu net gezelschap dat vanaf volgend seizoen geleid gaat worden door de Nederlandse regisseur Johan Simons. Die krijgt dus als regisseur de beschikking over (onder anderen) de geweldige acteurs uit deze voorstelling. En omdat hij aangekondigd heeft dat hij de banden met Nederland warm wil houden zijn die waarschijnlijk de komende jaren nog wel vaker in Nederland te zien.

Interview Thomas Ostermeier

interviews,Parool,PS Kunst — simber op 14 december 2009 om 12:02 uur
tags: , , , , , ,

Dit weekend in Amsterdam te zien: Hamlet als doorgedraaide, decadente dikzak. De Schaubühne, het befaamde theatergezelschap uit Berlijn, is te gast in de Amsterdamse Stadsschouwburg met Hamlet van regisseur en artistiek leider Thomas Ostermeier. Voor de Stadsschouwburg gaat hiermee de internationale programmering, een nieuw speerpunt, nu echt van start. Bovendien komt Ostermeier volgend jaar bij Toneelgroep Amsterdam een gastregie doen. “Ik zie Hamlet als een verwend kind; een product van deze wereld”

Als de voorsteven van een schip verrijst het gebouw van de Schaubühne aan de Kufürstendamm in Berlijn. Het gebouw met de halfronde, modernistische gevel uit 1928 was oorspronkelijk een bioscoop, maar sinds 1981 zetelt hier het belangrijkste theatergezelschap van West-Berlijn. In de gedeelde stad lag het theater net buiten het centrum rond station Zoo en warenhuis KaDeWe, in het herenigde Berlijn is de omgeving een rustige buitenwijk geworden, bijna een uur reizen van de hippe bezirke Mitte en Prenzlauer Berg.

Toch is het druk, eind november bij een reprise van Hamlet. Opvallend veel jonge mensen komen kijken. Ostermeier valt in deze enscenering meteen maar met de deur in huis: “Sein oder nicht sein, daß ist die Frage.” Het decor is een enorme bak aarde, met daarboven een bewegens plateau waarop de familietragedie aan het Deense hof wordt uitgevochten. Als mafiosi in goedkope pakken sluipen ze om elkaar heen. Prins Hamlet zegt zijn monologen tegen een videocamera; de beelden worden geprojecteerd op een kettinggordijn. Vooral hoofdrolspeler Lars Eidinger valt op. Hij durft heel ver te gaan in het neerzetten van Hamlet’s pesterige gekte, een soort kruising tussen Kurt Cobain en Theo van Gogh. Liefhebbers van het werk van Ivo van Hove of Johan Simons zullen beslist niet teleurgesteld zijn.

Na afloop van de voorstelling neemt Thomas Ostermeier ruim de tijd voor een paar Nederlandse journalisten. Het is een lange man, begin veertig, informeel gekleed in een streepjestrui en een jasje met heel veel pennen in het borstzakje. In zijn kantoor, hoog achterin het gebouw, vertelt hij levendig over zijn visie op het ultieme toneelstuk. Zijn kenmerkend hinnikende lach klinkt regelmatig. “Als regisseur is Hamlet altijd iets dat speelt op de achtergrond. Het is dat grote ding dat je moet aangaan. Ik heb het stuk heel vaak gezien en ik vond die vaak teleurstellend dat Hamlet wordt gepresenteerd als een pure ziel met decadente mensen om zich heen. Ik wilde Hamlet juist net zo vadsig en decadent maken als zijn omgeving. Ik zie hem als iemand met veel fouten, een vet, verwend kind; een product van deze wereld.”

Continue reading “Interview Thomas Ostermeier” »

Verslag: TheaterTreffen in Berlijn

“Nach Berlin” is de eenvoudige slogan waaronder het TheaterTreffen dit jaar plaatsvond, en dus gingen we. Berlijn is zichzelf zeer bewust van haar positie als wereldhoofdstad van het kunsttheater en ook al wordt de jaarlijkse selectie van de tien “meest opmerkelijke” voorstellingen in het Duitse taalgebied vaak bekritiseerd als te degelijk en weinig avontuurlijk, toch zijn er dit jaar in een paar dagen toch voorstellingen van uitzonderlijk hoog niveau te zien. Bovendien: tegelijkertijd kun je tijdens een kort bezoek aan de stad genoeg avant garde meemaken.De selectie van tien voorstellingen maakt meteen al duidelijk wat de theatersteden van Duitsland zijn: Berlijn, München, Hamburg en Keulen. Daarnaast is Marthaler’s Schauspielhaus Zürich met twee voorstellingen vertegenwoordigd.

Het vooroordeel van degelijk dramaturgentheater wordt bevestigd door twee voorstellingen van de Münchner Kammerspiele die tijdens het openingsweekend te zien waren. Der Sturm van regisseur Stefan Pucher wordt een wonderlijk en soms uiterst grappig gedeconstrueerd plaatjesboek, waarin Prospero wordt gespeeld door een vrouw (Hildegard Schmahl), verwijzingen naar Gilbert & George en Lord of the Rings elkaar aanvullen, een meisjesgroepje in zuurstokkleurig bont een liedje over tonic zingt, de stormscène een making of met blue screen wordt en een stevige, Duitse, wat oudere acteur een liedje van John Lennon doet.

Fascinerend is het wel, maar hoewel je achter de mutimediale krachtpatserij rondom Shakespeare een statement vermoedt over virtualiteit en theater blijft het vooral bombast, met name door de verheven acteerstijl. Duitse acteurs zijn, dat zal ook later in de week blijken, in de eerste plaats vakbekwaam; ze kunnen praten en ze kunnen lopen en iedere toeschouwer, tot op het derde balkon, zal ze kunnen verstaan. Maar juist in dit soort postdramatische voorstellingen is enige frivoliteit gewenst, al was het maar om de acteurs enige autonomie ten opzichte van het regieconcept te geven. Alleen Thomas Schmauser als halve wilde Caliban weet binnen deze vorm de juiste toon van uitzinnigheid te treffen.

Ook in Die Ehe der Maria Braun, naar de film van Fassbinder, geregisseerd door Thomas Ostermeier valt deze monumentale vorm van acteren op. Alleen valt het hier meer op zijn plek. Ostermeier maakt van Maria Braun een moderne heldin, zoals hij eerder deed met Hedda Gabler en Nora van Ibsen. De tragedie van een zelfstandige vrouw die kort na de Tweede Wereldoorlog voor haarzelf en haar geliefde, die gevangen zit, een bestaan probeert op te bouwen en dat doet door nietsontziend alle mannen die op haar weg komen te gebruiken voor haar doel is koud en hard, maar juist daardoor aangrijpend.

Dat is grotendeels de verdienste van de jonge actrice Brigitte Hobmeier, een soort combinatie van Carice van Houten en Carola Arons, die als een onderkoelde furie door het jaren ’50 decor jaagt. Maar ook de vier mannen om haar heen, die de vele overige rollen spelen, weten de onheilszwangere, filmische sfeer met minimale middelen neer te zetten. Toch blijft het een nogal Duitse aangelegenheid: de rol van vrouwen in het Wirtschaftswunder zal vooral voor Wessi’s interessant zijn.

Bij beide producties valt overigens op hoe piepjong het team van makers en vormgevers is, dat samen met de acteurs applaus komt halen. Ostermeier (1968) en Pucher (1965) zijn dan wel geen jonge makers meer te noemen, maar hebben wel een team van zeer jonge dramaturgen en ontwerpers om zich heen verzameld.

Het contrast met Onkel Vanja kon niet groter zijn. Maar wat een wonderschone voorstelling heeft de inmiddels 64-jarige Jürgen Gosch bij zijn Deutsches Theater in Berlijn gemaakt. Vernieuwend theater is het niet te noemen, maar wat Gosch hier toont aan beheersing van de theatrale middelen en vertrouwen in zijn spelers is fenomenaal. In een minimaal decor, een zandkleurige doos, waar de acteurs niet uit kunnen ontsnappen, en beschenen door één gigantische schijnwerper maakt hij van Tsjechov nietsontziend drama, waarbij vooral Ulrich Matthes (wellicht bekend van zijn rol als Joseph Goebbels in de film Der Untergang) als Wanja opvalt. Maar juist in deze voorstelling blijkt ook de zegen van een compleet ensemble, waar zowel mannen als vrouwen in iedere leeftijdscategorie beschikbaar zijn en een grootheid als Gudrun Ritter beschikbaar en bereid is om de kleine moederrol op zich te nemen.

De klacht dat het Treffen te weinig oog heeft voor de vernieuwingen in het theater snijdt wel hout. Juist in Duitsland is naast de stadsgezelschappen de afgelopen vijf á tien jaar een nieuw, secundair theatercircuit opgekomen, waar in Berlijn de Sophiensaele en het Hebbel Theater uitingen van zijn. Sophiensaele was bijvoorbeeld coproducent van Stillen van Lotte van den Berg en While we were holding it together van Ivana Müller – dat later nog op het TheaterTreffen te zien is; maar dus niet in de selectie, maar als speciale gastvoorstelling.

In het Hebbel was in de week vóór het TheaterTreffen Showtime: Trial and Terror te zien, van het internationale performance-collectief Andcompany&Co, die met een rad van fortuin de Hamletmachine van Heiner Müller te lijf ging. Een licht sadistische quizmaster laat vier spelers in wedstrijdvorm scènes doen, alnaargelang het rad aanwees. Het is geestig, maar ook vermoeiend avant garde-theater, waarbij vooral opvalt hoeveel moeilijker publieksinteractie werkt in een land dat nog erg aan de repertoire-traditie hangt. De spelers lijken er ook niet helemaal uit of de toeschouwers nu de rol hebben van meelevende supporters of keurig schouwburgpubliek dat iets moet meekrijgen over het werk van Müller.

Ditzelfde probleem doet zich voor bij de enige echt wilde keuze van de TheaterTreffen jury: Die Erscheinungen der Martha Rubin, een ervarings-voorstellings-installatie die de jonge Deense theatermaker Signa Sørensen maakte bij Schauspiel Köln. In een grote loods in het diepe zuiden van Berlijn bouwde ze een stadje van aftanse caravans en houten schotten, bewaakt door militairen en ziekenzusters, met een café, een snoepwinkel en een peepshow. Gedurende acht dagen spelen de ongeveer vijftig acteurs in volledige improvisatie en interactie met het publiek het verhaal over de wonderbaarlijke orakels van een zigeunervrouw, terwijl ze in het stadje koken, eten, zich wassen en slapen.

Deze installatie lijkt op het werk van Boukje Schweigman en Dries Verhoeven, maar Sørensen schiet door in megalomanie. ’s Avonds schijnt het heel wild te zijn met veel drank en risque optredens, maar ’s morgens om negen uur ligt het grootste deel van de goegemeente nog te slapen, zodat niet helemaal duidelijk wordt wat de toegevoegde waarde is van het 24-uurs-concept.

En dan is er ook nog de State of the art van Berlijn zelf. In de Volksbühne heeft de jonge theatermaker René Pollesch zich een vaste plaats verworven naast intendant Frank Castorf. In deze week was van hem de voorstelling Darwin-win, Martin Loser-Drag King & Hygiene auf Tauris te zien. Zijn mix van sociologisch theoretische teksten, dansers, flauwe humor en improvisaties is een soort kruising van Eric de Vroedt, Wim T. Schippers en Alain Platel, maar dan on speed en van een intellectueel bijzonder krachtig niveau.

Hier zie je –ook zonder de in plat Berlijns uitgesproken gortdroge verhandelingen over sociaal Darwinisme helemaal te kunnen volgen- meteen de verbinding tussen wat de personages staan te roepen en de ontwikkelingen buiten op straat. Waar in de nieuwe hippe wijken zoals Friedrichshein of Pankow naast de cafés en designerwinkels geen galeries of theaters meer komen (zoals eerder wel gebeurde in Prenzlauer Berg en het Scheunenviertel en waar naast Alexanderplatz een gigantische mall is verrezen die de Berlijners fascineert met zijn ongegeneerde verkooplust.

Tot slot: in Nederland zijn we de afgelopen jaren wel erg met onze eigen theatersores bezig geweest. Het is buitengewoon verfrissend om te merken dat in Berlijn Nederland en België er gewoon bijhoren: Pia Douwes speelt haar sterrol Elisabeth in het Theater des Westens; het Maxim Gorki Theater gaat Mefisto Forever van Tom Lanoye uitvoeren; tegelijk met het TheaterTreffen spelen NT Gent en Toneelgroep Amsterdam hun coproductie Maeterlinck; en zoals gezegd werkt de Sophiensaele regelmatig voor Nederlandse makers.

Het zou fijn zijn als die vanzelfsprekendheid iets meer wederzijds werd. Het Nederlandse publiek verdient Gosch’ Onkel Vanja en wat zou het leuk zijn als Pollesch eens een gastregie zou komen doen.

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity