Amsterdamse instellingen willen MC Theater redden

nieuws,Parool — simber op 19 november 2014 om 10:00 uur
tags: , , ,

Een alliantie van 23 Amsterdamse culturele instellingen wil het Theater van MC op het Westergasfabriekterrein behouden voor cultureel diverse programmering. Ze dienen daarvoor vandaag een plan in bij de commissie Kunst & Cultuur van de gemeenteraad.

De 23 instellingen, van de Stadsschouwburg, Chicago Social Club en theatergroep Likeminds tot platenlabel Top Notch en filmproducent Habbekrats willen “een stadspodium creëren waar ‘nieuw Amsterdam’ zich kan presenteren en elkaar kan ontmoeten”. Het gebouw wordt omgedoopt tot Westergastheater.

De alliantie wil het gebouw gezamenlijk bespelen via een programmeringsstichting. De nadruk komt te liggen op urban arts, mediakunst en internationale voorstellingen en concerten. Daarnaast moet het theater de doorstroming van cultureel divers aanbod en talent naar andere podia in de stad bewerkstelligen.

Het MC Theater staat leeg sinds het faillissement van de theatergroep eind september. Door het omvallen van MC is er een belangrijke lacune ontstaan op het gebied van multicultureel podiumkunstenaanbod in de stad.

Begin december loopt het huurcontract van het pand af. De alliantie vraagt aan de gemeente extra tijd om tot een sluitende exploitatiebegroting te komen en om externe financiers te vinden.

Uitreiking VSCD Toneelprijzen

Gisteravond werden in de Stadsschouwburg de jaarlijkse toneelprijzen uitgereikt. Jacob Derwig won de Louis d’Or (zijn tweede) voor zijn rol van George in Who’s Afraid of Virginia Woolf? van Erik Whien en de Toneelschuur, de Theo d’Or voor beste actrice ging naar Abke Haring voor haar vertolking van Hamlet in Hamlet vs Hamlet van Toneelgroep Amsterdam en Het Toneelhuis.

Het was het moment van de avond: de vorige Theo d’Or winnares Halina Reijn reikte de prijs uit aan Haring. De omhelzing van de twee toneelspeelsters –de ravissante Reijn in designerjurk, de androgyne Haring bijna ascetisch gekleed– was een contrastrijk beeld, maar juist in de combinatie van sterrenglamour en artistieke ernst toonde de theaterwereld haar zelfvertrouwen.

In een vrolijke, vlotte show werden maar liefst tien prijzen uitgereikt, aaneengeregen door presentator Rick Paul van Mulligen die met zijn kenmerkende ironie (“Ik lijk een beetje cynisch, maar dat is niet zo”) de avond de juiste lichte toon meegaf. In een geestige Ramses Shaffy-parodie bezong hij de commercie in het theater op de wijs van Laat me.

Er waren prijzen voor schrijfster Maria Goos en voor toneelschooldocent René Lobo, die dit jaar afscheid nam van de Toneelacademie Maastricht maar wiens mantra’s –“doe het niet goed, maar dóe het!”– voortleven in de hoofden van generaties Nederlandse acteurs.

Er was een (nieuwe) regieprijs voor De Pelikaan van Susanne Kennedy (die vorige week al de Prijs van de Kritiek won) en een mimeprijs voor de onontkoombaar radicale voorstelling Hideous (wo)men van Boogaerdt/VanderSchoot, ook in regie van Kennedy. In het jeugdtheater wonnen actrice Nastaran Razawi Khorasani en de Vlaamse groep Kopergietery.

De acteerprijzen werden aangekondigd door Ward Weemhoff en Vincent Rietveld van theatergroep De Warme Winkel in hun rol van verlopen personages uit de voorstelling Achterkant die tijdens TF te zien was aan de achterkant van en tegelijk met Lange dagreis naar de nacht van Toneelgroep Amsterdam. In een soort semi-geïmproviseerde oudejaarsconference vol inside humor namen ze de sector en de genomineerden venijnig op de hak.

Kirsten Mulder kreeg de Colombina (beste vrouwelijke bijrol) voor haar rol als Honey, ook in Who’s Afraid of Virginia Woolf?. Derwig beloofde haar even later: “Jouw Honey zullen we ons over vijftig jaar nog herinneren”. Martijn Nieuwerf won de Arlecchino (beste mannelijke bijrol) voor zijn rol in Caligula van Thibaud Delpeut. Derwig en Nieuwerf waren overigens collega’s bij theatercollectief ‘t Barre Land, hetgeen maar weer aantoont dat het kleinezaaltheater in Nederland nog steeds de kraamkamer is van het grote toneel. In zijn dankwoord hekelde Derwig dan ook de “historische vergissing” om de subsidie van de productiehuizen stop te zetten.

Directeur Jeffrey Meulman is tevreden over de nieuwe stijl van het prijzengala: “Deze avond werd altijd georganiseerd door het Bureau Promotie Podiumkunsten, maar dat bestaat niet meer. De opzet van het gala is nu soberder, mensen moeten hun kaartje kopen, maar met veel medewerking vanuit de sector is het toch een prachtige avond waar mensen heel veel zin in hebben.”

Meulman kijkt terug op een geslaagd Nederlands Theaterfestival, waarvan het prijzengala de afsluiting markeerde. “Het was een sterke selectie, en daarnaast is er veel inhoudelijk gediscussieerd door iedereen die bij het theater betrokken is, van critici tot toneelschrijvers. Het festival is een platform geworden om uitspraken te doen en om nieuwe ideeën te lanceren. Daar ben ik heel erg blij mee.”

Daarbij ziet Meulman een nieuw elan opkomen in de theatersector. “We hebben een aantal depressieve jaren achter de rug, maar een nieuwe generatie stroomt en neemt nieuw zelfbewustzijn met zich mee.”

Jonge Toneelschrijvers willen zichtbaarder worden

nieuws,Parool — simber op 16 september 2014 om 10:10 uur
tags: , , , ,

Een vijfde van alle theatervoorstellingen in de afgelopen seizoenen is gemaakt op basis van een nieuwe theatertekst. Bijna een kwart bestaat uit nieuwe vertalingen of bewerkingen. Toch blijft de toneelschrijver in Nederland relatief onzichtbaar. Dat zijn de belangrijkste conclusies van De Staat van de Theatertekst, die vanavond wordt gepresenteerd in het kader van het Nederlands Theaterfestival.

De Staat van de Theatertekst –een toespraak naar voorbeeld van de traditionele seizoensopening Staat van het Theater– wordt in de Stadsschouwburg uitgesproken door Timen Jan Veenstra en Malou de Roy van Zuydewijn van De Tekstsmederij, een bureau dat de belangen behartigt van (jonge) toneelschrijvers.

Voor hun Staat analyseerden Veenstra en De Roy van Zuydewijn de positie van toneelschrijvers in Nederland. Voor het eerst maakten ze daarbij onderscheid tussen ‘autonome toneelschrijvers’ (die niet zelf op het toneel staan of regisseren) en de in Nederland vaak voorkomende combinaties schrijver/regisseur (denk aan Eric de Vroedt of Gerardjan Rijnders) en schrijver/acteur (zoals Marjolijn van Heemstra of Laura van Dolron).

In hun brede onderzoek keken ze naar de carrières van diverse toneelschrijvers, het aandeel nieuwe, vertaalde en bewerkte teksten op de podia en vroegen ze het publiek naar hun motivatie om bepaalde toneelvoorstellingen te bezoeken.

Een opvallende uitkomst is dat het aantal plekken in het theaterveld die erop gericht zijn schrijvers te helpen in hun ontwikkeling sterk is teruggelopen, terwijl het aantal schrijvers dat van specifieke opleidingen voor dramaschrijven af komt sterk is toegenomen. “De trajecten voor talentonwikkeling in het theater zijn voornamelijk gericht op theatermakers en regisseurs”, zegt Veenstra, “Er ligt ruimte om ook nieuw schrijftalent te ontwikkelen.”

Ook blijkt dat een groot deel van de opdrachten die door toneelgroepen aan schrijvers wordt gegeven, door een harde kern van veelschrijvers wordt uitgevoerd, onder wie Rob de Graaf, Don Duyns, Jibbe Willems en Rik van den Bos. De praktijk van meer dan de helft van de toneelschrijvers bestaat voornamelijk uit het schrijven in opdracht.

Ook deden Veenstra en De Roy van Zuydewijn onderzoek naar de aandacht in theaterrecensies naar spel, tekst en regie. Daaruit blijkt dat in recensies schrijvers slechts de helft van de aandacht (gemeten in aantal woorden) krijgen van regisseurs. Deze onzichtbaarheid verhindert volgens de sprekers de doorstroming van nieuw toneelschrijftalent en het ontstaan van een “nieuwe, bestendige, kwalitatieve toneelschrijfcultuur. Een traditie die sterker is dan afzonderlijke kunstenplannen, en breder dan enkele voorvechters.”

De Staat van de Nederlandse Theatertekst wordt vanavond om 19:00 uur uitgesproken in de Stadsschouwburg

 

 

TIN, de stand van zaken

Bijna een jaar geleden sloot het Theater Instituut Nederland zijn deuren. De collectie werd overgedragen aan de Universiteit van Amsterdam en de vele projecten die het instituut uitvoerde raakten versplinterd of werden opgeheven. Maar hier en daar is nog een snipper van het oude TIN te vinden.

Afgelopen september vond een informatiebijeenkomst plaats rond de stand van zaken rond het oude en het nieuwe TIN, die deels ook fungeerde als reünie voor oud-medewerkers. De belangrijkste mededeling was dat de collectie boeken en teksten nog steeds raadpleegbaar is. Er is dan wel geen mediatheek meer, maar iedereen met een lidmaatschap van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek (UB) kan via de oude catalogus boeken aanvragen en ze vervolgens ophalen bij een van de vestigingen van de UB. Ook video’s en bladmuziek zijn in te zien, maar alleen in de viewing-ruimte van de UB-afdeling Bijzondere Collecties.

Collectie

Die afdeling Bijzondere Collecties beheert nu de TIN-collectie. Hans van Keulen, voorheen hoofd collecties van het TIN en nu conservator en teamleider uitvoerende kunsten en media bij de UvA, legt de gecompliceerde overeenkomst uit die eind 2012 tussen het TIN en de UvA werd gesloten: ‘De UvA krijgt geld van het ministerie om de collectie te beheren, op voorwaarde dat ze actueel, compleet en toegankelijk blijft. Daarvoor is een aantal ex-medewerkers van het TIN – in totaal 2,8 fte, onder wie ik zelf – overgenomen door de universiteit. Zo blijft de database met voorstellingsgegevens bijgewerkt en kunnen we nog steeds decors, kostuums en scripts van actuele voorstellingen verzamelen. De beheersovereenkomst geldt voor dertig jaar.’

De boeken en toneelteksten zijn daadwerkelijk eigendom geworden van de UvA en zullen in de loop der tijd worden opgenomen in haar catalogussysteem. De hoop dat er ooit weer een bibliotheek komt waar je kunt grasduinen in theaterboeken is dus echt vervlogen. (Vakreferent Theaterwetenschap Willem Rodenhuis merkte op dat onder invloed van digitale ontsluiting deze ‘open’ bibliotheekvorm sowieso op steeds meer plekken verdwijnt.) De rest van de collectie – kostuums, affiches, maquettes, foto’s en dergelijke – is nog steeds eigendom van het TIN.

Herengracht

Financieel zit het nog complexer in elkaar: toen het TIN besloot zijn activiteiten te staken omdat de subsidie werd stopgezet werd het hele vermogen van de stichting, zo’n vier miljoen euro, geclaimd door het ministerie van OCW. Een belangrijk deel van dat vermogen bestond uit de opbrengst van de verkoop van de panden aan de Herengracht in 2008. Volgens de redenering van het ministerie waren de panden in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw aangekocht met subsidiegeld en moest de winst van de verkoop dus weer terug naar de subsidiegever.

Maar om het TIN tegemoet te komen werd het bedrag via een omweg weer ten goede gebracht aan het instituut. Anderhalf miljoen werd terugbetaald voor de ontslagvergoedingen voor de medewerkers van het TIN, de zogenoemde frictiekosten. Vervolgens werd 2,5 miljoen binnen het ministerie verschoven van Kunsten naar Onderwijs, waardoor het budget naar de UvA kon worden geschoven, gekoppeld aan een ministeriële opdracht om de collectie over te nemen. Het TIN zelf hoestte nog eens een half miljoen transitiekosten op.

Theater in Nederland

De uitgebreide collectie theatererfgoed is dus nog steeds eigendom van het TIN. De stichting TIN is daarvoor omgevormd; ze heeft een nieuwe naam (‘Theater in Nederland’), de raad van toezicht is vervangen door een bestuur (met als bestuursleden Berend Jan Langenberg, Sylvia Dornseiffer en Bert Janmaat) en haar missie is geherformuleerd tot het levend houden van het erfgoed van het Nederlands Theater. Directeur ad interim is Anne-Marie Kremer, voorheen hoofd informatie van het TIN.

Theaterencyclopedie.nl

Omdat alleen verzamelen en beheren de collectie (en daarmee het TIN) erg onzichtbaar zou maken, is het voor Kremer van buitengewoon belang dat de collectie benaderbaar blijft voor een groot publiek. Daarvoor wordt vol ingezet op Theaterencyclopedie.nl. Op deze website, opgezet met het Wikipedia-systeem, komen de gegevens uit de voorstellingendatabase samen met artikelen die door bezoekers worden geschreven. Onder anderen oud-dansers van Het Nationale Ballet en cabarethistoricus Jacques Klöters dragen regelmatig bij met feiten, herinneringen en verbeteringen en vullen daarmee een steeds groter deel van de tachtigduizend pagina’s met voorstellings- en persoonsgegevens. Met projectsubsidies van particuliere fondsen wordt vanaf volgend jaar de website uitgebreid, onder meer met de mogelijkheid voor gezelschappen om zelf digitaal materiaal aan te leveren.

Sectortaken

De vernieuwde stichting richt zich dus uitsluitend op het theatererfgoed. De zogenaamde ‘sectortaken’ van het vroegere TIN – collectieve promotie, het stimuleren van theaterprogrammering, het uitreiken van enkele vakprijzen (voor bijvoorbeeld decorontwerp, theaterfotografie en theateraffiches), educatie en internationale promotie – werden gedeeltelijk doorgeschoven naar het Bureau Promotie Podiumkunsten (BPP), waar een aantal TIN-medewerkers aan de slag kon. Maar nu ook het BPP is gesloten verdwijnen de meeste van deze activiteiten helemaal. De serie Blind Date, waarin jonge theatermakers op een tournee door het land worden gestuurd, houdt op, net als de daaraan gekoppelde BNG Nieuwe Theatermakersprijs (ter hoogte van 45.000 euro).

Internationale promotie

Ook de internationale promotie stopt. Die taak, al jarenlang uitgevoerd door Anja Krans, bestaat voornamelijk uit het onderhouden van contacten met buitenlandse festivals en programmeurs, het informeren en koppelen van Nederlandse makers en het organiseren van een bezoekersprogramma voor buitenlandse gasten die Nederlandse voorstellingen willen zien.

Krans krijgt van het Fonds Podiumkunsten de mogelijkheid haar lopende projecten af te ronden en krijgt een bureau bij Dutch Culture (voorheen SICA). Daarna wil het Fonds de internationalisering van het theater opnieuw bezien.

Zo is dus het sectordeel van het TIN binnenkort helemaal verdwenen en is de erfgoedafdeling nu de gedeelde verantwoordelijkheid van een armlastige stichting en een kleine afdeling in de UB-moloch. 2013 zal een grove cesuur markeren in de geschiedschrijving van het Nederlands theater. Vanaf nu zal het verleden van onze vergankelijke kunstvorm een stuk moeilijker bereikbaar worden.

www.theaterencyclopedie.nlwww.bijzonderecollecties.uva.nl

De Cultuurindex

nieuws,Parool — simber op 11 januari 2014 om 11:00 uur
tags: , , ,

Hoe gaat het eigenlijk met de cultuur in Nederland? Wie die vraag wilde beantwoorden kon tot nu toe alle kanten op, maar natte vingers en onbewijsbare aannames speelden een grote rol. Er is veel cijfermateriaal beschikbaar, maar pas vanaf vandaag zijn alle meetbare aspecten op één plek verzameld: de Cultuurindex. Vanmiddag wordt hij gepresenteerd in het Concertgebouw.

In die index zie je eenvoudig terug dat het aantal ZZP’ers in de cultuursector fors toeneemt, net als het aantal vrijwilligers. Of dat de groei van het aantal festivals aan het plafond zit, en consumenten minder platen kopen, maar veel meer abonnementen nemen op muziekdiensten als Spotify. En dat de verkoop van de Museumkaart enorm is gegroeid, maar dat in de theaters de incidentele bezoekers de abonnementhouders verdringen.

Cas Smithuijsen, directeur van de Boekmanstichting, is één van de inititatiefnemers van de Cultuurindex: “Tijdens een dienstreis van een van onze medewerkers in de VS kwam zij in contact met de lobbyorganisatie Americans for the Arts, die toen –in 2009– werkte aan de eerste editie van een ‘National Arts Index’. We beseften onmiddellijk dat zoiets ook voor Nederland buitengewoon nuttig  zou kunnen zijn.” Tegelijkertijd bleek het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) ook plannen te hebben voor het bijeen brengen van cijfermateriaal over het culturele veld.

Smithuijsen: “In Nederland is het tot nu toe vooral het ministerie van OCW dat cijfers verzamelt. Zij gaan vooral uit van het rijksbeleid en van het gesubsidieerde aanbod. Het veld heeft grote behoefte aan eigen cijfers over de hele breedte van het veld, bijvoorbeeld in de boekenbranche niet alleen de (gesubsidieerde) biblotheken, maar ook de (commerciële) boekhandels. In de samenleving worden transparantie van geldstromen en het effect van maatregelen steeds belangrijker. De Cultuurindex kan daarop inspelen.”

De Cultuurindex toont in de eerste plaats de trends binnen de sector. 2005 is het basispeiljaar: alle indicatoren zijn voor dat jaar op 100 gezet, zodat je in de jaren erna kunt zien of groei of afname plaatsvindt. Opvallend is bijvoorbeeld dat het aantal nieuw uitgebrachte boektitels tussen 2005 en 2011 is verdubbeld,  maar dat het aantal openbare bibliotheken is gehalveerd. Sterke groei zit bijvoorbeeld ook in het aantal bedrijven in de creatieve industrie (+78%), het aantal vrijwilligers in musea (+82%) of de exportwaarde van Nederlandse muziek en beeldende kunst (+166%).

In vier pijlers worden al die indicatoren samengevat: infrastructuur (hoeveel cultuur is er eigenlijk?), participatie (hoeveel gebruik wordt ervan gemaakt?), geldstromen en concurrentiekracht (hoe doet de cultuur het vergeleken met andere sectoren en met het buitenland?). “Daarmee maken we een soort AEX voor de cultuur”, zegt Smithuijsen, “Een stevige indicatie van hoe het met de cultuursector gaat.”

De Index is nog in ontwikkeling. “We varen op tweedehands cijfers, omdat we zelf geen onderzoek doen”, vertelt Smithuijsen. “En het verzamelen daarvan was zeer moeilijk, vooral van commerciële partijen, al is dat uiteindelijk beter gelukt dan verwacht. En zeker op het gebied cultuurdeelname via internet zijn er de komende jaren nog betere metingen nodig. We staan nog maar aan de vooravond van het gebruik van open source en big data. De komende vijf jaar zullen de accenten steeds meer die kant op verschuiven.”

En wat moeten de sector en de overheid nu met deze samenhangende cijfers? Smithuijsen is terughoudend met een antwoord: “Ik ben geen politicus. Maar je kunt wel zien dat voor de overheid de keuze tussen spreiding en kwaliteit nu heel urgent wordt. Ga je subsidiegeld concentreren bij de beste kunstintellingen of kies je voor toegankelijkheid voor zo veel mogelijk Nederlanders? In de Index zie je een kaalslag buiten de grote steden, dat vraagt om een beslissing. Een ander vraagstuk is amateurkunst: minder mensen doen dat, onder andere door traditionele organisatievormen, die niet meer aansluiten bij hoe mensen hun vrije tijd indelen.”

De Cultuurindex wordt vanaf vandaag gespresenteerd en bijgewerkt op www.cultuurindex.nl

Veiling bijzondere theaterfoto’s

nieuws,Parool — simber op 5 november 2012 om 02:50 uur
tags: , , ,

Halina Reijn met een uitpuilend decolleté in een strakke wikkeljurk; John Kraaijkamp senior als King Lear in een eenvoudige borstrok; Joan Nederlof in vossebont, haar in panty gehulde benen wijd. De Nederlandse theaterfotografie heeft flink wat iconische beelden opgeleverd. Over een maand zijn honderdvijftig van de beste foto’s te koop op een veiling. Zaterdag werd de catalogus ervan gepresenteerd in de Stadsschouwburg.

Initiatiefneemster Helena Verhagen, in het dagelijks leven advocaat, kwam voor een opdracht die te maken had met nieuwe financieringsvormen in de kunsten in contact met theatergroep Mugmetdegoudentand. Ze was gelijk enthousiast over de publiciteitsfoto’s van de groep, die van oudsher gemaakt worden door het wereldberoemde fotografenduo Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin. Konden ze daar niet méér mee doen? Binnen de kortste keren groeide dit idee uit tot een veiling van honderdvijftig markante foto’s uit een eeuw theatergeschiedenis.

Verhagen hoopt dat de veiling een ton gaat opbrengen. Het geld gaat naar een nieuw fonds. “Het is natuurlijk te weinig geld om voorstellingen van te maken, dus we hebben nagedacht hoe we het toch veel geld kunnen maken”, zegt ze. “Het wordt een fonds waar jonge theatermakers geld kunnen aanvragen voor publiciteit en marketingplannen.”

De catalogus toont een grote diversiteit: publiciteitsbeelden (soms zwaar bewerkt) die als posters door de stad hebben gehangen, rauwe scènefoto’s en documentairefotografie (alle makers van de opera Reconstructie uit 1968; kinderen die naar een voorstelling van Scapino Ballet zitten te kijken) staan dwars door elkaar. Foto’s van Ben van Duin staan naast beelden van Philip Mechanicus en Paul Huf.

De foto’s werden uit ruim duizend inzendingen gekozen door fotograaf en schrijver Hans Aarsman, acteur Gijs Scholten van Aschat en kunstcritica Anna Tilroe. “We vroegen de gezelschappen om hun mooiste foto’s op te sturen”, zegt Verhagen, “en zo kregen we een mooi beeld van de afgelopen twintig jaar. Om ook de eerdere geschiedenis  mee te nemen hebben we medewerking gezocht van het Theater Instituut Nederland en het Maria Austria Instituut. Zo krijg je een prachtig tijdsbeeld van een eeuw theater.”

De Veiling wordt gehouden op 16 december in Arti. Kijkdagen van 12 t/m 15 december. Meer info op www.deveiling.org

Amsterdamse Kunstraad adviseert

cultuurbeleid,nieuws,Parool — simber op 15 juni 2012 om 17:12 uur
tags: ,

Spelers vóór stoelen en klein vóór groot. De Amsterdamse Kunstraad (AKR) –die gisteren haar advies over de culturele subsidies van de stad presenteerde aan de gemeenteraad en aan wethouder Carolien Gehrels van cultuur– bezuinigt bij grote instellingen en podia om kleine theater-, muziek- en dansgroepen overeind te houden. Maar dat betekent niet dat er veel opzienbarende veranderingen komen: het advies van de AKR, met als titel Kiezen voor perspectief, houdt de hoofdstedelijke cultuur knap in stand.

De grootste ingreep is het flinke aantal podia dat zijn subsidie gaat verliezen: De Engelenbak, het Tropentheater, Ostadetheater, Felix Meritis, Vondelpark Openluchttheater en M-lab worden als het aan de Kunstraad ligt geschrapt. In totaal verliezen 23 instellingen die nu in het kunstenplan zitten hun subsidie. Daar staat tegenover dat de gezichtsbepalende kleinere groepen en festivals hun subsidie behouden of in sommige gevallen (zoals bijvoorbeeld Dood Paard) méér krijgen.

De AKR had 82,6 miljoen euro te verdelen, tien procent minder dan de afgelopen periode. De raad kiest ervoor om de grootste instellingen de zwaarste bezuinigingen op te leggen. Zo krijgen de Stadsschouwburg, Paradiso, het Concertgebouw en het Amsterdam Musem rond de vijftien procent minder subsidie en moeten Toneelgroep Amsterdam en Het Nationale Ballet het met tien procent minder doen. Alleen het Koninklijk Concertgebouworkest is–door een besluit van de gemeenteraad– hiervan uitgezonderd en hoeft helemaal niet te bezuinigen.

De raad is vooral enthousiast over de veelzijdigheid en het hoge niveau van theater en muziek in de stad en deze genres krijgen er geld bij. Deze middelen worden weggehaald bij de podia en bij de musea. Hoewel de raad enthousiast is over de voorgenomen samenwerking van het Amsterdam Museum (voorheen Amsterdams Historisch Museum) met het Bijbels Museum en Ons’ Lieve Heer op Solder, moet het museum toch 1,3 miljoen inleveren.

Alles bij elkaar creëerde de Raad ruimte voor 48 nieuwe instellingen, zoals ArtZuid, het Harry Mulisch Huis, regisseur Jakop Ahlbom, Nachtgasten en de Tolhuistuin. Een groot aantal van die nieuwe instellingen (Orkater, Asko/Schönberg, het Nederlandse Blazers Ensemble, Oorkaan) bestonden al lang, maar wendden zich tot de gemeente omdat ze vanuit Den Haag minder subsidie krijgen of verwachten. Ook door instellingen als theater Frascati en jeugdtheatergroep De Toneelmakerij uit te zonderen van de bezuinigingen, repareert de stad een deel van de schade die de landelijke cultuurbezuinigingen aanrichten. Maar pas als het Fonds Podiumkunsten –dat naar verwachting slechts de helft van de aanvragen kan honoreren– op 1 augustus haar subsidiebesluiten bekend maakt, wordt duidelijk wat de gevolgen van de bezuinigingen precies zullen zijn.

In totaal kreeg de AKR 195 subsidieaanvragen, waarvan er grofweg een kwart werd afgewezen, de helft deels werd gehonoreerd en een kwart geheel gehonoreerd. Twee aanvragen moeten over: zowel het Stedelijk Museum als Dansmakers (het productiehuis voor dans) dienden een te hoge begroting in.

Op het gebied van cultuureducatie krijgt een consortium bestaande uit de Muziekschool Amsterdam, Aslan Muziekcentrum en het Leerorkest alle ruimte om veel meer basisschoolleerlingen in aanraking te brengen met muziek. De buitenschoolse cultuureducatie is vanaf nu een taak voor alle instellingen.

De keuze voor groepen in plaats van podia past in een langer lopende trend: vroeger subsidieerde het rijk de groepen en de gemeenten de podia, maar in het nieuwe beleid lijkt het erop dat het rijk de grote instellingen ondersteund en de gemeente de kleine. De podia worden meer en meer overgelaten aan de markt of aan private initiatieven, zoals gebeurde bij DeLaMar, Carré, het Compagnietheater of het Comedytheater in de Nes. Het is dus zeker niet gezegd dat M-Lab of het Openluchttheater in het Vondelpark nu moeten sluiten.

De raad presenteert haar adviezen in een aantrekkelijk geïllustreerd en opvallend leesbaar geschreven boekwerk van ruim 350 pagina’s, een kleurrijke staalkaart van wat Amsterdam op cultureel gebied te bieden heeft. De adviezen zijn uitgebreid onderbouwd en niet alleen de artistieke kwaliteit van de instellingen komt aan bod, ook hun ondernemerschap en samenwerkingen worden getoetst. De harde toon die de adviezen in bijvoorbeeld Rotterdam en Utrecht kenmerkten ontbreekt geheel en de raad toont zich terdege bewust van het feit dat ondanks de relatief milde bezuiningen ook in de Amsterdamse cultuursector banen gaan sneuvelen en instellingen gaan verdwijnen.

Selectie Theaterfestival

Theatergroep De Warme Winkel en theatermakers uit Vlaanderen, dat zijn de smaakmakers van het toneel in Nederland. Dat beeld wordt bevestigd als je naar de selectie van het Nederlands Theaterfestival kijkt. De jury, onder leiding van de ooit acterende schrijver Arthur Japin, maakte afgelopen zaterdag de tien voorstellingen bekend die zij de beste van het afgelopen seizoen acht en die in september tijdens het festival nog een keer te zien zijn in de theaters rond het Leidseplein.

De Warme Winkel is met twee voorstellingen uitgekozen: Alma (een beeldende performance over Alma Mahler) en Viva la naturisteraçion, een voorstelling over naturisme, waarin de vijf spelers voornamelijk naakt op het podium staan, een coproductie met De Utrechtse Spelen. Vooral de selectie van Alma is opvallend: de voorstelling werd drie jaar geleden gemaakt op Oerol, en was afgelopen herfst slechts twee in Nederland keer te zien. Je zou de uitverkiezing kunnen zien als beloning voor het groeiende aantal reprises in Nederland, waarbij succesvolle voorstellingen, later worden hernomen zodat meer publiek de kans krijgt ze te zien.

Daarnaast telt de selectie drie voorstellingen uit Vlaanderen: Bedrog van Stan, Disisit van Benjamin Verdonck en Bloed & Rozen van Het Toneelhuis en regisseur Guy Cassiers, een nieuw toneelstuk van Tom Lanoye over Jeanne d’Arc en Gilles de Rais. Cassiers beleeft na zijn befaamde Proust-cyclus een nieuwe artistieke piek: zijn marathonvoorstelling naar het boek De man zonder eigenschappen van Musil staat binnenkort op het Holland Festival en had in deze Theaterfestivalselectie zeker niet misstaan.

Naast Bedrog van Pinter is er nog meer modern repertoire te zien in september: het Ro Theater werd uitgekozen met Millers De dood van een handelsreiziger en de jonge regisseur Paul Knieriem werd geselecteerd met Bernhards Am Ziel, een productie van de Toneelschuur met Marlies Heuer in de hoofdrol.

Amsterdams succes is er voor de vrije producent Hummelinck Stuurman, die geselecteerd werd met Oom Wanja waarin onder anderen Pierre Bokma en Hein van der Heijden meespelen, in regie van Gerardjan Rijnders en Husbands van Toneelgroep Amsterdam. Die laatste keuze is opvallend, want pers en publiek leken dit seizoen andere voorstellingen van TA, zoals In ongenade of Na de zondeval hoger te waarderen dan Ivo van Hoves bewerking van de film van John Cassavates.

De laatste uitgekozen voorstelling is Bimbo van mimegroep Boogaerdt/Van der Schoot, een fascinerend akelige verbeelding van de ‘pornificatie’ van de samenleving. Theater als het krassen van nagels op het schoolbord en dus bij uitstek geschikt voor het Theaterfestival dat naast mooie voorstellingen tonen toch ook discussie wil oproepen.

De selectie overziend rijst het beeld van een evenwichtige, degelijke keuze. De jury koos geen kleine, obscure voorstellingen, en vergat geen grote hits – of het moest De prooi zijn van Het Nationale Toneel, de voorstelling over de val van ABM Amro die dit seizoen het meeste media-aandacht wist te genereren. Bezoekers die in september voorstellingen gaan ‘inhalen’ zullen weinig te klagen hebben over het niveau en de diversiteit van het Nederlandse theater.

Daar staat tegenover dat je zonder moeite een aantal voorstellingen kan noemen die ook in de keuze zouden passen, zoals Mahabharata van Marjolein van Heemstra of Krenz van Willem de Wolf. Het reflecteert een theaterseizoen waarin de kwaliteit zeer hoog was, maar échte uitschieters (te) schaars.

Daar moet bij gezegd worden dat die uitschieters, zeker in de grote zaal, opvallend vaak Vlaamse voorstellingen zijn. Naast de eerder genoemde Musil-cyclus van Cassiers hoorden wat mij betreft ook het onvoorstelbaar weirde Robo-a-Gogo van Wayn Traub en het megalomane 300 el x 50 el x 30 el van FC Bergman tot de hoogtepunten van het seizoen. Helaas zijn die voorstellingen maar één of twee keer in Nederland te zien. Onder druk van bezuinigingen en publiekseisen schuiven Nederlandse gezelschappen langzaam naar het midden, terwijl in België de zucht naar avontuur nog groter is.

Dezelfde jury die deze selectie maakte, beslist ook over de acteursprijzen Theo en Louis d’Or. De nominaties daarvoor worden binnenkort bekend gemaakt.

Het Nederlands Theaterfestival vindt plaats van 30 augustus t/m 9 september. Meer info op ww.tf.nl

Gevolgen Raadsadvies voor theater in Amsterdam

cultuurbeleid,nieuws,Parool — simber op 21 mei 2012 om 15:10 uur
tags: ,

(Voor het Parool van morgen; andere specialisten schrijven over de andere disciplines.)

Op het eerste gezicht lijkt het advies van de Raad voor Cultuur voor het Amsterdamse theater relatief mild: de meeste instellingen krijgen een goed rapport en mogen rekenen op het bedrag dat ze hebben aangevraagd. Maar dat beeld is vertekend. Toneelgroep Amsterdam, het Holland Festival en Het Nationale Ballet hadden vantevoren te horen gekregen hoeveel ze maximaal zouden kunnen krijgen en pasten hun plannen daarop aan. Alledrie vroegen ze een half miljoen minder aan dan ze nu krijgen, De Nederlandse Opera zelfs anderhalf miljoen minder. Jeugdtheatergezelschap De Toneelmakerij krijgt danwel een half miljoen euro, maar dat is een miljoen minder dan het gezelschap nu ontvangt.

Een andere bezuiniging die je niet in het Raadsadvies terugleest is die op de productiehuizen. Die zijn door het ministerie met een pennestreek geschrapt. Juist daarvan is een groot aantal gevestigd in Amsterdam, zoals Frascati, het Veem, Dansmakers en MC. Die konden überhaupt geen aanvraag meer doen. Terecht constateert de Raad dat de ontwikkeling van jonge kunstenaars, de taak van de productiehuizen, in het gedrang komt. Een speciaal geval is jeugdmuziekgroep Oorkaan. Die werd door de rigide regels van het ministerie in het vakje ‘jeugdtheater’ gedwongen en wordt nu afgewezen. Ook het negatieve advies voor het Theaterinstituut voedt het beeld dat een ogenschijnlijk mild advies een stevige culturele verarming in de stad niet voorkomt.

Derwig wint Louis d’Or, De Brauw Theo

nieuws,Parool,verslagjes — simber op 12 september 2011 om 01:19 uur
tags:

Gisteravond werden in de Stadsschouwburg de belangrijkste toneelprijzen van Nederland uitgereikt. Elsie de Brauw won de Theo d’Or (beste vrouwelijke hoofdrol, haar tweede) voor haar rol in de voorstelling Gif van NT Gent, waarin ze volgens de jury “met minimale middelen een diepe essentie?le ontroering teweeg weet te brengen.” Jacob Derwig kreeg de Louis d’Or voor zijn rol in Kinderen van de zon van Toneelgroep Amsterdam. De jury roemde zijn “onovertroffen timing” en zijn vermogen om “tegen de karikatuur in” te spelen. Beiden toonden zich in hun dankwoord ideale winnaars: blij, trots en bescheiden.

De Avro Toneel Publieksprijs – 25.000 euro voor het maken van een nieuwe productie – werd gewonnen door Doek!, een nieuw toneelstuk van Maria Goos, gespeeld door Loes Luca en Peter Blok. Producent Hans Kik benadrukte in zijn dankwoord dat hij dan wel een vrije (ongesubsidieerde) producent is, maar dat zijn voorstellingen toch slechts kunnen bestaan dankzij de door de overheid ondersteunde infrastructuur van schouwburgen in het land.

Zo waren er meer momenten dat de grote problemen van de theatersector opwelden, zoals in de speech van Colombina-winnares (beste vrouwelijke bijrol) Lies Pauwels, die op onnavolgbare wijze de cultuurbezuinigingen en de herdenking van 9/11 wist te combineren met een lofzang op toneelgroep Dood Paard, waar ze haar prijswinnende rol speelde in de voorstelling Freetown.

En dat terwijl de presentatoren Geert Lageveen en Leopold Witte van Orkater de avond inzetten als een feest voor de theatersector onder elkaar, “zonder woorden als ‘bezuiniging’, ‘elite’, of ‘crisis’” . Maar juist door van het “dáár gaan we het niet over hebben” een running gag te maken, gaven ze de avond de juiste mengeling van ontspannen luim en waardige ernst, daarbij uitstekend geholpen door een voor de gelegenheid samengestelde Orkaterband die met subtiele rock en een strijkje de spanning smaakvol opbouwde.

Een bijzonder moment was de toekenning van de Prosceniumprijs aan theatermaker en toneelspeler Jan Joris Lamers. De jury beschouwt met name “het theaterpedagogisch aspect van zijn werk van onmetelijk belang voor de ontwikkeling van het Nederlandse toneel.” Lamers was er niet bij, hij speelde elders in het land De Kersentuin. De prijs werd namens hem door schrijfster en dichteres Judith Herzberg in ontvangst genomen.

Kader: Alle toneelprijzen tijdens het Nederlands Theaterfestival:

Avro Toneel Publieksprijs: Doek! van Kik Producties
Louis d’Or: Jacob Derwig voor zijn rol in Kinderen van de Zon van Toneelgroep Amsterdam
Theo d’Or: Elsie de Brauw voor haar rol in Gif van NT Gent
Arlecchino: Peter Bolhuis voor zijn rol in Augustus, Oklahoma van De Utrechtse Spelen
Colombina: Lies Pauwels voor haar rol in Freetown van Dood Paard
Prosceniumprijs: Jan Joris Lamers
VSCD Mimeprijs: Hotel Modern voor de voorstelling Vliegboot Moederschip
Gouden Krekel (productie): Adios van Het Houten Huis en Speeltheater Holland
Gouden Krekel (prestatie): Servaes Nelissen voor zijn rol in Lang zal die WEZEN van Toneelschap Beumer & Drost

Eerder uitgereikt:

VSCD Oeuvreprijs: Joop van den Ende
BNG Nieuwe Theatermakers Prijs: Ilay den Boer voor zijn voorstelling Dit is mijn vader
Dioraphte Amsterdam Fringe Award: Kelder van Gehring en Ketelaars

Volgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity