Kritiek: Vier ‘Hamlet’s

kritieken,Theatermaker — simber op 23 december 2010 om 19:29 uur
tags: , , , , ,

Het kan de theaterliefhebber nauwelijks ontgaan zijn: wat een enorme hoop Hamlets waren er de afgelopen maand te zien in Nederland! Ik zag er vier: de twee Nederlandse van Oostpool en De Utrechtse Spelen (DUS), een Duitse van Luk Perceval en een Indiase versie van de Mumbaise theater- en filmregisseur Rajat Kapoor. Ze hebben weinig gemeenschappelijk, behalve dat ze allemaal vrij kort duren -geen voorstelling is langer dan tweeëneenhalf uur- en dat de casts vrij klein zijn -gemiddeld acht spelers.

Maar waarom nu ineens zoveel Hamlets, na een vrijwel Hamletloos-decennium? Misschien kan er maar één sterke nieuwe Hamlet-interpretatie per generatie ontstaan. Voor de generatie van ’68 was een idealist die ingaat tegen de macht, voor de punkers een pure ziel in een verrotte wereld en Ostermeier zetten een hedendaagse Hamlet neer als een ironische, fundamenteel onzekere twijfelaar. Maar ja, dat was deels ook al de invulling van Theu Boermans. Misschien was die voorstelling ook wel zo goed, dat hij een slagschaduw tien jaar vooruit kon werpen.

Maar het was allerminst een straf om vier keer Hamlet uitzitten. Het stuk zit zo vol met ideeën, thema’s, actuele aforismes dat je iedere keer weer iets nieuws ontdekt. Bij Oostpool zag ik pas het verband tussen alle adviezen en goede raad in het stuk (Laertes aan Ophelia, Polonius aan Laertes, Hamlet aan de toneelspelers, enzovoort) en DUS maakte zichtbaar hoe beledigend het stuk-in-het-stuk is voor Gertrude.

Continue reading “Kritiek: Vier ‘Hamlet’s” »

Interview DasArts

Dasarts, de master-opleiding voor theater, staat niet bekend om haar uitgesproken openbaarheid. De deelnemers komen vanuit alle delen van de wereld binnen, wijden zich twee jaar lang aan laboratoriumwerk en artistiek zelfonderzoek, en vliegen weer uit. Onder de afgestudeerden bevinden zich theatermakers als Kees Roorda, Edit Kaldor, Petra Ardai, Sjoerd Wagenaar of Kassys. Een gemeenschappelijk profiel lijkt bij de alumni niet te ontdekken. Sinds 2009 is DasArts als opleiding Master of Theatre onderdeel geworden van De Theaterschool en met het aantreden van directeur Barbara van Lindt lijkt het instituut zich te openen. ‘Het object dat we hier bestuderen is nog onbekend voor iedereen.’

Een zaterdagavond in oktober in het Veemtheater. Ergens in het pand staat een grote bak met aarde met toeschouwers eromheen. Een vrouw barst in snikken uit. Een ander begint te roken. De ene vrouw stapt in de bak en begint de aarde te eten. De ander vult haar designertas  en haar zakken ermee. Op een andere plek in het Veem hangen zwarte doeken tot iets boven de vloer. Helle lichtflitsen erachter geven een spookachtig effect. Later rennen op dezelfde plek eindeloos twee mimers sur place. Als ze liggen uit te rusten worden ze van bovenaf gefilmd. De projecties van de twee lopen door elkaar naarmate het licht veranderd. Nog weer ergens anders moet een toeschouwer in een één-op-één performance vertellen over zijn of haar dromen. Het publiek krijgt plastic klaphandjes, en na afloop van iedere presentatie wordt het volume van de bijval gemeten met een apparaat met talloze gekleurde lampjes.

De korte performances waren onderdeel van een avond DasArts The Festival, dat onderdeel is van het blok ‘The Conditions of Succes’. De ‘blokken’ zijn kenmerkend voor DasArts. In de lente werken de studenten aan hun individuele traject, maar ieder herfstsemester stellen mentoren een blok samen met lezingen, workshops en activiteiten rondom een thema. Dit semester kozen de gasten Igor Dobricic en Siegmar Zacharias, beiden oud-studenten, voor het thema ‘Succes’. De studenten die meedoen aan dit blok komen uit Zuid Afrika, Griekenland, Spanje, Duitsland, Slovenië en Nederland.

Continue reading “Interview DasArts” »

Recensie: ‘Lost in Space’ van United Sorry

Parool,recensies — simber op 15 december 2010 om 03:10 uur
tags: , ,

‘Soms repeteren we op het toneel’, verontschuldigt Robert Steijn zich halverwege de performance Lost in Space. ‘Maar vanavond niet’, zegt Frans Poelstra er vrijwel onhoorbaar achteraan.

Onder de naam United Sorry maken de Nederlandse kunstenaars Steijn en Poelstra al een aantal jaren voorstellingen met Wenen als uitvalsbasis. Nu zijn ze weer even in Amsterdam te zien. Poelstra is de kalende muzikant en aangever, Steijn is een doe-het-zelf-sjamaan met een woeste baard. De performance is wel in het engels. ‘Ik hoop dat de Nederlanders het kunnen verstaan, ik heb nogal een accent’, grapt Steijn.

Het zijn mannen van middelbare leeftijd, maar in hun bewegen, praten en handelen zijn ze nog steeds kinderlijk en schutterig. Met hun oranje truien met glimmers, blauwe broeken en witte gympen lijken het pubers. In het donker halen ze voorzichtig en omstandig de doeken weg die over hun instrumenten gedrapeerd zijn. Ze spelen elementaire liedjes op bas en gitaar met twee akoorden en vier zinnen tekst.

Steijn snuift uitgebreid aan Poelstra’s adem, oksel en kruis en beschrijft met uitvoerige verhalen de herkomst van alle geuren. Ze vertellen over de seks en drugs uit hun verleden. Ze spelen simpele dialoogjes over wel of niet aanwezig zijn. En ze dansen op kitscherige synthesizermuziek uit de jaren tachtig. En dan een indringend seance waarin Steijn vertelt over zijn stervende moeder, voor wie zijn liefde niet sterker was dan haar angst voor de dood.

Het beweegt zich allemaal doelbewust op de grenzen van irritatie, ongemak, verwarring en oprechtheid. Maar in alle klungeligheid zit wel degelijk methode, of in ieder geval verzet, blijkt aan het eind, als Steijn een aantal pogingen doet om zich geïmproviseerd, zonder angst uit te spreken. ‘Ik weiger om theater te maken vanuit macht. Ik kan alleen theater maken over wat in mijn hoofd zit.’

‘We like having a good time on stage’, zegt Steijn en hij vraagt zich af of dat genoeg is. Met een licht science-fiction thema en aangenaam narcisme is Lost in Space eigenlijk een krachtig en fijn statement tussen al het gelikte theater dat zich uitput om zich maatschappijkritisch uit te spreken over het nu.

Lost in Space van United Sorry. Gezien 14/12/10 in Frascati. Aldaar nog 15/12. Meer info op www.unitedsorry.com

Reportage: ‘Bejaarden en Begeerte’

Parool,reportages — simber op 9 december 2010 om 14:51 uur
tags: , , ,

Het begon met een gesprek over hun opa’s. Die werden allebei op hoge leeftijd nog verliefd, wat bij de Nederlandse schrijver Oscar Kocken en de Vlaamse theatermaker Lucas de Man de vraag opriep: doen bejaarden ‘het’ nog en zo ja, hoe gaat dat dan? Ze besloten op onderzoek uit te gaan. Ze gingen bejaardentehuizen langs, aten enorm veel bonbons en speelden zelfs Zwarte Piet. De voorstelling Bejaarden en Begeerte die het opleverde komt nu naar Amsterdam.

Kocken en De Man hanteren een streng toegangsbeleid: je mag alleen de voorstelling in als combinatie van 65-plus en 65-min. Ze lijken te mikken op grootouders en kleinkinderen, maar in Theater Kikker in Utrecht lijken de meeste combinaties minder hecht. Bezoekers uit bejaardentehuizen worden gekoppeld aan studenten. De verslaggever wordt voorgesteld aan de 89-jarige mevrouw Jongerius uit bejaardentehuis Overvecht.

De voorstelling begint ongedwongen. Een oude Philipsradio speelt In the mood, losjes en schijnbaar naïef gaan Kocken en De Man met het publiek in gesprek over waar jongens en meisjes elkaar vroeger –in de jaren veertig en vijftig – ontmoetten, hoe ze elkaar het hof maakten. Gaandeweg wordt het openhartiger, ze vertellen meer zelf, lezen brieven voor, spelen stukjes. En dan is er nog Edith, een vitale zeventiger uit Zeist, die in een rode cape en stippeltjesrok een paar oude liedjes zingt.

En zo, via het verleden, komen de twee makers uiteindelijk waar ze wezen willen: bij de combinatie van bejaarden en begeerte. Verhalen over de laatste keer dat iemand vrijde met zijn vrouw, over tegen alle verwachtingen in toch nog een keer verliefd worden en over je kinderen die je verbieden om op een date te gaan. Het is soms een beetje ongemakkelijk intiem, maar nergens expliciet. De bejaarden in het publiek, die zich moeilijker lieten temmen dan een groep pubers, worden muisstil.

‘Die eerste helft gaat over het verleden’, vertelt De Man een dag later aan de telefoon. ‘Dat is heel belangrijk om ze mee te krijgen, want waar we het later in de voorstelling over hebben is echt taboe.’ Toch was het niet heel moeilijk om in de voorbereidende gesprekken mensen aan het praten te krijgen. ‘Oscar had een hele strategie bedacht: eerst over liefde beginnen en pas later vragen gaan stellen over seks, maar uiteindelijk gingen we recht op het onderwerp af en toen bleken mensen heel openhartig. Het taboe over bejaarden en seks zit denk ik vooral bij de jongeren.’

Kocken en De Man zijn opvallend genoeg niet de enigen van hun generatie die werk maken op basis van interviews met senioren. Eerder dit jaar maakten Marjolijn van Heemstra en Hannah van Wieringen de voorstelling Tegen de Tijd en tegelijk met Bejaarden en Begeerte is Lege Handen van Dries Verhoeven in Amsterdam te zien, met kinderen en 70-plussers op het toneel. De Man: ‘Ik denk inderdaad dat het echt iets is van onze generatie: we zijn op zoek naar onze identiteit, maar er zijn geen grotere kaders meer, dus we zoeken het in het persoonlijke. We zijn ook niet met andere generaties in conflict, we zoeken dialoog. Onze ouders vinden dat moeilijk, die hebben een heel sterk idee over generatieconflicten. Je merkt ook dat mensen van tussen de 60 en 65 het minst met onze voorstelling hebben.’

En misschien gaat deze voorstelling wel helemaal niet zo erg over seks, maar is het vooral een oproep om met elkaar te praten. ‘Het is zo’n stereotype dat bejaarden eenzaam zijn’, zegt De Man, ‘Maar uit onderzoek blijkt dat veel meer jongeren eenzaam zijn dan ouderen. We merken het ook aan de mensen die we vragen om mee te doen, zoals Edith. Die hebben een drukker sociaal leven dan ik. Maar het is wel moeilijker om 65-plussers te mobiliseren om naar het theater te gaan dan jongeren. Veel ouderen wonen alleen en hebben met weinig mensen veel contact. We werven ons publiek nu voornamelijk via bejaardentehuizen. Volgend jaar maken we een uitgebreidere tournee. We moeten steeds nieuwe slimme trucs bedenken om ouderen te werven.’

Na afloop van de voorstelling vertellen de oudjes aan wie het maar horen wil over hun eigen liefdesleven, al blijven ze wel een stuk kuiser dan de twee spelers. Ook mevrouw Jongerius vertelt graag over haar inmiddels overleden man. En wat vond ze van de voorstelling? ‘Heel mooi. Maar het ging wel heel veel over dat ene.’

Bejaarden en Begeerte: 17 t/m 19/12 in de Brakke Grond. Meer info op www.bejaarden-en-begeerte.nl

Interview Thibaud Delpeut

interviews,Parool — simber op 8 december 2010 om 14:50 uur
tags: , , ,

Vanavond gaat in de Toneelschuur in Haarlem Al mijn zonen in première, de nieuwe voorstelling van regisseur Thibaud Delpeut. Het stuk van Arthur Miller gaat over een zoon die er kort na de Tweede Wereldoorlog achter komt dat door nalatigheid van zijn vader defecte vliegtuigonderdelen zijn geleverd, met dodelijke gevolgen. ‘Ik ben geschrokken van mijn eigen woede.’

Het zijn de laatste dagen voor de première, maar Thibaud Delpeut heeft alle tijd voordat hij naar Haarlem vertrekt voor laatste repetitiedagen. ‘Door de sinterklaasperiode is de try-out periode wat meer uitgesponnen dan normaal’, vertelt hij achter een kop koffie. ‘Er is bij mij een constante in die laatste fase: eerst maak ik een vloeiende montage, uiteindelijke maak ik meer harde cuts.’

Wat hem aantrok in Miller is duidelijk: ‘Het is een fucking goed verhaal. Ik ben geïnteresseerd in de kritische houding van auteurs als Miller en Tennessee Williams ten opzichte van de American Dream. Voor de plot moet je het stuk niet spelen: je weet na vijf minuten al wát er wordt verzwegen, maar daarna gaat het over hoe en waarom. En een aantal dingen zijn gedateerd. In 1947 was de taal van de gewone man op het toneel het nieuwste van het nieuwste, nu kunnen we wel met wat minder toe. De tekst zit vol met details om personages te kenmerken, maar dat zijn juist dingen die de acteurs moet vormgeven. Van daar uit heb ik de tekst gecomprimeerd en strakker gemaakt. Ik ga in sneltreinvaart naar de climax en dan breekt ongelofelijk de pleuris uit.’

‘Het is een ensemblestuk, maar voor mij is het een coming of age verhaal van de jongste zoon, Chris, die wordt gespeeld door Roeland Fernhout. Met hem en hoe hij wordt bedot door zijn familie ga je mee. Hij heeft gevochten in de oorlog en is getraumatiseerd, zijn broer is niet teruggekomen. Het stuk is exorcisme. Het grootste bedrog is niet eens dat zijn vader laks is geweest, maar dat hij dacht dat hij tégen het fascisme vocht, terwijl het eigenlijk vóór het kapitalisme was. Ieder vecht voor z’n eigen hachje, in het klein en in het groot.’

‘Toen ik het stuk een paar jaar geleden las leek het me heel actueel: Amerika is weer in een oorlog verzeild. Maar gaandeweg leek het me universeler. De Amerikaanse droom is een wereldreligie geworden. De manier van oorlog voeren mag dan veranderd zijn en goed en kwaad minder zwartwit geworden, maar economische overwegingen geven nog steeds de doorslag. Ik laat het afspelen in de tijd waarin het geschreven is, met een beeld van 1947 in kostuums en muziek. Maar het eindigt met Jimi Hendrix; de volgende oorlog staat alweer op uitbreken.’

Al mijn zonen is voor Delpeut ook het laatste deel van een trilogie van voorstellingen over oorlog en geweld. ‘Blasted van Sarah Kane ging min of meer over het begin van een oorlog, in de voorstelling Nacht, die ik maakte op Oerol, zit je er middenin. Al mijn zonen gaat over de nasleep: we hebben gewonnen, maar waar hebben we nu eigenlijk voor gevochten?’ In de eerste twee voorstellingen was het geweld nadrukkelijk aanwezig op het podium. ‘Blasted en Nacht waren zwartgallige voorstellingen, in Al mijn zonen zit meer lucht, met één gestileerd moment van geweld tussen vader en zoon. Maar Nacht en Blasted eindigen allebei met een beeld van hoop en verzoening en Al mijn zonen heeft juist een zeer zwart einde.’

‘Chris leert eerst de waarheid over zijn vader. Dan verliest hij zijn onschuld. Maar daarna leert hij de waarheid over zijn broer en dan is er alleen nog maar destructie is, slash and burn. Ik ben wel geschrokken van mijn eigen woede. Woede blijkt een belangrijke drijfveer voor me. Aan het eind van het stuk probeert Chris zijn ouders duidelijk te maken dat zij verantwoordelijkheid moeten nemen voor het feit dat ze onderdeel van de wereld zijn. En zo simpel en verpletterend naïef is het. Hoe cynisch ik zelf ook ben, ik geloof wel dat je verantwoordelijkheid moet nemen voor je eigen leefomgeving door een andere attitude en een ander consumptiegedrag.’

Al mijn zonen is de Delpeuts laatste voorstelling binnen TA2, het traject voor jonge regisseurs van Toneelgroep Amsterdam en de Toneelschuur. ‘Ik blijf wel verbonden aan Toneelgroep Amsterdam: in 2012 ga ik een voorstelling maken in de grote zaal en ook in het volgende kunstenplan zal ik blijven.’ Hij noemt TA2 een succes, ondanks een moeizaam begin: ‘Toneelgroep Amsterdam en de Toneelschuur hebben geprobeerd om luwte te scheppen voor jonge regisseurs. Maar wat je doet ligt toch onder het vergrootglas, ook binnen het gezelschap. Maar ik heb echt voor het gezelschap gekozen, werkt met Ivo van Hove samen, o.a. in New York. Nu wordt TA2 ook binnen het bedrijf serieus genomen. Sommige acteurs vonden het in het begin ‘talentontwikkelingscorvee’, maar  nu wordt het door het hele ensemble gedragen.’

Al mijn zonen van Thibaud Delpeut speelt t/m 22/12 in de Toneelschuur Haarlem. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl
Blasted
gaat in reprise en op tournee van 6/1 t/m 6/2/11. Meer info op www.toneelschuur.nl

Recensie: ‘Lege handen’ van Dries Verhoeven

Parool,recensies — simber op 8 december 2010 om 00:55 uur
tags: ,

De vloer ligt bezaait met lege eierschalen. Kinderen dansen op een technobeat, bejaarden zingen met broze stemmen. Sommige kinderen zijn verveeld, de ouderen lopen met een stok, één zit in een rolstoel, een ander is blind. Ze dragen allemaal hetzelfde schooluniform, maar bij elkaar horen doen ze niet.

Dries Verhoeven is een van de meest originele theatermakers van Nederland. Hij is een exponent van wat we ‘ervaringstheater’ zijn gaan noemen: in zijn voorstellingen werd je als publiek rondgereden met een busje, nam je je intrek in een hotelkamer, chatte je met een vreemde uit een ver land, of maakte je een wandeling door de stad achter een vreemde aan.

Lege Handen is Verhoevens eerste voorstelling in een ‘gewone’ theaterzaal, maar zijn conceptuele aanpak blijft. Hij brengt vijf kinderen onder de tien en vijf ouderen bij elkaar op het podium en laat ze zwijgen. Aan het plafond hangen tien lichtkranten waarop teksten verschijnen die voor de spelers spreken.

‘Ik zal niet tegenvallen’, belooft een ernstig kijkend kind. ‘Je kunt me vertellen wie ik was’, suggereert een sjieke oude dame. Niet altijd horen de teksten zo duidelijk bij een persoon. ‘Je kunt me binnen houden’ of ‘ik begin steeds opnieuw in hetzelfde boek’; horen die bij een rusteloos kind of bij een demente bejaarde?

De senioren zijn oud-muzikanten, zoals Elisabeth Cooymans en Chaim Levano. Ze zijn breekbaar als ze lopen, maar nog veel breekbaarder als ze zingen. De kinderen zijn minder fragiel; keer op keer vallen ze op de grond, steeds een paar eierschalen verbrijzelend.

Verhoeven heeft op het podium mensen bij elkaar gebracht die buiten het volwassen leven staan en normaalgesproken te jong of te oud gevonden worden voor het theater. Het publiek wordt expliciet aangesproken als de generatie ertussenin, die verlangens op hen projecteert, voor hen zorgen moet maar vaak te druk is met de eigen sores. ‘Ik haal de focus uit je leven.’

Af en toe is het mooi en meditatief, maar bij dit soort voorstellingen is een strakke, buitengewoon geconcentreerde uitvoering een vereiste. Lege handen is te vaak rommelig en stuurloos. Dan wordt het kijken-naar-gebrekkige-mensen, en dat is larmoyant.

Dries Verhoeven is een maker met een methode: werelden bouwen om gevoelens van compassie en mededogen te laten ontluiken. In de theaterzaal is dat hem vooralsnog niet gelukt.

Lege handen van Dries Verhoeven. Gezien 3/12/10 in Utrecht. Te zien in Amsterdam (Frascati) 10 en 11/12. Tournee t/m 26/2/11. Meer info op www.driesverhoeven.com

Recensie: ‘Kinderen van de zon’ van TGA en NT Gent.

Toneelgroep Amsterdam en haar directeur Ivo van Hove leken een paar jaar zoekende, na hoogtepunten als Romeinse Tragedies, Opening Night en Angels in America volgden mindere seizoenen. Maar het gezelschap is terug, en hoe. Kinderen van de Zon is steengoed; een fel en indrukwekkend maatschappijportret, Van Hoves stevigste politieke stellingname sinds Het temmen van de feeks en een prachtig ensemblestuk, waarin de Vlaamse en Nederlandse spelers kluchtige vrolijkheid laten omslaan in diepe beklemming.

De voorstelling begint opvallend luchtig en speels. De verstrooide chemicus Pavel Protassov (Jacob Derwig met overkammer en fantastisch slechtzittend pak) ontsnapt steeds weer op een drafje naar zijn laboratorium om de problemen van alledag te ontlopen – met zijn huisbaas, zijn oude bediende (Frieda Pittoors als mooie kankerpit) en zijn getraumatiseerde zusje Lisa (Halina Reijn).

Het hele decor lijkt een parodie op de  stijlvolle design-huiskamers die Jan Versweyveld normaalgesproken maakt. Alles is lelijk, smakeloos en ouderwets. Een wittig kleedje hangt tot over de televisie die Russische tekenfilms en Rad van fortuin uitzendt. Pavel’s experimenten hebben het hele huis overgenomen. Tafels vol erlenmeyers, pipetten, kolven, horlogeglazen en thermometers laten nauwelijk ruimte voor thee, bier en brood. Het aanrecht is half voor een deur gebouwd. De hele eerste helft is gelardeerd met komische special effects met rook, schuim en harde knallen.

Pavel’s vrouw (Hilde van Mieghem) is zijn afwezigheid zat en zoekt aandacht bij een huisvriend, de schilder Wagin (Wim Opbrouck). In hun gesprekken over schoonheid, het goede, vrije wil vertegenwoordigt ieder een eigen filosofische stellingname, maar veel van hun gekeuvel lijkt weinig verband te hebben  met de problemen die zich buiten hun huis afspelen, zoals de oprukkende cholera in het dorp. Het sympathiekst lijkt nog de veearts Boris (Gijs Scholten van Aschat, in zijn eerste rol als ensemblelid van TGA, nuchter en aards), die niet zo hoogdravend is als de anderen en voor een paar roebel de staart van een hond spalkt. Zijn langdurige liefde voor Lisa wordt echter niet beantwoord.

Na de pauze wordt de stemming heel langzaam maar gecontroleerd grimmig. Het idealisme van de intellectuelen Pavel en Wagin blijkt hol (‘Ik zou iets willen doen; iets groots, iets heldhaftigs. Maar wat?’, roept de kunstenaar Boris uit) en maskeert een grote minachting voor het gewone volk. Pavel wijst verzoeken om zijn kennis in te zetten voor concrete problemen af. Alleen Lisa voelt de crisis aankomen. De televisie vertoont inmiddels Russische propagandafilms

Maxim Gorki schreef het stuk in 1905 in de gevangenis, waar hij terechtkwam door zijn kritiek op het Tsarenbewind die de arbeidersopstand in datzelfde jaar bloedig had onderdrukt. Van Hove trekt duidelijke lijnen tussen het onrustige Rusland van begin vorige eeuw naar nu. Aan het einde, waarin de buitenwereld verontrustend gewelddadig binnenkomt, pakt hij stevig uit. Maar de mokerslag is de monoloog die Reijn, onopgesmukt nu, tegen de zaal houdt en die eindigt met de woorden ‘Ik heb zo met jullie te doen.’

Kinderen van de zon van Toneelgroep Amsterdam en NT Gent. Gezien 28/11/10 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 11/12. Tournee t/m 18/1. Meer info op www.tga.nl

Recensie: ‘Het voordeel van de twijfel’ van Laura van Dolron

Parool,recensies — simber op 28 november 2010 om 15:50 uur
tags: , , ,

‘Dit stuk vergt discipline, aandacht en geduld’, zegt een van de acteurs tegen het einde van Het voordeel van de twijfel tegen het publiek. Het is maar dat we het weten. Het is geestig, want wat we in het uur ervoor hebben gezien is licht en toegankelijk, al zit er een vaak een serieuze ondertoon in. Opnieuw weet Laura van Dolron lichtvoetige vorm te verbinden aan serieuze thema’s.

Van Dolron is een theatermaker die de onvrede over haar natuurlijke neiging tot ironie en relativering graag toetst aan andere kunstenaars. Eerder nam ze in haar voorstellingen Henry Thoreau en Lars von Trier op de korrel. Nu is het de beurt aan Herman Hesse en een van zijn bekendste werken: Narziss en Goldmund.

Het is een rare voorstelling geworden, losse stukken die op een krakkemikkige manier aan elkaar zijn gelijmd, gedragen door het naïeve, geestige spel van de twee acteurs Steve Aernouts en Dion Vincken, die demonstratief zichzelf staan te spelen, maar steeds met de woorden van Van Dolron. Toch werkt het.

Aernouts en Vincken beginnen losjes en heel grappig het verhaal van Narziss en Goldmund na te vertellen: een vriendschap tussen een monnik en een levensgenieter. Binnen een paar minuten zijn ze klaar. Oh nee, ze zijn het belangrijkste vergeten: halverwege wil Goldmund kunstenaar worden. Vanaf daar hink-stap-springt de voorstelling ineens naar een meta-niveau: Aernouts voelt geen motivatie meer om te spreken, Vincken barst uit in een tirade over zijn eigen lafheid, de twee acteurs spreken hun wederzijdse bewondering voor elkaar uit.

Langzaam zie je in het spel en de ideeën van de twee acteurs Narziss en Goldmund terug: Vincken als de razende rationele denker die geen houvast heeft van overtuigingen, Aernouts als de kalme wijze met innerlijke zekerheid. Het toneel is ook al zo keurig verdeeld: links de natuur (een paar tafels met hopen aarde en planten), rechts de cultuur (stapels papier en boeken).

Zingeving is het thema van Van Dolron en haar twijfel of ze haar heil niet beter kan zoeken in religie of politiek dan in de kunst heeft ze de afgelopen jaren vaak expliciet geuit. Maar dan houdt in Aernouts in deze voorstelling ineens een prachtige monoloog met instructies voor het theaterpubliek. En Vincken vertelt over een Boeddhistische bijeenkomst, waar hij over de rooie raakt van een tegen de verwarming geplakte Hema-tas en zegt: ‘Ik zoek een plek waar iemand heel precies over na had gedacht. Ik wil even verzorgd worden, geen consument zijn.’ En dan vermoed je dat Van Dolron haar geloof in het theater toch niet helemaal verloren heeft.

Het voordeel van de twijfel van Laura van Dolron. Gezien: 26/11/10 in Frascati. Aldaar t/m 4/12 en 9-10/3/11. Tournee. Meer info op www.theaterfrascati.nl

Déjà vû: Afval

columns,Theatermaker — simber op 22 november 2010 om 17:33 uur
tags:

Waarom krijgen theatermakers en decorontwerpers zo vaak dezelfde ideeën? In een vervolg op de serie Déjà-vû signaleert en onderzoekt Simon van den Berg de trends, vondsten en clichés in het Nederlands theater. Deze keer: de vuilnisbelt.

Het toneel vervuilt! In hoeveel voorstellingen zagen we al niet vuilnis op het podium uitgegooid worden? De laatste keer bijvoorbeeld bij Richard III van Orkater, waar bij ieder nieuw slachtoffer er weer een berg afval uit de kap komt vallen. Of Ivo van Hove’s Berlijnse voorstelling Der Menschenfeind, waar hoofdrolspeler Lars Eidinger buiten op de Ku’damm drie vuilniszakken uit een container plukt om die in het designdecor te legen. Of De Thuiskomst van FC Bergman dat zich afspeelt in een ruimte die bezaait ligt met plastic verpakkingen, kartonnen dozen, reclamefolders en stuk meubilair.

Vanwaar deze voorkeur voor vuilnis? En wat betekent het? Bij Richard III lijkt het vrij duidelijk: Richard’s tegenstanders zijn uit de weg geruimd, maar hun resten blijft achter: de smetten op de ziel van de onwettige koning. Langer geleden, in Platform, waarin Johan Simons aan het begin van de voorstelling met donderend geraas het hele decor uit de lucht liet kletteren, was het de verbeelding van een terroristische aanslag op een Thais vakantieoord voor sekstoerisme. Het krantenproppen schietende luchtdrukkanon in De laatste dagen der mensheid van ’t Barre Land verwees naar het geweld in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog.

In ieder geval heeft afval dus een sterke relatie met de dood en geweld. Misschien heeft het smijten met vuilnis in zekere zin de functie overgenomen van dramatische sterfscènes, waarin acteurs liggend op het podium met stokkende adem de beroemde laatste woorden van hun personages slaken. Het afval is dan als het lichaam: het zielloze omhulsel, waar het leven c.q. het waardevolle produkt uit verwijderd is. Een vergelijkbaar idee zit in Grande Bouffe, opnieuw van Simons, waar grote hompen vlees uit de kap komen vallen. De vier hoofdpersonages zullen zich eraan dood eten, en uiteindelijk net zulke kadavers worden. Bederf is de weg van alle vlees.

Vaak past afval natuurlijk in de klassieke dramaturgie van de tragedie: de ontwikkeling van orde naar chaos. Aan het begin is het toneel opgeruimd en netjes, aan het eind is het een zooitje, de verwoesting van personages spiegelend een thema dat geabstraheerd werd in Tragedie van Gerardjan Rijnders, waar het naar beneden stortende vuilnis samen met de ontploffingen in het water de bestaande orde uiteen rijten. Maar het hoeft helemaal niet per se met vuilnis, het kan ook met knuffelbeesten (Wij zijn grijs gebied van Generale Oost), planken en verf (het eerste deel van UBU van Toneelgroep Amsterdam) of vloertegels en keurig gedresste decorelementen (Teorema opnieuw van Toneelgroep Amsterdam).

Wil je als theatermaker toch een klein beetje hoop bieden, dan laat je de spelers uit de puinhoop toch nog iets kleins bouwen, zoals het bootje in Natives van Wunderbaum of de torens van tonnen in Van de brug af gezien van Oostpool.

Maar afval is ook een symbool van de uitwassen van de consumptiemaatschappij. In Der Menschenfeind contrasteert het afval dat hoofdpersoon Alceste binnenbrengt met de iPads en smartphones van de andere personages. Alceste is op zoek naar zuiverheid en vindt alles in de wereld even waardeloos. Door zijn lichaam in te smeren met etenswaren en vuilniszakken leeg te gooien laat hij zien dat de hele wereld voor hem drek is. Bij De Thuiskomst komt Teddy terug bij zijn ouders wier hele leven blijkbaar alleen rommel heeft voortgebracht.

De regisseurs die afval gebruiken zijn dus niet bepaald optimistisch over de mens: in ons leven omringen we ons met vullis en als we dood zijn blijft er niets van waarde van ons over. Opvallend is dan wel de hoeveelheid plastic – flessen, frietbakjes en verpakkingsmateriaal – die wordt gebruikt. Dat kan een praktische reden hebben (compostafval op het toneel strooien is smeriger dan plastic en wellicht zelfs ongezond) maar het legt de nadruk op de biologische onafbreekbaarheid van de polymeren en de eeuwigheid van hun waardeloze aanwezigheid. Waarschijnlijk is dat onbewust. De eerste voorstelling die afval inzet om ecologische thematiek aan te snijden moet nog gemaakt worden.

Maar tijdens Richard III gingen mijn gedachten onherroepelijk naar de technici. Bij iedere dode valt er iets anders uit de lucht: de ene keer flessen, dan weer piepschuim, auto-onderdelen, stukken rode loper, stalen kettingen of kussens. Na afloop moeten de technici al dat afval weer scheiden voor recycling, de volgende dag. Het wachten is op de voorstelling die dat opruimen door de acteurs laat doen tijdens de voorstelling en die het vallen overlaat aan de crew backstage.

Recensie: ‘De opgaande zon’ van Toneelgroep Maastricht

Parool,recensies — simber op 21 november 2010 om 23:52 uur
tags: , , ,

Het wordt regelmatig geprobeerd om ander werk van Herman Heijermans dan Op hoop van zegen op te voeren. Vorig jaar speelde Het Toneel Speelt bijvoorbeeld Ghetto. Maar keer op keer blijkt dat Heijermans’ overige stukken niet het niveau halen van die ene klassieker. Ook de zeer matige voorstelling De opgaande zon is geen pleitbezorger voor herwaardering

De opgaande zon kan het makkelijkst worden gekarakteriseerd als Op hoop van zegen met winkeliers. Kleine middenstander De Sterke heeft een familiebedrijfje, maar zijn zaak wordt langzaam uit de markt gedrukt door het grote warenhuis De Opgaande Zon ernaast. Er zijn te weinig klanten en te veel schulden, en terwijl De Sterke’s vrouw handenwringend door het leven gaat houdt De Sterke met humor en optimisme de moed erin, een eigenschap die hij ook zijn dochter Sonja heeft aangeleerd.

Midden op het toneel is het een stampvol doolhof op de vierkante meter. Het is de huiskamer van de familie, tevens winkelopslag, en overal staan delen van stoelen en tafels, dozen en verkoopwaren opgestapeld. Mensen moeten over de meubels lopen om van de ene kant naar de andere te komen. Het is een schets van pittoreske armoede, waarin de lampen aan het plafond uit en aan worden gedraaid om te besparen op de electriciteit en saucijzebroodjes het toppunt van luxe zijn.

De aardigste vondst van regisseur Arie de Mol is om de opgeruimde De Sterke te laten spelen door de altijd nogal nurkse en cholerische acteur Jack Vecht, die duidelijk weet te maken dat zijn personage bewust niet kiest voor ‘drank, dood, zeuren of bidden’, maar voor de lach. Maar voor de wanhoop die daarbij hoort is geen moment plaats in deze voorstelling. De acteurs staan stijf van de energie, en de hele voorstelling is een heksenketel van rennen, duwen en schreeuwen.

Maar het blijft ongericht. Al het lachen, sappelen en ploeteren op de vloer voelt ongemeend en het komt niet over in de zaal. Zelfs de mooie stukken in de tekst, zoals het verhaal van opa De Sterke over het faillissement dat hem lang geleden overkwam, worden kitsch door de grove speelstijl en muziek. Als op het eind de onafwendbare doem heeft toegeslagen is de voorstelling al over de kop.

De Mol is een ouderwetse punksocialist die in eerdere voorstellingen zijn moralisme intelligenter en uitdagender wist vorm te geven. Maar juist in combinatie met Heijermans wordt het ergerlijk plat.

De opgaande zon van Toneelgroep Maastricht. Gezien 20/11/10 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 26 t/m 28/11. Meer info op www.toneelgroepmaastricht.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2025 Simber | powered by WordPress with Barecity