Kerst Bingo

niet-theater — simber op 24 december 2008 om 13:30 uur
tags: ,

Bingo!Blijkbaar beviel de Obama-bingo: NRC.Next vroeg mij om een Kerst-bingo. Die staat vandaag (24/12) in de krant, prachtig vormgegeven door Emmelien Stavast.

Download de PDF versie (1,2 MB)

Recensie: ‘Hedda Gabler’ van Het Nationale Toneel

Parool,recensies — simber op 19 december 2008 om 13:39 uur
tags: , , ,

Nog voor de voorstelling goed en wel begonnen is schiet Hedda Gabler zichzelf al door het hoofd. Net als in Mulholland Drive van David Lynch kun je deze voorstelling zien als laatste gedachtes en angsten van Hedda; de korte periode tussen schieten en sterven opgerekt tot anderhalf uur, waarin we zien hoe het zo gekomen is.

Verwacht geen keurige opvoering van de klassieker van Ibsen. Regisseur Susanne Kennedy maakte voor Het Nationale Toneel een verfrissende, tegendraadse voorstelling, die drijft op het grote talent van haar hoofdrolspeelster, de Turks/Duits/Nederlandse actrice Çigdem Teke. Nadrukkelijk kiest Kennedy voor het perspectief van Hedda, de wilde generaalsdochter die verzeild raakte in een saai huwelijk, haar omgeving wil manipuleren, maar er zelf aan kapot gaat.

Alle acteurs zitten gevangen in een doos, behangen met gigantische foto’s van lichaamsdelen –vooral benen– tegen een achtergrond van onflatteuze stof. De kogelgaten zitten er al in. Voorlangs is over de hele breedte een dunne snaar gespannen. Doordringend kijkt Teke vrijwel continu het publiek aan terwijl ze daarme onheilspellende klanken voortbrengt.

Deze Hedda is een slechte poseur. In een te kort groen glitterjurkje en met Amy Whinehouse-haar blijft Hedda een gevoelig meisje dat zich een wild imago heeft aangemeten. Lijzig en met distantie zegt ze haar teksten –en regelmatig ook die van de andere personages- maar de verveling van iemand die daadwerkelijk uit het sociale patroon wil breken is voelbaar.

De andere personages zijn gemene karikaturen. Manlief Tesman is een sukkel in een hagelwitte kaftan en korte broek, Tante Julle is een oude man in drag. Alleen Eilert –de concurrent van Tesman- lijkt nog enigzins op haar met zijn emo look.

Tegen het eind raakt de voorstelling op drift, alsof Hedda’s bewustzijn uit elkaar valt. Een liederlijk feest met keiharde geluiden, een verkrachting, schreeuwende acteurs. Het is over the top en werkt maar half. Ook een soort balts-dans van de Tesman en Eilert wordt bijna kinderlijk.

Verder weet Kennedy haar dadendrang beter te doseren. De voorstelling lijkt op het eerste gezicht kil en deprimerend, maar wordt daar bovenuit getild door de gretigheid in spel en regie, en het charisma van Teke. Dat maakt deze Hedda Gabler een buitengewoon prettige uitvoering van klassiek repertoire.

Hedda Gabler van Het Nationale Toneel. Gezien 17/12/08 in Den Haag. Te zien in Amsterdam (Frascati) 2/1 t/m 4/1. Meer info op www.nationaletoneel.nl

Recensie: ‘Sawm, Pax Islamica IV’ van Sabri Saad El Hamus

Parool,recensies — simber op 16 december 2008 om 01:02 uur
tags: , , ,

Het is een sexy stel, de zinnelijke Egyptenaar Sabri Saad El Hamus en de knappe Belgische theatermaker Sarah Moeremans. In Sawm spelen ze een intercultureel koppel. Hij voelt, na anderhalf jaar de koran niet te hebben opengeslagen, de neiging om te gaan bidden, en zij is overstuur omdat een Kutmarokkaantje haar in de Kentucky Fried Chicken voor ‘hoer’ heeft uitgescholden. Ze had hem aangesproken omdat hij zich niet aan de Ramadan hield.

Verwacht echter geen kwetsend of actueel gehakketak. Dichter Mustafa Stitou schreef een mooie poëtische dialoog en de makers bouwden een grote arabische tent in Frascati met rode vloerbedekking, waar je als toeschouwer slechts op kousevoeten naar binnen mag. De sfeer is licht en bijna romantisch. Sarah eist excuses van Sabri namens het jongetje in Kentucky Fried Chicken en na een mooie scène waarin Sabri de situatie omdraait en opblaast, geeft hij gehoor aan haar wens.

Ze herinneren elkaar aan hun ontmoeting, hij als rusteloze jager door Amsterdam, zij als gewichtloos meisje naakt in de woestijn dat hij op zijn schouders nam. Ze praten over God, ze bidden samen en hij wordt opnieuw verliefd op haar uitspraak van de Arabische ‘kh’-klank.

Sawm is het vierde deel van de serie Pax Islamica, waarin Saad El Hamus de vijf zuilen van de islam onderzoekt in evenzoveel voorstellingen. Sawm is niet het beste deel van de serie –daarvoor is de metafoor van de relatie van Sabri en Sarah voor die tussen de islam en het westen iets te simpel-  maar verreweg het meest toegankelijke. Ook de link tussen de voorstelling en de zuil waarop die geënt is –in dit geval de ramadan- is veel helderder dan in de drie eerdere delen.

Sawm gaat over onthouding, vooral met betrekking tot seks, en de lust van de personages wordt gesublimeerd in dansen. Eerst praten ze alleen, maar zij heeft al een een beige ballroom jurk aan en hij een rood stierenvechtersjasje met glitters. Ze eindigen dansend, in langzame, geconcentreerde bewegingen op Egyptische drama-pop, melancholiek en teder.

Sawm; Pax Islamica IV van Sabri Saad El Hamus, De Nieuw Amsterdam en Frascati Producties. Gezien: 15/12/08 in Frascati. Aldaar t/m 18/12. Tournee t/m 24/1.

Voorstuk: NT Gent in de Stadsschouwburg Amsterdam

Vanaf vanavond bezet de NT Gent drie dagen de Stadsschouwburg. Het Vlaamse theatergezelschap van sterregisseur Johan Simons toont in het programma Amsterdam Vlaams haar veelzijdigheid, maar Simons zelf schittert door afwezigheid.

“We hebben een uitstekende band met Johan Simons” vertelt programmeur Annet Lekkerkerker,  “Hij komt later in het seizoen met de voorstellingen Instinct en Tien Geboden naar de schouwburg. We hebben nu juist de kans om de enorme diversiteit van het gezelschap laten zien. Bovendien: eind volgend jaar vertrekt Simons naar München en wij laten nu al zien wie er daarna belangrijk zullen worden voor de groep. Acteur Wim Opbrouck zal NT Gent gaan leiden, en Els Dottermans, Steven Van Watermeulen en Aus Greidanus jr. blijven beeldbepalende personen.”

Het gezelschap speelt drie voorstellingen, en daarnaast is er op woensdagavond een talkshow, met interviews met Pierre Bokma en Frans Weisz, monologen en muziek. Aus Greidanus presenteert met de voorstelling De koning sterft zijn regiedebuut in de grote zaal, met Van Watermeulen in de hoofdrol, en treedt daarmee in de voetsporen van zijn vader, Aus Greidanus sr., die eerst acteur was bij en nu artistiek leider van De Appel in Den Haag. De zoon maakte een lichte versie van het absurdistische stuk van Ionesco.

Opbrouck is te zien in twee voorstellingen. Eerst in een kindervoorstelling van Sanne van Rijn, Ik wil dat jij een beer wordt, naar het prentenboek van Janosch. Het is een opvallende keuze voor Van Rijn, die normaal gesproken zeer abstracte mime maakt. Maar met behulp van levensgrote origami dieren weet ze haar eigen stijl moeiteloos toegankelijk te maken voor kinderen. “Ik vind het heel bijzonder dat een acteur als Aus Greidanus of een maker als Sanne van Rijn binnen het gezelschap zoveel ruimte krijgen om hun eigen ideeën uit te voeren”, zegt Lekkerkerker, “Een voorstelling voor kinderen vanaf zes jaar in de grote zaal is een grote gok, maar het is een prachtige, poëtische voorstelling geworden.”

Hoogtepunt wordt zonder twijfel het concert Ik val… Val in mijn armen, waarin Opbrouck en Els Dottermans countryliedjes zingen. Het initiatief kwam van Opbrouck, die naast het verontrustende theater van Simons ook wel eens een hartverwarmend liedjesprogramma wilde maken. Het resultaat, bleek tijdens een sneak preview in september, is een hartverscheurend mooie show waarin de twee acteurs met drie muzikanten rond een caravan liedjes zingen van Johnny Cash, Chip Taylor en Tammy Wynette. De meeste songs zijn vertaald in het Vlaams: Stand by your man werd Blijf bij uw vent en soms maken ze speelse uitstapjes naar Huub van der Lubbe, The Lemonheads of Brahms. Opbrouck bleek al eerder een ziel van rock ’n roll te hebben, zodat vooral Dottermans’ ferme strot verrast.

Lekkerkerker laat zich niet verleiden tot het noemen van haar favoriete NT Gent voorstelling: “Het programma is té divers om er eentje uit te kiezen. Maar ik durf wel te garanderen dat iedereen die komt kijken naar Ik val… een stukje gelukkiger buiten komt dan ze naar binnen gingen.”

Amsterdam Vlaams, NT Gent in de Stadsschouwburg Amsterdam. 2/12 t/m 4/12. Meer info op www.ssba.nl

Gesproken Column voor Goesting

meningen — simber op 30 november 2008 om 22:24 uur
tags: ,

Goesting is een festival voor Vlaams jeugdtheater in Amsterdam, georganiseerd door de Stadsschouwburg, De Krakeling en de Brakke Grond. Ik werd gevraagd om een column uit te spreken over de verschillen tussen Vlaams en Nederlands (jeugd)theater op de laatste dag bij een parcours voor jeugdtheaterprofessionals. Over die briefwisseling met Wouter Hillaert waaraan ik refereer volgt later meer. NB: Alleen het gesproken woord telt ;-)

In een aantal brieven die ik uitwissel met (Vlaams theatercriticus) Wouter Hillaert proberen wij samen te meten hoe breed en diep de kloof is die onze twee vaderlanden scheid. Dat  die kloof er is en dat die groter wordt staat voor ons beiden buiten kijf.

Mijn eerste indruk was dat het vooral een probleem in de taal was. Om George Bernhard Shaw te parafraseren: Nederland en Vlaanderen zijn twee landen die gescheiden worden door dezelfde taal. Niet alleen dat we elkaar niet meer verstaan – dat Vlaamse toneelrecensenten bij Amsterdamse koffiestalletjes in het Engels worden toegesproken, of dat Baantjer in Vlaanderen wordt ondertiteld – maar dat woorden hier en daar –zie de bordjes aan de muur in de Krakeling- iets totaal anders betekenen. Oók, juist de woorden waarmee we over onze verschillen willen praten. Dat bleek gisteren weer tijdens een ‘overleg’ tussen Vlaamse en Nederlandse jeugdtheatermakers .

Pardon: daar ga ik al. Ik noem Goesting een festival voor jeugdtheater. Nee hoor, zeggen de Vlamingen: het gaat om kinderkunst. Ik krijg de indruk dat waar jullie het woord ‘autonoom’ gebruiken, Nederlanders vaak het woord ‘artistiek’ bezigen. Wat in Vlaanderen ‘publiekswerking’ heet, wordt in Nederland ‘marketing’ genoemd. In Nederland kan er onomwonden worden gesproken over ‘Overaanbod’, in Vlaanderen moet de verantwoordelijke minister een verhullende metafoor gebruiken: “Het bos is vol.”

Ik denk echter dat de situatie veel ernstiger is dan ik tot nu toe dacht. Die woorden verhullen slechts dat in onze twee landen een totaal verschillend paradigma voor de kunsten ontstaan is. (De verschillen tussen Vlaams en Nederlands jeugdtheater zijn dan ook volgens mij niet heel anders dan de verschillen tussen het theater voor volwassenen.) Het probleem in één zin: In Vlaanderen staat de maker centraal, in Nederland meer en meer het publiek.

In Vlaanderen blijft de autonomie van de kunstenaar en het kunstwerk het centrale geloofsartikel. (Ik kan daarbij niet negeren dat ‘autonomie’ een tweede, in Vlaanderen politieke betekenis heeft.) Dat leidt tot eigenzinnige voorstellingen, die hun publiek –ook kinderen- zeer serieus nemen, waar toeschouwen een werkwoord is. En ook tot voorstellingen die merkwaardig genoeg een beetje eenvormig zijn. De afgelopen dagen zag ik opvallend vaak een decor van losse objecten op de vloer en acteurs die half tegen de zaal, half tegen hun medespeler het verhaal vertellen. Of acteurs die zelf met samplers kakafonische muziek maken. Of groepen jongeren op scene, in choreografie van volwassen gedrag. Nederlanders vinden die voorstellingen vaak –ik chargeer natuurlijk- ‘moeilijk gedoe’, ontoegankelijk en een beetje saai.

In Nederland is het paradigma van de autonomie vrijwel geheel afgebroken en is er een nieuw in aanbouw. Hier worden vele theatervormen onderzocht die naar het publiek toe bewegen. Die vinden Vlamingen dan weer vaak oppervlakkig en commercieel en voor een deel is dat terecht. Om terug te komen op de terminologie: de term ‘publiekswerking’ geeft al aan –ik heb het van Leen Laconte gisteren- dat het publiek in Vlaanderen wordt gezien als te verheffen burgers, terwijl de Nederlandse term ‘marketing’ impliceert dat het publiek bestaat uit consumenten aan wie iets verkocht dient te worden.

Maar wat veel Vlamingen vaak in Nederland over het hoofd zien is de enorme diversiteit van ons theateraanbod. Wij hebben een bataljon ‘urban’ theatermakers, een geheel eigen genre ‘ervaringstheater’, vrije producenten die zonder subsidie zowel repertoire als nieuw toneelwerk van behoorlijke kwaliteit brengen en een scala aan subgenres binnen de mime. Het blijft bijzonder in Nederland hoe groot de veelzijdigheid is die we tolereren, en hoe makkelijk die heterogene paradigma’s naast elkaar kunnen bestaan.

Ik ben bang dat ik u niet kan achterlaten met een hoopvol perspectief voor de toekomst. Ik denk niet dat de kloof binnenkort gedicht zal worden. De  belemmeringen zijn niet alleen ideologisch van aard en gaan ook verder dan de kunsten. De verschillen van het breedste niveau – Vlaamse nation building ten opzichte van België en Nederlandse identiteitsverwarring en navelstaren door het felle integratiedebat – tot op het smalste praktische deelaspect – bijvoorbeeld het feit dat het binnenhalen van publiek in Vlaanderen de verantwoordelijkheid is van de zalen en in Nederland van de groepen – maken uitwisseling niet eenvoudig.

Natuurlijk kun je tegen mijn pessimisme voorbeelden inbrengen van geslaagde projecten, inspirerende kruisbestuiving en hardwerkende bemiddelaars. Maar het is heilloos zelfbedrog om te denken dat dát de trend is en de verwijdering een incident. De Vlaams-Nederlandse samenwerking moet zich aanpassen aan de nieuwe situatie, waarin de afstand groter is geworden, waarschijnlijk voorgoed. Vlaanderen is van onze naaste buur ons dichtst bij zijnde buitenland geworden.

Recensie: ‘Vrouwtje met de grote jas’ van Aan Tafel

Parool,recensies — simber op 28 november 2008 om 01:15 uur
tags: ,

Aan Tafel heet de theatergroep van Jurre Bussemaker, maar dat is een beetje misleidend. De ‘groep’ ging gisteren in première met de voorstelling Vrouwtje met de grote jas in Bellevue en daar bleek het meer het theatrale equivalent van een eenmansband met een paar sessiemuzikanten.

De voorstelling is vooral een verzameling cabaret-sketches rondom de droogkomische teksten van Bussemaker, met Bussemaker zelf als voornaamste uitvoerende in het decor van een soort afbraakpand, met doorgeslagen bakstenen muren (opzichtig nep) en houten schotten, die steeds meer worden aangekleed. Zijn meisjesachtige tegenspeelster Clara Bovenberg wordt een beetje gereduceerd tot aangever, terwijl ze met haar mooie volle kleinkunststem goed overweg blijkt te kunnen met de flegmatieke liedjes, die gespeeld worden door een combo van klarinet en piano in fleurige kleren.

De losse onderdelen zijn vaak helemaal niet slecht. Bussemaker is stoïcijns flegmatiek en durft ver te gaan in zijn poëzie van het banale. Hij wil een club oprichten met een paar leuke mensen en daarmee saaie dingen doen als een muur verven. Zijn personages denken als ze iets leuks willen doen aan computeren of televisie kijken. Liedteksten als “Je kunt naar buiten gaan en een rondje lopen/of binnen blijven en gaan zitten op de bank” worden geestig door de onderkoelde manier waarop ze gezongen worden.

Het probleem is dat de voorstelling maar geen geheel wil worden. Er is geen samenbindend verhaal en de thema’s -relaties, middelmatigheid en zelfexpressie- zijn zwak en niet voldoende concreet gemaakt. De lethargie van Bussemaker’s personages lijkt op die van de schrijver, die in deze voorstelling blijkbaar verdomd weinig te vertellen heeft.

Vrouwtje met de grote jas van Aan Tafel. Gezien 27/11 in Bellevue. Aldaar t/m 29/11, tournee. Meer info op www.theatergroepaantafel.nl.

Over ‘V.O.C.! Wijde Weelderige Wereld’ van Joachim Robbrecht en De Warme Winkel

overig,Parool — simber op 21 november 2008 om 15:35 uur
tags: , ,

Een kort stuk over V.O.C.! Wijde Weelderige Wereld van Joachim Robbrecht en De Warme Winkel voor Volume, het tijdschrift van het Gasthuis, het nummer van september 2008. Werd aangevuld met foto’s en enkele tekstfragmenten.

De Nederlander, Joachim Robbrecht heeft een eindeloze fascinatie voor dit specimen. De van oorsprong Vlaamse schrijver en regisseur doet nu al enkele jaren onderzoek naar de Nederlandse identiteit. Eerder maakte hij voorstellingen over het weer, Van Gogh, en Anne Frank. Deze zomer maakte hij met De Warme Winkel een voorstelling over de V.O.C.-mentaliteit, door onze minister-president aangeprezen als tegengif voor de Jan Saliegeest.

Robbrecht doet in zijn stukken niet aan plots en personages zijn er nauwelijks, of worden gebaseerd op wat de spelers aan eigen bagage meebrengen. Ook V.O.C. ‘leent’ als het ware de theatrale vorm om iets te zeggen dat meer essayistisch is. Het diept de clichés van Balkenende en anderen over Nederland uit, maar ondergraaft ze juist daarmee.

De zoektocht naar identiteit bij Robbrecht begint altijd bij de taal. Hij start met clichés, gemeenplaatsen, stoplappen en gaat ermee aan de gang. Hij speelt ermee, kneed ze, vergroot ze uit, trekt ze tot in het belachelijke door, transformeert ze naar andere terreinen. Eerst lijkt het niets meer dan spel, een witz, cabaret bijna. Maar uiteindelijk ontbreekt de clou, laat hij je achter met onaangename onzekerheden.

De personages denken niet, ze formuleren slechts. Of ze nu een kille zakenman zijn, een Poolse importbruid of een onzekere dichter, ze redeneren zich suf, maar denken doen ze niet. En achter dat fomuleren schuilt steeds een zekere hardheid, een focus op eigenbelang en wantrouwen.

Robbrecht’s beelden sluiten aan bij de woorden. De vier spelers zijn gekleed in pofbroeken, maar de regentenkragen zijn niet uit De Gouden Eeuw, maar blijken imkermaskers te zijn. Hun gestileerde bewegingen doen denken aan schilderijen van Hollandse meesters of aan de gestiek van Jelgerhuis, maar hebben bij nader inzien alleen een pompeus effect.

Zo toont Robbrecht de valkuilen van het eendimensionale identiteitsdenken in het publieke debat. Nadenken over ‘Nederlander zijn’ is niet per se een aangename bezigheid, alles waarop ‘we’ trots zouden kunnen zijn hangt samen met minder edele eigenschappen.

Wunderbaum speelt Magna Plaza in de Villa Arena

overig,Parool — simber op 21 november 2008 om 00:29 uur
tags: , , ,

De titel was er al voordat er locaties werden gezocht en nu speelt theatergroep Wunderbaum de voorstelling Magna Plaza niet in het winkelcentrum achter de Dam, maar in de Villa Arena in Amsterdam Zuidoost. “We vonden Magna Plaza zo’n goede naam, met dezelfde nep-grandeur als ‘La Place’ of ‘Food Court’”, vertelt acteur Walter Bart. “We hebben natuurlijk gekeken in de ‘echte’ Magna Plaza, maar het was te klein! We hebben voor onze voorstelling een paar lange zichtlijnen nodig, en die konden we daar niet maken.”

Tijdens de voorstelling spelen de vijf acteurs van Wunderbaum tussen het winkelende publiek. De toeschouwers van de voorstelling zitten op grote afstand en krijgen door een koptelefoon de dialogen te horen, samen met muziek van componist Remco de Jong. De voorstelling werd gemaakt in Gent en speelde eerder met veel succes in winkelcentra als Alexandrium in Rotterdam en Hoog Catherijne in Utrecht.

“We vonden een groot winkelcentrum een goede plek om de marktwerking van liefde te onderzoeken”, verklaart Bart. “Er wordt tegenwoordig heel economisch over relaties gesproken: je moet ‘investeren’, mensen kopen dingen voor elkaar om iets gedaan te krijgen. Het is een heel technische benadering van gevoelens.”

De spelers vonden in de film Dolls van de Japanse regisseur Takeshi Kitano een aantal sprookjesachtige verhalen: een vrouw wordt krankzinnig omdat haar geliefde met een ander moet trouwen; een popsterretje raakt verminkt, wat een verliefde fan tot een gruweldaad drijft; een man wacht voor eeuwig op een oude liefde. “Het is een over-the-top sprookjesrealiteit die we in het consumentisme van een mall plaatsen, begeleidt door een kitcherige rock-opera van Remco.”

Bart weet nog niet of het publiek in Amsterdam heel anders zal zijn: “Op de andere locaties liepen allerlei sociale klasses door elkaar heen: hangjeugd, gezinnen met kinderen, zwervers. We hopen dat er in de Villa Arena genoeg variatie is. Maar de architectuur is prachtig. Het publiek komt te zitten op een plek van waar je weids uitzicht hebt over acht roltrappen. De directie had er geen moeite mee dat wij hier gaan spelen. We hebben ook geen groot decor of veel licht. Opbouwen doen we in een uurtje. Het is echt hit-and-run theater.”

Het onbewuste publiek reageert vaak verrast. “Mensen zien wel meteen dat er iets aan de hand is. Het is behoorlijk theatraal wat we doen. We gaan op de grond liggen, ik moet mijn medespeelster Wine Dierickx slaan –dat heeft wel eens een probleem opgeleverd met een gekke zwerver-, maar de meeste mensen denken dat het een promotie is, of een filmopname. Ze zien de volgspot aan voor een camera. Het is leuk om te spelen met de code van het theater, maar soms merk je dat je meer met die code bezig bent dan met de inhoud van wat je te vertellen hebt.”

Wunderbaum speelt van het begin af aan veel op locatie. De groep begon onder de naam JongHollandia toen de acteurs –vers van de toneelschool in Maastricht- werden opgepikt door regisseur Johan Simons. Ze verhuisden met hem mee naar België toen Simons directeur werd bij NT Gent. Daarnaast kwamen ze in Nederland onder de hoede van Productiehuis Rotterdam. Ondanks het feit dat een groot deel van de acteurs in Amsterdam woont, kiest Wunderbaum de komende vier jaar voor de Maasstad. “We hebben eigenlijk nooit zo veel in Amsterdam gespeeld, we moeten hier echt nog publiek opbouwen. En op locatie spelen is hier moeilijker dan elders. Mensen zijn niet geïnteresseerd of gaan je zelfs tegenwerken. We zijn dan ook erg blij dat Frascati de komende jaren meer aan locatietheater wil gaan doen.”

Magna Plaza speelt zaterdag en zondag in de Villa Arena. Kaartverkoop via Frascati. Meer info op www.theaterfrascati.nl

Interview Mark Timmer

interviews,Theatermaker — simber op 17 november 2008 om 19:24 uur
tags: , , ,

Sinds begin dit jaar is Mark Timmer artistiek directeur van de fusie-organisatie Gasthuis-Frascati. Werkplaats Gasthuis in Amsterdam West, waar Timmer al sinds 2001 directeur was, en podium en productiehuis Frascati in de Nes groeiden al enige jaren naar elkaar toe. Eind september presenteerde de nieuwe organisatie zich. Een gesprek over lange lijnen, cruciale gesprekken en infiltreren in de stad.

Het eerste gesprek met Mark Timmer is een paar weken vóór Prinsjesdag. Er is nog veel onzekerheid over de financiering, er dreigen structurele problemen voor de productiehuizen in de Basisinfrastructuur en Timmer is een beetje terughoudend om er al te veel over te zeggen. Liever heeft hij het over de plannen voor Frascati en zijn fantastische nieuwe team. Maar voor die tijd moet hij toch het een en ander kwijt: ‘Vanuit de productiehuizen gezien is het afgelopen jaar een tamelijk destructieve exercitie geweest. We hebben lang het idee gehad dat we niet serieus zijn genomen. De gesprekken met subsidiënten zijn zeer vriendelijk, maar eigenlijk is het heel pijnlijk. Ze lijken niet langer je partners, er is geen historisch besef. Je ziet het bij alle overheden. Je zit steeds vaker te praten met de plaatsvervanger van de interim van een adjunct die met zwangerschapsverlof is. De belangrijke beleidsbepalers van diensten en de bepalende ambtenaren met passie en hartstocht, die zeggen ‘dat ga ik voor jou voor mekaar krijgen’ zijn verdwenen. Wellicht is het kunstenveld ook te groot en te onoverzichtelijk geworden, maar ik mis gesprekspartners om lange lijnen mee uit te zetten.’
Continue reading “Interview Mark Timmer” »

Recensie: Licht is de Machine van De Veenfabriek

Sinds een paar jaar werkt Paul Koek vanuit Leiden aan zijn avant-garde combinaties van locatie- en muziektheater. Nu is zijn gezelschap De Veenfabriek neergestreken in een reusachtige hangar op het voormalige marinevliegveld Valkenburg, waar hij het ambitieuze maar moeilijk te doorgronden project Licht is de Machine regisseerde.

Een enorm groen uitgelicht blok verdeelt de ruimte in tweeën. Erin is een lage smalle spleet uitgespaard, waardoorheen we een Katwijks zeegezicht zien. De voorstelling begint met het afbreken van het enorm brede schilderij, zodat we de enorme hal erachter zichtbaar wordt. Het is als een waarschuwing: u hoeft verder geen herkenbaarheid te verwachten.

Wat we wel zien is (onder heel veel meer) een vertederende dans van kleine koepeltentjes, acteur Joep van der Geest die op high-tech mechanische stelten het toneel over rent, een klein orkestje dat minimal music, big band, folky liedjes ondersteund door sirenes en chinese muziek speelt, een enorme carnavalswagen met een meeuwenkop en een verdwaalde postbode op een motorfiets.

Achterliggend thema is het utopische ideaal van de 18e eeuwse filosoof  Charles Fourier waarin arbeid niet langer dient om identiteit of geld te verkrijgen, maar om aan elkaar goed te doen. “Een mens die acht uur per dag vuilnis ophaalt wordt gereduceert tot een vuilnisman, maar iemand die uit vrije wil twee uur per week vuilnis ophaalt blijft een mens die helpt de rommel op te ruimen.”

Van daaruit worden uitstapjes gemaakt naar utopieën van de verschillende acteurs zelf: Van der Geest als profeet van de mens-machine, Reinout Bussemaker als filosoof van de passie, Lizzy Timmers die het leven als kinderspel wil beleven en Yonina Spijker die economische common sense zoekt. De voorstelling eindigt met een adembenemend mooi ballet van tientallen bewegende gloeilampjes, een mechanische utopie van onmenselijke schoonheid.

Koek bracht een groot aantal kunstenaars bijeen –componist Martijn Padding, vormgevers Theun Mosk en Joost Rekveld, dramaturg en schrijver Paul Slangen- maar de inhoudelijke basis is te smal om het verband te blijven zien tussen de verschillende onderdelen. Licht is de Machine is een voorstelling die je graag goed wílt vinden, vanwege de compromisloosheid en gigantische ideeënrijkdom van de makers, maar een die uiteindelijk stikt in z’n eigen overdaad.

Licht is de machine van De Veenfabriek. Gezien 15/11/08 op Vliegkamp Valkenburg bij Katwijk (ZH). Aldaar t/m 13/12. Meer info op www.veenfabriek.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2025 Simber | powered by WordPress with Barecity