Recensie/verslagje Over het IJ

Ze willen er eigenlijk niet te veel aan denken en er gewoon een leuk festival van maken. Maar de medewerkers van theaterfestival Over het IJ, dat gisteravond van start ging, vrezen voor het voortbestaan van het festival dat dit jaar twee negatieve subsidiebesluiten te horen kreeg, eerst van de gemeente Amsterdam en daarna, afgelopen maandag, van het Nederlandse Fonds voor de Podiumkunsten. En het weer was ook al niet al te zomers.

De 16e editie werd in het festivalcentrum op het NDSM-terrein geopend door wethouder Gehrels van cultuur die de levendigheid van stadsdeel Noord prees en die verder het zwijgen ertoe deed of zij het festival nog met een politieke truc gaat redden. Vlak daarvoor werd ze daartoe nog opgeroepen door theatermaker Boukje Schweigman die vroeg om ruimte voor theater in de open lucht en dat verduidelijkte door samen met de bij het festival betrokken makers enkele tientallen ballonnen op te laten.

Intussen was er ook nog theater te zien op de openingsdag. Wij van Roos van Geffen bijvoorbeeld, een even beklemmende als intieme een-op-een voorstelling. De opstelling doet onmiskenbaar denken aan een peepshow, twaalf éénpersoonshokjes rondom een verduisterde piste. Nadat je in je cabine wordt geleid, wordt vanuit het diepe duister in de verte een gezicht zichtbaar, spookachtig en als een antiek masker in een donker museum. Nieuwe gezichten komen en verdwijnen, steeds dichterbij, maar steeds op voyeuristische afstand. Van Geffen’s werk heeft veel te maken dat van Dries Verhoeven. Wij mist de indringende helderheid van diens U bevindt zich hier, maar heeft een eigen poëtische rust.

Op Over het IJ is ook te zien dat de zomerfestivals meer samenwerken: Wij stond eerder op Festival a/d Werf, voorstellingen als Maat voor Maat –een ergerlijk schoolse Shakespeare van ’t Woud Ensemble- en V.O.C. van Joachim Robbrecht –interessante, maar voor het festivalpubliek wellicht té intellectuele zoektocht naar de Nederlandse mentaliteit- waren ook te zien op Oerol. De fantastische clownstragedie Schmiere van Deuten & De Goeij staat dit jaar zelfs voor de tweede keer op het festival. Dat is prettig voor makers en publiek, maar voor professionals en subsidiënten gaan de zomerfestivals daardoor veel op elkaar lijken.

Juist dat was een van de redenen voor de Amsterdamse Kunstraad om het festival subsidie te ontzeggen. Maar hoewel er zeker het nodige is aan te merken op het festival –het programma is overdadig en mist focus; de publieke belangstelling is op de openingsavond niet echt groot- is het juist de rol die Over het IJ speelt in het circuit van festivals die van belang is. Zonder Over het IJ zijn de vitale en ongewone festivalvoorstellingen (zoals die van Schweigman, Van Geffen of Deuten & De Goeij) helemaal niet meer in Amsterdam te zien. Mocht het worden opgeheven, dan zou het alleen al daarom onmiddellijk weer moeten worden opgericht.

Over het IJ duurt nog t/m 13 juli. Meer info op www.overhetij.nl

Verslag: TheaterTreffen in Berlijn

“Nach Berlin” is de eenvoudige slogan waaronder het TheaterTreffen dit jaar plaatsvond, en dus gingen we. Berlijn is zichzelf zeer bewust van haar positie als wereldhoofdstad van het kunsttheater en ook al wordt de jaarlijkse selectie van de tien “meest opmerkelijke” voorstellingen in het Duitse taalgebied vaak bekritiseerd als te degelijk en weinig avontuurlijk, toch zijn er dit jaar in een paar dagen toch voorstellingen van uitzonderlijk hoog niveau te zien. Bovendien: tegelijkertijd kun je tijdens een kort bezoek aan de stad genoeg avant garde meemaken.De selectie van tien voorstellingen maakt meteen al duidelijk wat de theatersteden van Duitsland zijn: Berlijn, München, Hamburg en Keulen. Daarnaast is Marthaler’s Schauspielhaus Zürich met twee voorstellingen vertegenwoordigd.

Het vooroordeel van degelijk dramaturgentheater wordt bevestigd door twee voorstellingen van de Münchner Kammerspiele die tijdens het openingsweekend te zien waren. Der Sturm van regisseur Stefan Pucher wordt een wonderlijk en soms uiterst grappig gedeconstrueerd plaatjesboek, waarin Prospero wordt gespeeld door een vrouw (Hildegard Schmahl), verwijzingen naar Gilbert & George en Lord of the Rings elkaar aanvullen, een meisjesgroepje in zuurstokkleurig bont een liedje over tonic zingt, de stormscène een making of met blue screen wordt en een stevige, Duitse, wat oudere acteur een liedje van John Lennon doet.

Fascinerend is het wel, maar hoewel je achter de mutimediale krachtpatserij rondom Shakespeare een statement vermoedt over virtualiteit en theater blijft het vooral bombast, met name door de verheven acteerstijl. Duitse acteurs zijn, dat zal ook later in de week blijken, in de eerste plaats vakbekwaam; ze kunnen praten en ze kunnen lopen en iedere toeschouwer, tot op het derde balkon, zal ze kunnen verstaan. Maar juist in dit soort postdramatische voorstellingen is enige frivoliteit gewenst, al was het maar om de acteurs enige autonomie ten opzichte van het regieconcept te geven. Alleen Thomas Schmauser als halve wilde Caliban weet binnen deze vorm de juiste toon van uitzinnigheid te treffen.

Ook in Die Ehe der Maria Braun, naar de film van Fassbinder, geregisseerd door Thomas Ostermeier valt deze monumentale vorm van acteren op. Alleen valt het hier meer op zijn plek. Ostermeier maakt van Maria Braun een moderne heldin, zoals hij eerder deed met Hedda Gabler en Nora van Ibsen. De tragedie van een zelfstandige vrouw die kort na de Tweede Wereldoorlog voor haarzelf en haar geliefde, die gevangen zit, een bestaan probeert op te bouwen en dat doet door nietsontziend alle mannen die op haar weg komen te gebruiken voor haar doel is koud en hard, maar juist daardoor aangrijpend.

Dat is grotendeels de verdienste van de jonge actrice Brigitte Hobmeier, een soort combinatie van Carice van Houten en Carola Arons, die als een onderkoelde furie door het jaren ’50 decor jaagt. Maar ook de vier mannen om haar heen, die de vele overige rollen spelen, weten de onheilszwangere, filmische sfeer met minimale middelen neer te zetten. Toch blijft het een nogal Duitse aangelegenheid: de rol van vrouwen in het Wirtschaftswunder zal vooral voor Wessi’s interessant zijn.

Bij beide producties valt overigens op hoe piepjong het team van makers en vormgevers is, dat samen met de acteurs applaus komt halen. Ostermeier (1968) en Pucher (1965) zijn dan wel geen jonge makers meer te noemen, maar hebben wel een team van zeer jonge dramaturgen en ontwerpers om zich heen verzameld.

Het contrast met Onkel Vanja kon niet groter zijn. Maar wat een wonderschone voorstelling heeft de inmiddels 64-jarige Jürgen Gosch bij zijn Deutsches Theater in Berlijn gemaakt. Vernieuwend theater is het niet te noemen, maar wat Gosch hier toont aan beheersing van de theatrale middelen en vertrouwen in zijn spelers is fenomenaal. In een minimaal decor, een zandkleurige doos, waar de acteurs niet uit kunnen ontsnappen, en beschenen door één gigantische schijnwerper maakt hij van Tsjechov nietsontziend drama, waarbij vooral Ulrich Matthes (wellicht bekend van zijn rol als Joseph Goebbels in de film Der Untergang) als Wanja opvalt. Maar juist in deze voorstelling blijkt ook de zegen van een compleet ensemble, waar zowel mannen als vrouwen in iedere leeftijdscategorie beschikbaar zijn en een grootheid als Gudrun Ritter beschikbaar en bereid is om de kleine moederrol op zich te nemen.

De klacht dat het Treffen te weinig oog heeft voor de vernieuwingen in het theater snijdt wel hout. Juist in Duitsland is naast de stadsgezelschappen de afgelopen vijf á tien jaar een nieuw, secundair theatercircuit opgekomen, waar in Berlijn de Sophiensaele en het Hebbel Theater uitingen van zijn. Sophiensaele was bijvoorbeeld coproducent van Stillen van Lotte van den Berg en While we were holding it together van Ivana Müller – dat later nog op het TheaterTreffen te zien is; maar dus niet in de selectie, maar als speciale gastvoorstelling.

In het Hebbel was in de week vóór het TheaterTreffen Showtime: Trial and Terror te zien, van het internationale performance-collectief Andcompany&Co, die met een rad van fortuin de Hamletmachine van Heiner Müller te lijf ging. Een licht sadistische quizmaster laat vier spelers in wedstrijdvorm scènes doen, alnaargelang het rad aanwees. Het is geestig, maar ook vermoeiend avant garde-theater, waarbij vooral opvalt hoeveel moeilijker publieksinteractie werkt in een land dat nog erg aan de repertoire-traditie hangt. De spelers lijken er ook niet helemaal uit of de toeschouwers nu de rol hebben van meelevende supporters of keurig schouwburgpubliek dat iets moet meekrijgen over het werk van Müller.

Ditzelfde probleem doet zich voor bij de enige echt wilde keuze van de TheaterTreffen jury: Die Erscheinungen der Martha Rubin, een ervarings-voorstellings-installatie die de jonge Deense theatermaker Signa Sørensen maakte bij Schauspiel Köln. In een grote loods in het diepe zuiden van Berlijn bouwde ze een stadje van aftanse caravans en houten schotten, bewaakt door militairen en ziekenzusters, met een café, een snoepwinkel en een peepshow. Gedurende acht dagen spelen de ongeveer vijftig acteurs in volledige improvisatie en interactie met het publiek het verhaal over de wonderbaarlijke orakels van een zigeunervrouw, terwijl ze in het stadje koken, eten, zich wassen en slapen.

Deze installatie lijkt op het werk van Boukje Schweigman en Dries Verhoeven, maar Sørensen schiet door in megalomanie. ’s Avonds schijnt het heel wild te zijn met veel drank en risque optredens, maar ’s morgens om negen uur ligt het grootste deel van de goegemeente nog te slapen, zodat niet helemaal duidelijk wordt wat de toegevoegde waarde is van het 24-uurs-concept.

En dan is er ook nog de State of the art van Berlijn zelf. In de Volksbühne heeft de jonge theatermaker René Pollesch zich een vaste plaats verworven naast intendant Frank Castorf. In deze week was van hem de voorstelling Darwin-win, Martin Loser-Drag King & Hygiene auf Tauris te zien. Zijn mix van sociologisch theoretische teksten, dansers, flauwe humor en improvisaties is een soort kruising van Eric de Vroedt, Wim T. Schippers en Alain Platel, maar dan on speed en van een intellectueel bijzonder krachtig niveau.

Hier zie je –ook zonder de in plat Berlijns uitgesproken gortdroge verhandelingen over sociaal Darwinisme helemaal te kunnen volgen- meteen de verbinding tussen wat de personages staan te roepen en de ontwikkelingen buiten op straat. Waar in de nieuwe hippe wijken zoals Friedrichshein of Pankow naast de cafés en designerwinkels geen galeries of theaters meer komen (zoals eerder wel gebeurde in Prenzlauer Berg en het Scheunenviertel en waar naast Alexanderplatz een gigantische mall is verrezen die de Berlijners fascineert met zijn ongegeneerde verkooplust.

Tot slot: in Nederland zijn we de afgelopen jaren wel erg met onze eigen theatersores bezig geweest. Het is buitengewoon verfrissend om te merken dat in Berlijn Nederland en België er gewoon bijhoren: Pia Douwes speelt haar sterrol Elisabeth in het Theater des Westens; het Maxim Gorki Theater gaat Mefisto Forever van Tom Lanoye uitvoeren; tegelijk met het TheaterTreffen spelen NT Gent en Toneelgroep Amsterdam hun coproductie Maeterlinck; en zoals gezegd werkt de Sophiensaele regelmatig voor Nederlandse makers.

Het zou fijn zijn als die vanzelfsprekendheid iets meer wederzijds werd. Het Nederlandse publiek verdient Gosch’ Onkel Vanja en wat zou het leuk zijn als Pollesch eens een gastregie zou komen doen.

Verslagje Wiener Festwochen

buitenland,Parool,verslagjes — simber op 12 mei 2008 om 23:01 uur
tags: , , , , ,

Het EK voetbal begint er over iets minder dan een maand, maar Wenen blijft de gekte tot nu te beperkt. Goed, de metro rijdt sinds een paar dagen tot aan het Ernst Happel Stadion en de vele taartenbakkers van de stad leven zich uit in voetbalmodellen, maar de traditierijke cultuurstad heeft op het moment wat anders aan het hoofd: de Festwochen zijn begonnen. De Wiener Festwochen is sinds jaren een van de meest prestigieuze podiumkunstfestivals van Europa, maar toch ontkomt de culturele elite van de stad niet aan de voetbalmanie: sponsor A1 deelt speciale Festwochen-voetbalsjaaltjes uit, waarmee die fanatiek gedragen worden door de vele bobo’s op de premièrefeestjes.

Deze editie heeft speciale aandacht voor Nederland, en brengt verderop voorstellingen als Romeinse Tragedies van Toneelgroep Amsterdam en Broeders van Jetse Batelaan. Maar ook het ‘reguliere’ festivalaanbod is zeker de moeite waard.

Er is zelfs één voetbal op het toneel te zien, zij het een leeggelopen, ingeklapt exemplaar. De Vlaamse regisseur Luk Perceval –bekend van Ten Oorlog– maakte bij de Münchner Kammerspiele Troilus und Cressida, waarin hij Shakespeare’s zuivere, jonge liefdespaar in de Trojaanse oorlog neerzet tegenover een kinderachtige groep oude mannen, die zonder plan een oorlog zijn ingehold en nu geen idee hebben hoe ze eruit moeten komen.

In een leeg toneelhuis, met neerdruppelend water als onder een lekkend dak, zet Perceval zijn rituele, grootse beeldentaal in om oeroude verhalen naast het laatste nieuws te zetten. Bewerker Paul Brodowsky gebruikt Shakespeare’s structuur en taal slechts als aanzet, en niet al zijn vondsten werken, maar toch is het groots en monumentaal theater. Dat belooft nog wat voor Perceval’s Molière, een eerdere regie, die in juni in het Holland Festival te zien is.

Al even monumentaal is Platz Mangel van de Zwitserse sterregisseur Christoph Marthaler. Zijn laatste speelt zich af bovenop een berg op het station van een kabelbaan. Eens in de zoveel tijd komt de gondel binnen die nieuwe personen binnen brengt. Het decor is dit keer niet van zijn vaste vormgever Anna Viebrock, maar Frieda Schneider werkt op dezelfde, enorme schaal. Het blijkt een sanatorium waar de krankzinnige patiënten en de al even krankzinnige verzorgers geheel inwisselbaar zijn.

Zoals altijd bij Marthaler is er geen sprake van een helder verhaal, wordt er prachtig gezongen en is de fysieke, beetje platte humor vaak onweerstaanbaar grappig. Vooral het gebruik van de muziek van de Oostenrijkse jaren 80 synthesizerband Modern Talking is hilarisch (en kon in Wenen op groot enthousiasme rekenen). Marthaler maakte deze voorstelling in zijn thuisstad Zürich, na enkele jaren afwezigheid. Je zou Platz Mangel -een woordspeling op “platzmangel”: “ruimtegebrek”- kunnen zien als hard commentaar op zijn geestelijk gestoorde, lichamelijk onzekere thuisland.

Maar hoewel plastische chirurgie, orgaandonatie en -via de Johannes Passion- het lichamelijke lijden van Christus aan de orde komen, blijft de voorstelling nogal gemakzuchtig. Marthalers vaste patroon van losse scènes en mooi zingen is bekend en wordt bijna clichématig.

Al met al verschilt het festivalaanbod helemaal niet zo wezenlijk van het Holland Festival of KunstenFestivalDesArts in Brussel. Wat wel opvallend anders is, is het grote enthousiasme en de betrokkenheid van de gewone Weners bij het theater in het algemeen en de Festwochen in het bijzonder.

Volgende week woensdag in PS Kunst: jonge theatermaker Jetse Batelaan op de Theatertreffen.
De Wiener Festwochen duren nog tot 15 juni. Meer info op www.festwochen.at

Verslagje debat: Wat de boer niet kent dat ziet hij niet

Theatermaker,verslagjes — simber op 31 januari 2008 om 16:44 uur
tags: ,

Voor de TM van december/januari:
Gezien: debat: Wat de boer niet kent dat ziet hij niet, 12 november 2007 in het TIN

Hoe moet een recensent een voorstelling bespreken uit een heel andere cultuur? Over deze vraag discussieerde een klein gezelschap van critici en specialisten in het TIN, met als praktisch voorbeeld de voorstelling Second Visit to the Empress van Shen Wei Dance Arts, een Peking-opera met moderne dans.

Het vriendelijke debat liet vooral een tegenstelling zien tussen de opvatting van Frank Kouwenhoven -deskundig op het gebied van Chinese muziek- en die van Raymond van den Boogaard, chef kunst van NRC Handelsblad.

Kouwenhoven blijkt een duidelijk voorstander van het vergroten van de specialistische kennis van recensenten. Hij trok meermalen de vergelijking tussen economische en politieke verslaggeving en literatuurrecensies in de dagbladen, waar volgens hem wel ruimte (en geld) is om mensen met specifieke kennis aan het woord te laten.

In tegenstelling tot Huib Haringhuizen, directeur van het Wereld Muziektheater Festival die enthousiast was over het informatieve gehalte van de kritieken, leek Kouwenhoven niet echt onder de indruk van het niveau van de overigens positieve recensies over Shen Wei. Wellicht was hij te beleefd om dat tegen de aanwezige schrijvers te zeggen, hij klaagde liever over de Amerikaanse recensies die stelden dat omdat deze voorstelling saai was het hele genre Peking Opera niet geschikt is voor de VS.

Tegenover Kouwenhoven staat Van den Boogaard die keer op keer wijst op het algemene publiek dat door de krant bediend moet worden. Iemand die veel weet van de cultuur achter een voorstelling schrijft niet noodzakelijkerwijs een betere recensie dan een relatieve leek die met goede argumenten een leesbaar stuk kan schrijven. Van den Boogaard beklaagde zich juist over de gebrekkige vaardigheid van Nederlandse wetenschappers om hun vakgebied in lekentaal uit te leggen

Andere stemmen zorgen voor nuancering. Parool-dansrecensente Francien van der Wiel vertelt dat haar krant een zogenaamde “etno-recensent”, een journalist gespecialiseerd in wereldmuziek. Theaterwetenschapper Lucia van Heteren herinnerde de verzamelde critici nog even fijntjes aan het bestaan van vakliteratuur, die natuurlijk niet de ervaring van de voorstelling kan vervangen, maar wel de nodige basale inzichten kan verschaffen.

Het was echter aan dovemansoren gericht. Onder toneelrecensenten lijkt research uit de mode. Informatie en uitleg hoort thuis in voorbeschouwingen, voor een recensie dient een voorstelling juist ‘droog’ bekeken te worden.

Het bleef in het midden of theater-, opera- of danscritici eigenlijk niet al enorm specialistisch zijn en of het in een dagbladrecensie niet beter is om een dergelijke voorstelling te plaatsen binnen het Nederlandse podiumkunstaanbod, dan te relateren aan de oorspronkelijke context.

Aan het eind probeerde gespreksleider Constant Meijers nog een morele draai aan de discussie te geven door te focussen op specialisme binnen de Nederlandse theaterscene: veel allochtone theatermakers lijken te vinden dat hun werk te veel vanuit ‘wit’ perspectief wordt beoordeeld. Verrassend genoeg blijkt er volgens de aanwezigen ineens geen enkele culturele hindernis te zijn; voorstellingen uit China behoeven wellicht specialistische kennis, maar alles wat binnen de landsgrenzen gemaakt kan kan allemaal langs dezelfde meetlat. Waar is Laurien Saraber wanneer je haar nodig hebt?

Verslagje ‘Geblindoekte Verhalen’ van St. John Leerdam

Parool,recensies,verslagjes — simber op 10 december 2007 om 02:25 uur
tags: , ,

Is het toeval? Deze week werd bekend dat de Vara een telefilm maakt over de treinkaping door een groep Molukkers bij Wijster, en gisteravond vond Geblinddoekte Verhalen plaats, een happening -in de woorden van organisator en regisseur tevens Tweede Kamerlid John Leerdam- over de Molukse gemeenschap in Nederland, met een grote rol voor die andere treinkaping bij De Punt en de gijzeling op de school in Bovensmilde in 1977. Nu de meest hysterische kantjes van de angst voor moslimterrorisme in Nederland zijn afgeslepen, lijken de geweldadige acties van de Molukkers voor kunstenaars een nuttig aangrijpingspunt te zijn voor onderzoek naar geweld en ideologie.

Geblinddoekte verhalen is een eenmalige collage-achtige voorstelling met tekstfragmenten (veel uit voorstellingen van theatergroep Delta) en muziek. Links zit de band, onder leiding van Harto Soemodihardjo. Een rij artiesten achterop het podium, allen gekleed in zwart, met een zwarte tekstmap in de hand. Steeds komen er een paar naar voren die een scène lezen of een lied zingen. Bekende namen uit de Molukse gemeenschap zoals Rocky Tuhuteru (als verteller) en Anis de Jong staan naast Belanda’s als Burgemeester Cohen en Catherine Keyl.

De voorstelling begint tamelijk grimmig, met een expliciet lied over de nog steeds uitstaande schuld aan de Molukkers die in de Tweede Wereldoorlog in het Nederlandse leger vochten en een eigen staat beloofd kregen, maar het uiteindelijk moesten doen met een enkele reis Nederland. Er zijn nog steeds Molukkers die hun koffers in de huiskamer hebben staan: ze zijn hier maar tijdelijk. Hun kinderen wilden niet wachten totdat de Nederlandse regering hen tegemoet kwam en gingen tot actie over.

Maar de daden van de treinkapers worden niet vergoeilijkt. Keyl vertelt een emotionerend verhaal van een slachtoffer van de treinkaping. Cohen leest Den Uyl’s verantwoording voor het ingrijpen met geweld -dat hij als “een nederlaag”? beschouwt- met afstandelijke autoriteit. Cohen heeft overigens een druk theaterleven; twee weken geleden nog was hij onderwerp van een themamiddag bij De Brakke Zondag.

Cultuurwethouder Carolien Gehrels maakt van een persvoorlichter van het Ministerie van Justitie een wereldvreemd maar geestig typetje. Zij herinnert zich vooral de saamhorigheid van het team dat het beleid rond de kapingen moest maken, en dat ze tussendoor een nieuwe jurk en naar de kapper moest, omdat het anders een belediging van de televisiekijker zou zijn. Tegelijkertijd spelen op het videoscherm op de achtergrond minder frivole beelden van de eenzame trein in het Drentse landschap en de overvliegende straaljagers die de ontzetting inleidden.

Maar het blijft bij een uitwisseling van slachtofferschap, en troost door middel van muziek. Was het met deze multiculturele cast, met ook nog Jörgen Rayman, Kathleen Ferrier en Paulette Smit, niet juist interessant geweest om te bedenken wat er zou zijn gebeurd als die Molukse Republiek er wèl was gekomen en het utopische ideaal -zoals in Suriname en op de Antillen- in praktijk zou moeten worden gebracht?

Leerdam maakte een andere keuze: hij lijkt loutering te willen bieden voor de Molukse gemeenschap. Het laatste lied gaat over “een nieuwe weg/geen koffers meer”. Ook de Molukkers zullen het in de multiculturele samenleving moeten zien te rooien.

Verslagje De Brakke Zondag met Job Cohen

Parool,verslagjes — simber op 25 november 2007 om 22:09 uur
tags: ,

Het is een merkwaardige combinatie van theater en journalistiek, die de organisatoren van de Brakke Zondagen proberen te maken. Gisteren was in De Brakke Grond burgemeester Job Cohen te gast als onderwerp en lijdend voorwerp van een middag met interviews, liedjes, monologen, live cartoonisten, filmpjes en korte acts over zijn burgemeesterschap

“Journaleater” noemt spreekstalmeester en mede-organisator Pieter-Bas van Wiechen het maandelijkse evenement, dat normaal een iets abstracter onderwerp heeft. Deze middag werd het een soort combinatie van Mies Bouman en Het Gesprek, waarbij de bewuste knulligheid (die je terugziet bij heel veel twintigers-initiatieven, zoals Woof! of Club Slip en Grip) zorgde voor een informele setting rondom de hoge gast.

In een decor van het ‘Job Cohen-park’ maken Van Wiechen en Frederique de Jong het Cohen in hun gezamenlijke interview niet heel moeilijk. “Hoe herinneren we ons Job Cohen over zestig jaar”?, vraagt Van Wiechen. “Weet jij nog wie er zestig jaar geleden burgemeester van Amsterdam was”?, antwoordt Cohen ad rem, en de zaal lacht.

De burgemeester vertelt enthousiast dat iedereen in de wereld tot in de Braziliaanse jungle Amsterdam kent (dankbare inspiratie voor de cartoonisten) en toont oprechte zorg voor de stad waarin de verscheidenheid leidt tot verdeling in plaats van tot vereniging. Ongewenste vragen of verdere details worden met superieure charme afgewimpeld. Cohen is de onbetwiste ster van de dag.

Tussendoor geven Justus van Oel en Ben Melis in geestige mini-sketches als volkse Waldorf en Statler commentaar vanaf het balkon. Joy Wielkes zingt een mooie, melancholieke ode aan Amsterdam en Cohen krijgt per telefoon uit Shanghai van correspondent Michiel Hulshof het advies om de Chinese filosofie voor het oplossen van probleemwijken de volgen: Chai Chu, oftewel Slopen maar!

Her laatste plaatje van tekenaar Suus van den Akker maakt de wame sfeer helemaal af: een plaatje van Cohen met z’n armen om de hele stad, de boel een beetje bij elkaar houdend. Het einde is een toost “Op Job”, waarna Van Oel en Melis de middag nog even bondig samenvatten: “Er wordt wel on-Amsterdams weinig gekankerd vandaag…” “Het is een rare middag, maar die acteur die de burgemeester speelt mag blijven!”

Verslagje Robodock

Parool,verslagjes — simber op 20 september 2007 om 08:34 uur
tags: ,

RobodockRobodock is in de eerste plaats een erg fotogeniek festival. Ondanks het foto-verbod zijn vrijwel alle bezoekers in de weer met digitale camera of mobiele telefoon. En geef ze eens ongelijk. In en buiten de NDSM hal in Noord kan je vrijelijk rondlopen tussen vurige installaties, absurde electronica en ander visueel spektakel. Het is een kruising tussen Lowlands, de Parade, krakerscafé Vrankrijk en Transformers, doordesemd met de geur van propaan.Het festival, met zijn roots stevig in de broedplaatsen en krakers-scene laveert deze editie tussen dreadlocks en laptops. Nog steeds zijn er veel acts die blijven hangen in de eeuwige spektakeltheateresthetiek van The Wall en Mad Max. Groepen als het Duitse Antagon en EXOS uit Zwitserland bieden de voorspelbare mix van helmen, witgeschminckte vrouwen, trommels, circus en heel veel vuur.

Toch is er ook binnen de zelfmaak-cultuur ruimte voor vernieuwing. De Franse groep La Machine bestaat uit een groepje strijkers en blazers, aangevuld met een aantal fantasievolle apparaten die met motoren, drums, perslucht, flessen en gitaren een heel nieuw genre mechanieke muziek maken.

Even gigantisch als spectaculair is de brandende metalen wurgslang van de Amerikaanse Flaming Lotus Girls die buiten staat. Bezoekers kunnen met een paar knopjes de fik nog eens extra opstoken en houden zo een paar honderd man warm. De Engelse kunstenaar The Uncredible Paka maakte een prachtige robot-pitbull die hij als een dompteur over het terrein leidt. Festivaldirecteur Maik ter Veer heeft hiermee een mooie selectie van internationaal toonaangevende voorstellingen en installaties bij elkaar.

Meer aan de high-tech kant zit de interessante Border Control Unit van de Nederlandse groep Piek! Als bezoeker mag je met een joystick de bewakingscamera’s van het festivalterrein bedienen. Ongewenste indringers kun je met een waterkanon beschieten. Nieuwsgierigmakend, maar helaas gisteravond nog niet in gebruik was de enorme metalen robothand van Robochrist Industries. Volgens het programma kan een bezoeker de hand met een sensor-handschoen besturen en zo even supermenselijke krachten ervaren. Een danig gehavend bestelbusje naast de hand is het resultaat van een eerdere try-out. Even verderop staat een pallet met computerapparatuur te wachten op zijn lot.

Opvallend is dat vooral de hoogtechnologische installaties echt interactief zijn en daarmee proberen sociaal commentaar te geven. Nu Ter Veer heeft aangegeven dat hij van Robodock een permanente productieplaats wil maken, zou hij er goed aan doen om een keuze te maken tussen de licht in zichzelf gekeerde, anarchistische knutselaars en de maatschappelijk bewogen whizz-kids.

Robodock. Gezien, 19/9/07 op het NDSM terrein, Amsterdam Noord. Aldaar t/m 22/9. Meer info op www.robodock.org

Verslag TF-1

nieuws,Parool,verslagjes — simber op 11 september 2007 om 10:17 uur
tags: , , , ,

Met het Gala van het Nederlands Theater, waarin de uitreiking van de belangrijkste toneelprijzen plaatsvond, werd gisteren het festival TF-1 afgesloten. Het reprisefestival waarmee het theaterseizoen wordt geopend vond dit jaar voor de tweede maal plaats.

Belangrijkste en meest succesvolle onderdeel waren reprises van de tien beste voorstellingen van het afgelopen seizoen. De door een jury onder leiding van Mieke van der Weij gekozen voorstellingen gaven een aardige doorsnee van het Nederlands toneel in 2007. Daarbij viel vooral op hoe zeer het gesubsidieerde toneel zijn relevantie zoekt in expliciet engagement. In Mefisto For Ever legt het Antwerpse Toneelhuis paralellen tussen de opkomst van het Vlaamse Belang in zijn stad en het Nazibewind, Mightysociety 4 gaat over globalisering, en Mug Inn van Mugmetdegoudentand onderzoekt het maatschappelijke onbehagen in Nederland.

Het contrast met de twee genomineerden voor de Toneel Publieksprijs die ook op het festival te zien waren kon haast niet groter zijn. Dat zijn vrije producties waarin van televisie bekende acteurs (Huub Stapel, Olga Zuiderhoek) spelen in boekbewerkingen zoals Kentering van een Huwelijk en repertoirestukken als Wie is er bang voor Virginia Woolf? Goed gemaakt toneel, dat zeker, maar ook nogal braaf amusement en een beetje saai.

Er zijn vele omschrijvingen mogelijk voor het fringe festival TF-2, maar saai is daar niet een van. Het door de TF-1 organisatie zelf opgezette tegenfestival is eerder verwarrend, overdadig, chaotisch en onoverzichtelijk. Doordat het festival een open inschrijving heeft zonder selectie, zaten tussen de 280 voorstellingen nogal wat tweederangs cabaretiers, enthousiaste dilletanten en aardige voorstellingen die toevallig in de stad waren. Het blijft onduidelijk voor wie dit festival nou bedoeld is.

De huidige opzet lokt vooral theatermakers die meer talent hebben voor het uitbaten van hun voorstellingen dan voor het maken ervan. Maar de pareltjes van TF-2 worden toch vooral gepresenteerd door groepen die al enige reputatie hebben verworven zoals de vijf meiden van Norfolk in hun geestige saunapersoneel performance Uptijd of Opium voor het Volk met hun quarterlife crisis tragedie Overwinteren.

Aan de andere kant van het spectrum staat de Fringe Rouge, een programmaonderdeel met crossover tussen theater en porno, geïnspireerd door het (inmiddels herroepen) rechtsbesluit dat peepshows voor de belasting ook theater zijn. Het belooft veel ondeugends, maar blijft vooral braaf, met een matige moderne dansproductie in Casa Rosso en een performance van een man met bokkepoten, puntoren en een panfluit achter een raam op de Wallen, die tenminste nog veel verwarring zaait onder de langslopende dronken Engelsen.

Opvallend is dat binnen het enorme aanbod van TF-2 nog een flink aantal verzamelprogramma’s zitten, zoals Club Slip & Grip, Licht in Augustus, Woof! en Sugar Mash-up. Op dit soort avonden trekken verschillende acts voorbij terwijl de bar open blijft. Soms heeft het de sfeer van een Berlijns jaren-dertig Varieté (Club Slip & Grip met naast goochelaars en dansers een paaldans-act en een naaktmodel), soms herinnert het meer aan de bonte avond van school (Woof!, met veel singer-songwriters met absurde teksten).

Enerzijds kun je dat bekijken als de ultieme cynische poging van theaters om met gesubsidieerd loungen een jonger publiek binnen te krijgen, maar misschien is het ook wel de enige manier om de grillige creativiteit van de jongste generatie kunstenaars te vangen.

Festivalleider Jeffrey Meulman heeft aangegeven dat hij TF-2 zo snel mogelijk wil afstoten naar een zelfstandige organisatie om alle energie te richten op het ontwikkelen van TF-1 tot een groot publieksfestival. Dat is een verstandige keuze, want de twee programma’s lopen nu al bijna onoverbrugbaar uit elkaar. Het hele TF-1 moet nog groeien, maar weet met beperkte middelen toch al een heel behoorlijke seizoensopening neer te zetten.

Hierbij horend:

Virginia Woolf wint Toneel Publieksprijs

In de Amsterdamse Stadsschouwburg zijn gisteravond de belangrijkste toneelprijzen uitgereikt. De vrije produktie Wie is er bang voor Virginia Woolf?, met Porgy Fransen en Olga Zuiderhoek als George en Martha, won de Toneel Publieksprijs. Opvallend genoeg werd deze voorstelling geregisseerd door theatervernieuwer Gerardjan Rijnders, die tijdens en na zijn artistiek leiderschap van Toneelgroep Amsterdam regelmatig het verwijt kreeg dat hij het publiek de zaal uit joeg.
De Louis d’Or voor beste acteur ging naar Dirk Roofthooft voor zijn hoofdrol in Mefisto For Ever van het Toneelhuis uit Antwerpen en beste actrice werd Will van Kralingen voor haar koninginnerol in Maria Stuart van het Nationale Toneel.

Tot beste bijrolspelers werden gekroond Hein van der Heijden voor zijn rol in Mightysociety4 en Fania Sorel voor haar rol in Onschuld van het Ro Theater. De VSCD Mimeprijs werd gewonnen door René van ’t Hof die speelde in Vallende Ster van het Onafhankelijk Toneel. De Prosceniumprijs, voor prestaties achter het podium, werd tenslotte uitgereikt aan toneelschrijver Rob de Graaf. Zijn werk heeft “een eigen poëtische taal en een eigenzinnige dramaturgie”, aldus de jury.

Verslagje De Parade

Parool,verslagjes — simber op 4 augustus 2007 om 01:11 uur
tags: , ,

Het reizende theaterfestival De Parade is in Amsterdam aangekomen. Het mooie weer zorgde gisteren voor een drukbezochte eerste dag. Dit eerste echt mooie vakantieweekend zal wel zorgen voor nog langere rijen voor de kassa.

Hoewel de nieuwe directeur Nicole van Vessum aankondigde dat De Parade van koers verandert, zullen vaste bezoekers daar op het eerste gezicht weinig van merken. Rondom de vertrouwde Parade-monumenten zoals de Zweef en de Fonteinbar zijn op het ruim opgezette festivalterrein twintig theatertenten opgezet, waarin al even vertrouwde namen als Van Houts en De Ket, Sanne Vogel en Hendrick-Jan de Stuntman optreden.

Maar met jongere theatermakers als Eric de Vroedt, Pips:Lab en de Vrienden van de Dansmuziek en gerenommeerde theatergroepen als De Paardenkathedraal en Carver wil De Parade minder kermis worden. Eigenlijk kan het festival inmiddels beter worden vergeleken met popfestival Lowlands, maar dan voor de welvarende dertigers en veertigers van de stad. Een plek om nieuwe, spannende -maar niet té spannende- ervaringen op te doen.

Het is een logische richting die Van Vessum inslaat: de andere zomerfestivals, zoals Oerol, Boulevard en Over het IJ, zijn al een paar jaar broedplaatsen van opzienbarend, vernieuwend en toegankelijk theater. Hoewel De Parade een van de pioniers was van theater in het zomerseizoen, leek de programmering al een tijd deze nieuwe ontwikkelingen te missen. Daar lijkt nu langzaam maar zeker verandering in de komen, maar het zal de nieuwe directeur nog wel een paar jaar kosten om de nieuwe richting uit te laten kristalliseren.

Voor veel bezoekers zal dat waarschijnlijk niet zo relevant zijn. Zij zullen eerder opmerken dat de hippe Italiaanse bruiswijn Prosecco (19,50 per fles) een flink gat slaat in het marktaandeel van de rosé.

Opvallend is dit jaar dat veel makers kiezen voor muziektheater. Wellicht is het een pragmatische keuze, om met versterkt geluid beter boven het altijd aanwezige achtergrondrumoer uit te komen, maar het lijkt erop dat met het opkomen van een alternatieve musical-scene en het volwassen worden van een leuke generatie popmuzikanten muziektheater de komende tijd een spannend genre gaat worden.

De Nieuwegeinse singer/songwriter Spinvis (Erik de Jong) maakte voor de tweede maal een voorstelling voor het festival, maar helaas blijft zijn Noga een beetje braaf aangekleed liedjesprogramma met videoprojecties op een groot opengeslagen boek. Tussen de precieze en melancholieke liedjes van De Jong, mooi uitgevoerd door het Spinvis-combo, blijft zijn verhaaltje -over cavia’s en een obsessie voor een getekend meisje op een schommel- nogal flauw. Simon Vinkenoog maakt een moeilijk te duiden, maar welkome guest appearance en een anoniem blijvend meisje doet de meest onhandige striptease ooit.

Dan is Iets van Teatro beter geslaagd. Vier acteurs en twee muzikanten die iets meer van het leven willen dan slechte televisie, maar het verder ook niet weten en dan maar een liedje gaan zingen. Met hun eindeloze vragen, hun hakkelend verhaspelde spreekwoorden en een gruwelijk lelijke clowns-act maken ze heel onnadrukkelijk een mooi statement over onzekerheid en twijfel.

De Parade. Gezien 4/8/07. Nog tot 21/8 in het M.L. Kingpark. Meer info op www.deparade.nl

Presentatie ‘Sexual Perversity’

Parool,verslagjes — simber op 27 september 2006 om 21:26 uur
tags: , ,

Marcus Azzini is er een beetje beduusd van. In de hippe Club NL op de Nieuwezijds Voorburgwal staat een band klaar en wordt op alle muren een gelikt promo-filmpje voor de theatervoorstelling Sexual Perversity getoond: heftig zoenende acteurs in slowmotion. Azzini mag dan wel de regisseur zijn van de voorstelling, de promotie is stevig in handen van MTV.

Sexual Perversity is de eerste theaterproductie van clipstation MTV, een co-productie met theaterproducent Rick Engelkes. Johnny de Mol, Jelka van Houten, Birgit Schuurman en Gijs Naber spelen in het stuk van David Mamet, dat in de jaren tachtig als About last night werd verfilmd met Rob Lowe en Demi Moore in de hoofdrollen. Vorig jaar was MTV al mediapartner van de voorstelling Tape -ook geregisseerd door Azzini- maar nu zet de televisiezender haar hele arsenaal in: Schuurman en Van Houten namen een titelsong op -een rockende cover van Parttime lover van Stevie Wonder-, een clipje volgt nog en zal samen met de promo’s op de zender te zien zijn.

MTV en Engelkes willen zich voor langere tijd verbinden, met als doel om meer jongeren naar het theater te krijgen. Volgens channel director Maurice Hols past dit binnen de koers die MTV al een aantal jaar vaart: “MTV is niet alleen meer een zender, we zijn een jongeren-entertainment-lifestyle-brand. We proberen onszelf constant te vernieuwen, zoals met MTV Raw en Coolpolitics, waarin we samenwerken met organisaties voor ontwikkelingshulp en debatcentra. We zien dat er weinig jongeren naar het theater gaan en daar willen we wat aan doen.” Daar komt bij dat het voor MTV een gezonde investering is. “We zijn een commercieel bedrijf, aan het eind moet er onder de streep wel iets overblijven”, aldus Hols.

Aan regisseur Azzini de taak om van het mooie marketing verhaal ook een mooie voorstelling te maken. Hoewel alleen Naber op de toneelschool heeft gezeten hebben alle acteurs ruime ervaring in films, musicals of als televisiepresentator. Er wordt vooral nog gewerkt aan het bewerken van het stuk. Want dat werd dan wel gekozen vanwege de aansprekende thematiek van sex, liefde en relaties, maar het dateert al weer van 1978. Azzini: “We hebben het wel moeten updaten voor de wereld van Bridget Jones en Sex and the City.”

Sexual perversity gaat op 27 oktober in de Meervaart in première. Meer info op www.sexualperversity.nl

zie ook: mijn recensie over Sexual Perversity

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity