Recensie: ‘Superville’ van De Veenfabriek

Parool,recensies — simber op 16 januari 2008 om 01:29 uur
tags: , ,

Toen in 2002 Theatergroep Hollandia uit elkaar viel, betekende dat het einde van een van de artistiek meest belangwekkende samenwerkingen van het theater in de afgelopen decennia: die tussen Johan Simons en Paul Koek. Simons verhuisde naar Gent en werd een van de supersterren van de Europese theater-scene, en Koek leek een beetje uit beeld te verdwijnen. Maar dat laatste is slechts schijn, of in ieder geval tijdelijk, want vanuit Leiden werkt hij langzaam maar zeker aan een nieuw toonaangevend muziektheatergezelschap in Nederland: De Veenfabriek

Hij stelde een nieuwe groep samen met daarin leden van het artrock bandje Kopna Kopna en de theatergroep JongHollandia, jonge mensen met in hun midden steracteur-in-de-dop Joep van der Geest en werkte de afgelopen jaren vooral aan kleinere projecten. Twee daarvan, Superville en Raket zijn deze week onder de noemer Veenfabriekweek te zien in Frascati.

Superville is een merkwaardige, maar aangename performance over David Humbert de Superville (uitgesproken op z’n Frans). Deze Leidse tekenaar en museumbeheerder uit de vroege 19e eeuw was gefascineerd door lijnen en probeerde in de natuur, de kunst en de fysiologie verbanden te vinden tussen stijgende, horizontale en dalende lijnen en eigenschappen als somberheid en evenwicht. Je zou daarin een vroeg voorbeeld kunnen zien van denken over abstractie in de kunst.

De makers –regisseur Koek en zijn vijf acteurs/muzikanten- proberen dat onderzoek naar lijnen voort te zetten in muziek. In hun grijze pijen met langzaam zichtbaarder wordende kleuraccenten zien de spelers eruit als een kruising tussen monniken en wetenschappers. Ze staan achter een lange verrijdbare tafel met daarop een assortiment analoge synthesizers, klassieke muziekinstrumenten en ander gereedschap dat ieder moment als instrument kan worden gebruikt: cappuccino-schuimertjes, perforators, niet- en boormachines.

Het soort muziek dat ze maken is ook abstract, zonder heldere melodielijnen of doordenderende ritmes, maar de voorstelling heeft een prettig soort absurdisme en humor. Opvallend is dat er eigenlijk geen onderscheid is tussen spelers, zangers en muzikanten; allevijf hebben ze een eigen rol –Yonina Spijker als zenuwachtige Superville-bewonderaarster die voorleest uit zijn werk, Rick Elstgeest als laconieke performer- in deze moderne vorm van Musique Concrète.

Aan het eind leggen ze gewichtjes op de toetsen van de synthesizers zodat het geluid blijft spelen, zetten een machine aan die pingpongballetjes laat zweven en verlaten het toneel, als lo-tech eerbetoon aan Kraftwerk.

Af en toe wordt het onbegrijpelijk en een beetje belachelijk, maar de inzet is dan ook hoog. De Superville was op zoek naar het sublieme en had een hekel aan “pietepeuterige aardigheid” in de kunst. En daarmee wordt deze nogal kunstzinnige voorstelling ook een statement over theater in Nederland, dat volgens commentatoren wel erg braaf en publieksvriendelijk aan het worden is. De Veenfabriek stelt complex theater daartegenover, en verdient daarvoor meer aandacht.

Superville van De Veenfabriek. Gezien 15/1/08 in Frascati, aldaar nog vanavond, Veenfabriekweek nog t/m 19/1. Meer info op www.veenfabriek.nl

Recensie: ‘Zekket’ van Sabri Saad El Hamus

Parool,recensies — simber op 13 januari 2008 om 18:57 uur
tags: , , ,

Gaan een boeddhist, een atheïst en een islamiet een voorstelling maken… Nee, het is geen mop, de voorstelling heet Zekket en ging zaterdag in première in Frascati. Zekket is de derde in een serie van vijf voorstellingen van de Egyptische acteur Sabri Saad El Hamus over de vijf zuilen van de Islam. Dit deel gaat in naam over de zakat, de islamitische plicht tot het geven van aalmoezen. Maar nu de serie zover is gevorderd blijkt het ook een autobiografie in wording van een geïntegreerde moslim die iets te vertellen heeft.

El Hamus zit alleen in een witte ruimte, aan een witte tafel, op een witte stoel. Is het een behandelkamer in een psychiatrische instelling? Of toch een verhoorkamer van een geheime dienst? Hij vertelt over twee mensen (behandend artsen, ondervragers?), door El Hamus aangeduid als Mannenstem en Vrouwenstem, die hem vragen om terug te keren naar het moment dat het mis ging.

Hij vertelt over Egypte, waar hij in een bus een klap kreeg om dat hij er te uitbundig uitzag in zijn John Travolta-pak met Sartre-col. Toen besloot hij dat hij weg moest. Hij kwam naar Nederland en werd acteur. Langzaam wordt duidelijk wat zijn probleem is: hij durft niet meer op te gaan.

Regisseur Olivier Provily (de boeddhist) nagelde Saad El Hamus nagenoeg vast op dat witte stoeltje. De anders zo lichamelijk expresieve acteur is daardoor gedwongen al zijn charme en intensiteit in die vierkante meter te leggen en dat is fascinerend om naar te kijken. Als hij een enkele zin schreeuwt of ineens op het tafeltje springt voelt dat bijna gewelddadig.

Het thema van de armenbelasting lijkt wel erg ver weggeraakt. Wie is er arm in deze voorstelling? El Hamus, die zijn Egypte en daarmee een deel van hemzelf is kwijtgeraakt? Of de twee stemmen als vertegenwoordigers van de Nederlanders die de waarheid in pacht hebben, de procedure kennen en “Af-gedacht, klaar-geloofd” zijn?

Dat laatst geeft een intrigerende gedachte: misschien is deze voorstelling wel El Hamus’ zakat. Hij geeft zijn publiek met zijn spel een beetje van zijn twijfel en van zijn spiritualiteit, voor zijn Nederlandse publiek dat er te weinig van heeft.

Wellicht is dat te vergezocht; de tekst van Ko van den Bosch (de atheïst) suggereert veel, maar is iets te poëtisch en te weinig confronterend. Daardoor maakt de voorstelling geen statement, zelfs niet een statement over twijfel, en blijft het als een mop zonder clou.

Zekket van Sabri Saad El Hamus, Produtiehuis Frascati en De Nieuw Amsterdam. Gezien 12/1/08 in Frascati. Aldaar t/m 18/1. Tournee t/m 28/2. Meer info op www.theaterfrascati.nl.

Recensie: ‘Rococo’ van Hotel Modern

Parool,recensies — simber op 10 januari 2008 om 01:13 uur
tags:

Hotel Modern werd wereldberoemd met de voorstelling De Grote Oorlog uit 2001, waarin ze met potgrond, geüniformeerde poppetjes, struikjes peterselie en mini-camera’s een indrukwekkende live animatiefilm maakten over de Eerste Wereldoorlog. Twee jaar geleden herhaalden ze het succes met Kamp, over de holocaust, waarin de animatie werd gemaakt in een gigantische maquette van Auschwitz. Dat zijn nogal zware onderwerpen en het wekt geen verbazing dat de groep in haar nieuwe voorstelling het eens over een heel andere boeg gooit.

Het toneel is een volgebouwde puinhoop van opgestapelde dozen, bubbeltjesplastic, plastic planten en andere troep. Een houten geraamte van een vliegtuig zweeft erboven, twee figuren met beren-maskers schuifelen erdoorheen. De een schudt een doos leeg, vindt een paar gootsteenonstoppers en wat isolatiebuis en maakt al snel een mannetje met zuignappen als voeten. De ander rotzooit wat met schedels, laat ze tongzoenen door van binnenuit een vinger tussen hun tanden te friemelen en blaast ze op met scheerschuim.

Het is een soort kinderlijk spelen dat Pauline Kalker er Herman Helle (de performers achter de maskers) laten zien, onderzoekend, naïef en vaak heel geestig. Ze wassen een smerig hoopje touw in een al even smerig mengsel van thee en scheerschuim, willen het drogen in een paperbackje, maar raken al even snel afgeleid en beginnen te lezen.

Als ze samen een live animatie-filmpje maken, voelt dat als een onderbreking. Ze zijn in de weer met Egyptische poppen en porceleinen beeldjes met enorme porceleinen piemels met goed passende porceleinen gaten. Het gaat niet echt over sex, maar meer over de pre-puberale humor van het opzoeken van vieze woorden in het woordenboek. Aan het eind wordt met onverwacht geweld de chaos op het toneel nog wat groter gemaakt.

Maar wat moeten we ervan maken, van deze vrolijke en soms wat vunzige bende? Waarschijnlijk is deze voorstelling niet veel meer dan broodnodige afwisseling voor een gezelschap dat meestal zeer serieus en integer is. De soms inventieve en dan weer destructieve ontdekkingsdrang waarmee de spelers met hun spullen in de weer zijn, zijn niet alleen de stijl, maar ook het onderwerp. Onaangenaam is dat niet, en saai is Rococo allerminst, maar toch voelt de nieuwste van Hotel Modern een beetje mager.

Rococo van Hotel Modern. Gezien 9/1/08 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Frascati) 22/1 t/m 2/2. Tournee t/m 26/4. Meer info op www.hotelmodern.nl

Recensie: ‘Lang en Gelukkig’ van het Ro Theater

In Engeland is de Panto een traditie van al vele decennia: familievoorstellingen rond Kerstmis, met flauwe humor, publieksparticipatie, mannen in travestie en heel veel grappen met vunzige dubbele bodems. Regisseur Pieter Kramer en toneelschrijver Don Duyns wilden kijken of ze met een Nederlandse variant op de Panto de traditionele familievoorstelling van het Ro Theater –een traditie waarin de laatste jaren danig de klad was gekomen- nieuw leven konden inblazen. Met wervelend resultaat.

Ze bedachten een ongewoon sprookje waarin Assepoester vriendin is van Roodkapje, de boze stiefmoeder dochters heeft die Paris en Hilton heten en de prins de ware liefde vindt met zijn koninklijke stylist. Klein Duimpje heeft een mini-rolletje: hij is zo klein dat niemand hem kan zien. Het publiek mag helpen en meezingen.

De regie van Kramer is een ode aan de magie van het toneel, met glijdende decorstukken, goochelacts en een scène die op magistrale wijze het perspectief wisselt waardoor we ineens de gebeurtenissen van bovenaf bekijken.

Bekende namen van Arjan Ederveen en Alex Klaasen mogen dan misschien publiekstrekkers zijn, op het podium vallen vooral de toneelacteurs op: Hannah van Lunteren speelt Assepoester als meisje van hiernaast, Hans Leendertse is schaamteloos als hulpeloze prins met darmproblemen en Sylvia Poorta heeft een hilarische dubbelrol.

Maar Gijs Naber steekt ze allemaal naar de kroon. Als stylist van de prins is hij de meester van de betekenisvolle blik en als slechte, lelijke en domme stiefdochter Hilton weet hij met uitzinnige fysieke humor de algehele hysterie steeds een tandje hoger te schakelen.

Het knappe van schrijver Don Duyns is vooral dat hij een Nederlands equivalent heeft gevonden voor de talige onderbroekenlol van de Engelse Panto. Zijn vondsten zijn schunnig, maar nooit expliciet. Daarom is Lang en Gelukkig een echte familievoorstelling, met vrolijke poep en pies-humor voor kinderen vanaf een jaar of acht en schuine grappen voor volwassenen, maar speciaal ook pubers lijken het geheel uitstekend te kunnen waarderen. Voor de theaterliefhebber worden zelfs nog een paar postmoderne verwijzingen ingebouwd.

Het is jammer dat het eind geen uitbundige, alles inlossende finale is, maar een beetje ongeïnspireerde musical-parodie. Maar dat is een kleine smet op een feestelijke, aanstekelijke voorstelling, met veel mogelijkheden voor een vervolg volgend jaar. Met die Kerst-traditie van het Ro zit het wel snor.

Lang en Gelukkig van het Ro Theater. Gezien 21/12/07 in Rotterdam. Te zien in Amsterdam 9 t/m 11/1/08(Stadsschouwburg), 23/1 (Meervaart), tournee t/m 3/2. Meer info op www.rotheater.nl

Recensie: ‘Wééralarm’ van Vrienden van de Dansmuziek

Parool,recensies — simber op 12 december 2007 om 18:42 uur
tags: , ,

Voor het geval dat u het nog niet had meegekregen: het klimaat is in de mode. In de week dat Al Gore zijn Nobelprijs krijgt, en de klimaatconferentie in Bali van start gaat, staat theatergroep Vrienden van de Dansmuziek met Wééralarm als lunchpauzevoorstelling in Bellevue. Het is een vrolijke, losse klimaatrevue, gemaakt voor De Parade, met cabareteske sketches, poppy liedjes en stukjes mime, gespeeld door vier acteurs in saaie ruitjesbroeken en blauwgrijze stofjassen.

We zien vier coole skiërs die keurig meerstemmig “Verdammt es schneet nicht”? kunnen zingen, een hysterische politica die via allerlei omwegen de moslims de schuld wil geven van de klimaatcrisis, en een fijne parodie op de clichés van het liefdadigheidslied. Achterop het toneel staat de klok op vijf voor twaalf.

De voorstelling moet het hebben van snelle, nerdy humor. De grappen zijn soms nogal flauw, maar vaak genoeg erg gevat, met de mime-sketch waarin de veiligheidsinstructies uit het vliegtuig worden toegepast op Nederland als hilarisch hoogtepunt.

Gerardjan Rijnders heeft de eindregie van deze voorstelling gedaan, aldus de poster. Dat is een steeds meer voorkomende term: groepen acteurs die zelf een voorstelling maken vragen in de laatste fase een ervaren regisseur voor een kritische blik en de laatste afwerking, zonder al te veel artistieke inbreng. Rijnders’ bijdrage is dan ook niet erg zichtbaar, of het moet de opvallend vloeiende montage zijn waarmee van scène naar scène wordt gesprongen.

Een echt standpunt nemen de makers van Wééralarm niet in, ze bewaren ironische afstand tot de klimaathysterie, maar echte sceptici lijken ze ook niet. Bij aanvang krijg je zonnebloemzaadjes om zelf te planten. Als genoeg toeschouwers meedoen wordt de voorstelling klimaat-neutraal.

Wééralarm van Vrienden van de Dansmuziek, Bellevue Lunchpauzetheater. Gezien 12/12/07 in Bellevue, aldaar t/m 26/12. Meer info op www.vriendenvandedansmuziek.nl

Verslagje ‘Geblindoekte Verhalen’ van St. John Leerdam

Parool,recensies,verslagjes — simber op 10 december 2007 om 02:25 uur
tags: , ,

Is het toeval? Deze week werd bekend dat de Vara een telefilm maakt over de treinkaping door een groep Molukkers bij Wijster, en gisteravond vond Geblinddoekte Verhalen plaats, een happening -in de woorden van organisator en regisseur tevens Tweede Kamerlid John Leerdam- over de Molukse gemeenschap in Nederland, met een grote rol voor die andere treinkaping bij De Punt en de gijzeling op de school in Bovensmilde in 1977. Nu de meest hysterische kantjes van de angst voor moslimterrorisme in Nederland zijn afgeslepen, lijken de geweldadige acties van de Molukkers voor kunstenaars een nuttig aangrijpingspunt te zijn voor onderzoek naar geweld en ideologie.

Geblinddoekte verhalen is een eenmalige collage-achtige voorstelling met tekstfragmenten (veel uit voorstellingen van theatergroep Delta) en muziek. Links zit de band, onder leiding van Harto Soemodihardjo. Een rij artiesten achterop het podium, allen gekleed in zwart, met een zwarte tekstmap in de hand. Steeds komen er een paar naar voren die een scène lezen of een lied zingen. Bekende namen uit de Molukse gemeenschap zoals Rocky Tuhuteru (als verteller) en Anis de Jong staan naast Belanda’s als Burgemeester Cohen en Catherine Keyl.

De voorstelling begint tamelijk grimmig, met een expliciet lied over de nog steeds uitstaande schuld aan de Molukkers die in de Tweede Wereldoorlog in het Nederlandse leger vochten en een eigen staat beloofd kregen, maar het uiteindelijk moesten doen met een enkele reis Nederland. Er zijn nog steeds Molukkers die hun koffers in de huiskamer hebben staan: ze zijn hier maar tijdelijk. Hun kinderen wilden niet wachten totdat de Nederlandse regering hen tegemoet kwam en gingen tot actie over.

Maar de daden van de treinkapers worden niet vergoeilijkt. Keyl vertelt een emotionerend verhaal van een slachtoffer van de treinkaping. Cohen leest Den Uyl’s verantwoording voor het ingrijpen met geweld -dat hij als “een nederlaag”? beschouwt- met afstandelijke autoriteit. Cohen heeft overigens een druk theaterleven; twee weken geleden nog was hij onderwerp van een themamiddag bij De Brakke Zondag.

Cultuurwethouder Carolien Gehrels maakt van een persvoorlichter van het Ministerie van Justitie een wereldvreemd maar geestig typetje. Zij herinnert zich vooral de saamhorigheid van het team dat het beleid rond de kapingen moest maken, en dat ze tussendoor een nieuwe jurk en naar de kapper moest, omdat het anders een belediging van de televisiekijker zou zijn. Tegelijkertijd spelen op het videoscherm op de achtergrond minder frivole beelden van de eenzame trein in het Drentse landschap en de overvliegende straaljagers die de ontzetting inleidden.

Maar het blijft bij een uitwisseling van slachtofferschap, en troost door middel van muziek. Was het met deze multiculturele cast, met ook nog Jörgen Rayman, Kathleen Ferrier en Paulette Smit, niet juist interessant geweest om te bedenken wat er zou zijn gebeurd als die Molukse Republiek er wèl was gekomen en het utopische ideaal -zoals in Suriname en op de Antillen- in praktijk zou moeten worden gebracht?

Leerdam maakte een andere keuze: hij lijkt loutering te willen bieden voor de Molukse gemeenschap. Het laatste lied gaat over “een nieuwe weg/geen koffers meer”. Ook de Molukkers zullen het in de multiculturele samenleving moeten zien te rooien.

Recensie ‘Mirage’ van Theun Mosk, Hetveem Werkplaatsproductie

Parool,recensies — simber op 7 december 2007 om 02:23 uur
tags: , ,

Het decor staat op het toneel en het publiek zit in de zaal. Zo hoort het zo’n beetje in het theater. Zo niet bij Theun Mosk. Voor Mirage, zijn tweede eigen voorstelling bij mime-werkplaats Hetveem, bouwde hij voor het publiek een krappe, houten doos, van waaruit je naar een lege theaterzaal kijkt. Schimmen doemen op uit de duisternis, door rook en trillend hete lucht, bewegen in geel en blauw licht en verdwijnen weer.

Mosk is een tot theatervormgever opgeleide theatermaker, die vaker ruimtes voor de toeschouwer bouwt. Vaak werkt hij met mimester Boukje Schweigman. Bij haar schijnbaar eenvoudige beeldentaal maakt hij intieme, poëtische plekken waarin performers en publiek samen zijn.

Het idee voor een “anti-decor” -een plek die het publiek omvat, in plaats van de voorstelling- gebruikte hij eerder bij de radicale voorstelling Gerucht van Lotte van den Berg. Daarvoor bouwde Mosk ook een houten doos met één glazen wand, die op een plein in de stad stond. Zo kon het publiek ongezien naar buiten kijken en de stad bekijken alsof het een theatervoorstelling was.

Mirage verplaatst dit gegeven weer terug naar de theaterzaal, en laat je als toeschouwer de zolder van gebouw het Veem bijna als installatiekunstwerk zien. Subtiel en scherp uitgelicht, door een gordijn van warme lucht die even het effect geeft van een fata morgana.

Na het fascinerende begin wordt het iets te snel weer een “gewone” mime-voorstelling. Drie spelers bewegen door de ruimte. Twee vrouwen zetten met uiterste precisie een aantal stoelen op precies de goede plek, keer op keer en dan een keer met hun ogen dicht. Een man speelt op een ter plaatse gemaakt instrument van zingende wijnglazen. Een kist appels wordt van klokhuizen ontdaan, geschild en in plakken gesneden. En dan ineens is het donker.

Mosk’s spel met licht, kleur en schaduw is prachtig, maar het lijkt erop dat hij niet goed raad weet met zijn spelers. Het is jammer dat het geen getrainde mimers zijn, af en toe lijken ze een beetje lacherig onzeker over de abstracte handelingen die ze moeten verrichten. Alleen Swantje Schäuble, getraind danseres, weet consequent de aandacht vast te houden.

Mirage van Theun Mosk, Hetveem Werkplaatsproducties. Gezien 6/12/07 in Hetveem Theater. Aldaar t/m 9/12. Meer info op www.hetveemtheater.nl

Verslagje De Brakke Zondag met Job Cohen

Parool,verslagjes — simber op 25 november 2007 om 22:09 uur
tags: ,

Het is een merkwaardige combinatie van theater en journalistiek, die de organisatoren van de Brakke Zondagen proberen te maken. Gisteren was in De Brakke Grond burgemeester Job Cohen te gast als onderwerp en lijdend voorwerp van een middag met interviews, liedjes, monologen, live cartoonisten, filmpjes en korte acts over zijn burgemeesterschap

“Journaleater” noemt spreekstalmeester en mede-organisator Pieter-Bas van Wiechen het maandelijkse evenement, dat normaal een iets abstracter onderwerp heeft. Deze middag werd het een soort combinatie van Mies Bouman en Het Gesprek, waarbij de bewuste knulligheid (die je terugziet bij heel veel twintigers-initiatieven, zoals Woof! of Club Slip en Grip) zorgde voor een informele setting rondom de hoge gast.

In een decor van het ‘Job Cohen-park’ maken Van Wiechen en Frederique de Jong het Cohen in hun gezamenlijke interview niet heel moeilijk. “Hoe herinneren we ons Job Cohen over zestig jaar”?, vraagt Van Wiechen. “Weet jij nog wie er zestig jaar geleden burgemeester van Amsterdam was”?, antwoordt Cohen ad rem, en de zaal lacht.

De burgemeester vertelt enthousiast dat iedereen in de wereld tot in de Braziliaanse jungle Amsterdam kent (dankbare inspiratie voor de cartoonisten) en toont oprechte zorg voor de stad waarin de verscheidenheid leidt tot verdeling in plaats van tot vereniging. Ongewenste vragen of verdere details worden met superieure charme afgewimpeld. Cohen is de onbetwiste ster van de dag.

Tussendoor geven Justus van Oel en Ben Melis in geestige mini-sketches als volkse Waldorf en Statler commentaar vanaf het balkon. Joy Wielkes zingt een mooie, melancholieke ode aan Amsterdam en Cohen krijgt per telefoon uit Shanghai van correspondent Michiel Hulshof het advies om de Chinese filosofie voor het oplossen van probleemwijken de volgen: Chai Chu, oftewel Slopen maar!

Her laatste plaatje van tekenaar Suus van den Akker maakt de wame sfeer helemaal af: een plaatje van Cohen met z’n armen om de hele stad, de boel een beetje bij elkaar houdend. Het einde is een toost “Op Job”, waarna Van Oel en Melis de middag nog even bondig samenvatten: “Er wordt wel on-Amsterdams weinig gekankerd vandaag…” “Het is een rare middag, maar die acteur die de burgemeester speelt mag blijven!”

Recensie: ‘Levende Doden’ door Het Nationale Toneel

Parool,recensies — simber op 19 november 2007 om 18:22 uur
tags: , , ,

De titel beloofd niet veel goeds: iets met Ingmar Bergman-achtig drama of mime over geesten. Maar dat blijkt reuze mee te vallen. Levende Doden is niet al te zwaarwichtig toneel over de dood, met opvallend goede vrouwenrollen. De jonge Engelse schrijfster Laura Wade schreef drie in elkaar grijpende morbide verhalen, die allemaal gaan over het vinden van een lijk. Een kamermeisje in een goedkoop hotel vindt een dode man in bed, een toch al gestresste zakenvrouw een jong meisje met doorgesneden keel in het park en de eigenaar van een opslagverhuur een half vergane vrouw in een van zijn boxen.

In een niet onaangenaam loom tempo ontvouwt de plot zich in scènes die slim spelen met het tijdsverloop. Vooral de vrouwelijke actrices zijn op dreef. Pauline Greidanus’ kamermeisje is naïef zonder koket te zijn, maar het is vooral de korte maar heftige bijrol van Anniek Pheifer als bitchy zakenvrouw met losse handjes die indruk maakt. Het decor is een afgesloten ruimte van karton dat steeds open gaat en nieuwe doorkijkjes laat zien.

Zijn de levenden vaak niet net zo levenloos als de doden, is de duidelijke thematiek. De relaties tussen de levende personages zijn slechter dan die tussen de levenden en de doden. In het huwelijk van de opslagverhuurder wordt veel gepraat maar weinig gecommuniceerd en de relatie tussen de zakenvrouw en haar vriend is onprettig geweldadig.

De aanraking met de dood tilt hen even boven het dagelijks bestaan uit. “Ik voelde me als een God” zegt de opslagverhuurder. Het kamermeisje vlijt zich in een innige omhelzing met haar lijk op het hotelbed. Met deze tegenstelling, door Wade knap door het hele stuk verweven, in het achterhoofd kan het einde alleen als zeer onheilspellend worden gezien.

De filmische regie van Ivar van Urk legt de nadruk op het door de schrijfster beoogde realisme van de personages. Dat is iets wat je in Nederland, behalve bij Maria Goos, niet zo vaak ziet op het toneel, en het heeft ook een bezwaar: bij realistische personages, verwacht je als toeschouwer ook een realistische situatie en daarvoor zijn de scènes van Wade vaak net iets te lichtvoetig absurd. Daardoor mist de voorstelling emotionele lading: het is hap-slik-weg toneel dat niet beklijft.

Levende Doden door Het Nationale Toneel. gezien 16/11/07 in Den Haag. Te zien in Amsterdam 30/11 t/m 2/12. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Britannicus’ van TA2/Thibaud Delpeut

Parool,recensies — simber op 19 november 2007 om 13:41 uur
tags: , , ,

Jonge theatermakers en de grote zaal. Het is al een tijd een heet hangijzer in theaterkringen. Eerst wilden ze niet, tevreden als ze waren in hun eigen collectieven en kleinschalige theatergroepen en daarna mochten ze niet: de grote zaal wordt tegenwoordig als gewichtige zaak gezien, een plek waar je moet laten zien wat je kan, niet als ruimte waar je zomaar mag experimenteren. Maar een probleem is het wel, want op deze manier krijgen gezelschapsleiders als Ivo van Hove, Johan Simons of Koos Terpstra geen opvolgers.

Mede daarom startten Toneelgroep Amsterdam en de Toneelschuur in Haarlem TA2, een traject waarbij jonge regisseurs enigszins in de luwte kunnen oefenen met voorstellingen maken voor de grote zaal, met de acteurs, technici en organisatie van het grote gezelschap. De voorstellingen spelen slechts twee weken en zijn alleen in Haarlem te zien. Maar ondanks die luwte is er toch een soort hype-gevoel rond Thibaud Delpeut, de eerste regisseur in dit project. Het is tenslotte niet niks, je eerste voorstelling na je opleiding maken bij het grootste en meest prestigieuze gezelschap van het land.

Delpeut maakte het zichzelf nog eens extra moeilijk door te kiezen Britannicus van Racine, breedsprakig classicistisch drama dat speelt in het oude Rome. Over de opkomst van keizer Nero gaat het. Hij wordt overheerst door zijn moeder Agrippina, die zijn pleegboer en rivaal in de politiek en de liefde Britannicus steunt, met uiteindelijk dodelijke gevolgen.

Nero, door Eelco Smits gespeeld als een sadistisch papventje, is de jongste op het podium en degene met het meeste macht. Alle anderen moeten te allen tijde zorgvuldig hun strategie kiezen, terwijl hij al zijn grillen kan volgen. Maar hij is niet in staat een eigen weg te kiezen, en heeft altijd de mening van zijn laatste adviseur.

Het lijkt illustratief voor de hele voorstelling. Delpeut heeft niet echt vat heeft gekregen op het stuk en de voorstelling. De tekst -in verzen vertaald door Laurens Spoor- gaat maar niet leven en dat, gecombineerd met een dodelijk gebrek aan humor, maakt de voorstelling statisch en saai.

Het is echter interessant om te zien dat de geöliede machinerie van een groot gezelschap flink wat van de moeilijkheden kan ondervangen. De acteurs, Smits en Marieke Heebink (als Hillary Clinton-achtige Agrippina) voorop, zijn puik en het monumentale decor (een wasserij annex archief met een coderingssysteem -“Sre”, “Dar”, “Gue”, “Dre”, “Osi”- waar wandaden van de mensheid in te herkennen zijn) vertelt een eigen verhaal.

Pas aan het eind toont Delpeut even zijn brille. Op een overdadig met fruit en waterkannen gevulde tafel zet hij beheerst theatraal de gifmoord op Britannicus neer. De onaangedane Nero en de naakte Britannicus vormen een pieta van moordenaar en slachtoffer. Een krachtig beeld, dat de voorstelling niet meer redt, maar dat nieuwsgierig maakt naar toekomstig werk van deze regisseur.

Britannicus van Toneelgroep Amsterdam/Toneelschuur Producties. Gezien 18/11/07 in De Toneelschuur in Haarlem. Aldaar t/m 1/12. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2025 Simber | powered by WordPress with Barecity