Recensie: ‘Neelie!’ van Theatergroep Suburbia

‘Een mens is gemaakt om te vechten.’ Een fictieve biografie kan helpen om de mens achter het imago te laten zien, maar bij Suburbia is en blijft Neelie Kroes een bijzonder harde tante. In een drukke voorstelling die switcht tussen Kopspijkers-cabaret en larmoyant privédrama blijft de mens ‘Neel’ ontstellend onzichtbaar.

Het stuk, dat Léon van der Sanden baseerde op biografiën en interviews, speelt op de avond voordat Kroes de beslissing hoort over haar Eurocommissariaat. Ze aast op de functie, maar ze heeft nog een paar lijken in de kast. Ze spreekt af met haar kapper/tarotlegger Simon Suiker, die vindt dat ze zich mentaal moet ontdoen van haar verleden. Dat biedt gelegenheid om haar levensverhaal te vertellen, waarbij iedere episode wordt afgesloten met een fotoalbum dat in de op het toneel staande vuilcontainer wordt gemieterd.

In korte scènes op diverse locaties (wat veel gesjouw met meubels oplevert) worden leven en werken van Neelie (Smit-)Kroes uit de doeken gedaan, van haar jeugd als dochter van een harde Rotterdamse zakenman via het corps en de Kamer van Koophandel naar het ministerschap. Steeds is titelrolspeelster Carine Crutzen omringd door een roedel van zes mannen die steeds wisselen van scherp getypeerde rollen. Dat is een aardige metafoor voor de mannenbastions van het zakenleven en de politiek waarin Kroes zich een groot deel van haar leven heeft bewogen.

Verfrissend is de vrijzinnige omgang van Neelie met seks. Ze sluit een verstandshuwelijk met een vriendelijke marineman en schept zo ruimte voor een langdurige affaire met Frans Swarttouw – goed Rotterdams bot gespeeld door Thomas de Bres – maar daartegenover staat de nogal drakerige manier waarop ze als afwezige moeder voor haar zoon Ivo wordt geportretteerd.

Maar wat uiteindelijk wringt toch dat schrijver Van der Sanden en regisseur Julia Bless hun personage niet voor het blok hebben durven zetten: Kroes heeft hoogstwaarschijnlijk laakbaar gehandeld door haar macht te gebruiken om gemeenschapsgeld aan bevriende zakenmannen te geven (in de voorstelling gaat het vooral over de miljoenen die het rijk in Swarttouws Fokker pompte, maar ook de TCR affaire komt ter sprake), maar die keuze krijgen we niet te zien en een moment van vereffening al helemaal niet. Ergens in de voorstelling duikt ook Pim Fortuyn nog even op (opnieuw De Bres), die als een ziener waarschuwt voor de wraak van het volk op het machtsmisbruik van Kroes en co.

Daardoor wordt Neelie! en-toen-en-toen-en-toen-toneel over een vrouw die houdt van macht en niet reflecteert. Haar politieke opvattingen worden gereduceerd tot kretologie en hoe ze van asfalt-Neelie tot milieukampioen werd, blijft een raadsel. Crutzen, die als actrice harde pinnigheid kan combineren met warme menselijkheid krijgt voor dat laatste nauwelijks ruimte.

Een paar momenten vallen positief op: in de opbloeiende liefde tussen Neelie en Bram Peper (een melancholieke Dic van Duin) wordt ineens een vruchtbare contrast tussen twee levensvisies zichtbaar; en helemaal aan het eind halen de spelers de coulissen weg en gaat het werklicht aan. Even is ze hier en nu, maar haar eindmonoloog is niet meer dan een verzameling oubollige oneliners.

Maar misschien zit daar de boodschap van deze voorstelling: aan de huidige VVD-heerschappij gaan al decennia van leegte vooraf.

Neelie! van Theatergroep Suburbia. Gezien 14/10/17 in Almere. Te zien in Amsterdam (DeLaMar) 5/6/7 december. Theatergroepsuburbia.nl

Recensie: ‘Welterusten, Kleine Beer’ van Theater Terra

Het is een onverbiddelijke voorleesklassieker voor kleuters: Welterusten, Kleine Beer van de Britse schrijver Martin Waddel en tekenares Barbara Firth. Het verhaal, en een paar vervolgen die het duo nog schreef, worden nu door Theater Terra een tikje onevenwichtig, maar charmant in het theater gebracht.

Hun versie begint in het bed van Masja (Linda Korevaar) die nog niet wil slapen en samen met haar beer gaat ze verhalen verzinnen die vervolgens gespeeld worden rondom de grote boom op het toneel. De uiterst knuffelbare poppen van grote beer en kleine beer (gemaakt door Kathelijne Monnens) worden soms door één, soms door twee spelers bediend. Wesley de Ridder staat met zijn voeten in het pak van de grote, en Robin Hissink klautert met de kleine beer overal tegenop.

Het zijn de liedjes (van Dick Feld en Fons Merkies – tevens regie) die de voorstelling scheef trekken: een jazz standard (inclusief tapdans) contrasteert met een trippy droomscène met drie dezelfde acrobatische poppen. Goed gezongen wordt er wel, maar tijdens de complexere dansscènes begint op te vallen dat het poppenspel nogal lomp is.

Voor de jongste bezoekers voor wie de voorstelling bedoeld is werkt de magie volledig. Zij zien een voorstelling over angsten (bang in het donker, enge geluiden) en leren dat de dingen waarvoor je bang bent meestal alleen maar in je hoofd bestaan, en dat je met een lief knuffelbeest de wereld aan kunt.

Opvallend is in dat licht wel dat er in de voorstelling eigenlijk niets griezeligs zit. Kleine beer is bang voor ploffers, sijpelaars en sloffers, maar eer je erachter bent wat hij bedoelt, is al duidelijk dat er niks aan de hand is. Nu hoef je kleuters natuurlijk niet te intimideren in het theater, maar een voorstelling met een iets rafeliger randje – en meer interactie tussen spelers en publiek – had zeker meer indruk achtergelaten.

Welterusten, Kleine Beer (4+) van Theater Terra. Gezien 24/9/17 in De Meervaart. Op tournee t/m 21/3/18. Theaterterra.nl

Recensie: ‘Phobiarama’ van Dries Verhoeven (HF)

Parool,recensies — simber op 19 juni 2017 om 14:09 uur
tags: , ,

Een beetje zenuwachtig staan we met twintig mensen in rijen van twee te wachten tot we naar binnen in de enorme en enorm zwarte tent op het Mercatorplein, waar de nieuwste installatievoorstelling van Dries Verhoeven speelt. Ooit maakte Verhoeven poezelig ervaringstheater, waarin zachte stemmen je poëtische woordjes influisterden en geruststellende handen je instopten in bed. Nu hangt de stad vol met enge clowns met grote geweren en heet zijn nieuwste voorstelling Phobiarama.

Phobiarama is een spookhuis, waarin je met z’n tweeën in een karretje wordt rondgereden door een kale, unheimische ruimte. Televisies flikkeren en spuien op onaangenaam volume toespraken en commentaren, soms herkenbaar (Wilders over islamisering, Trump over hoe slecht het gaat in Amerika), dan weer hintend naar terreur of klimaat. En dan staat er ineens een beer naast je karretje.

Hoe bevattelijk je bent voor wat volgt zal van bezoeker tot bezoeker sterk verschillen, maar ik vond het opvallend te merken hoe zeer mijn eigen schrikgedrag is vastgelegd: de neiging tot ineenduiken als iemand naar je toe beweegt, of de drang om niet weg te kijken van een intimiderende blik.

In een spookhuis is angst vermaak. Met uiteindelijk vrij simpele middelen laat Dries Verhoeven je reflecteren op een onaangename waarheid: ook ‘echte’ angsten – terrorisme, klimaatverandering, maatschappelijke ontwrichting – bevredigen een behoefte. Ergens is het griezelen om het nieuws, de apocalyptische commentaren van politici en op internet lékker.

Maar, en daar zit het mooie venijn van deze installatie, die angstkermis is niet onschuldig: het tekent onze blik op de werkelijkheid. Er doen tien grote, vervaarlijk uitziende mannen mee. Sommigen zijn zwart, sommigen Noordafrikaans, één is uitbundig getatoeëerd. In deze tent zijn het geen engerds, ze spelen engerds in een kunstproject. Maar kun je ze buiten de tent, in het wereld-angsttheater nog net zo onschuldig bekijken?

Holland Festival: Phobiarama van Dries Verhoeven. Gezien 13/6/17 op het Mercatorplein. Aldaar t/m 20/6. Meer info op hollandfestival.nl

Recensie: ‘My Country: a Work in Progress’ van The National Theatre (HF)

Parool,recensies — simber op 11 juni 2017 om 20:23 uur
tags: , , ,

De vaderlandse inspectie is een trending theatergenre. Maandag ging The Nation van het Nationale Toneel in première op het Holland Festival, gisteren bracht haar Britse naamgenoot de voorstelling My Country – documentair theater naar aanleiding van Brexit.

Op het toneel staan zeven tafels met microfoons, die door een vrouw worden opgesteld. Uit haar onopvallende tas haalt ze een enorme gouden helm met rood-wit-blauwe veren. Wat hier gaat gebeuren houdt het midden tussen een commissievergadering en een religieus ritueel.

De vrouw (Penny Layden) blijkt Britannia, de godin van het eilandenrijk. Samen met de zes verschillende regio’s (van Noord Ierland tot de East Midlands, allegorisch gespeeld door acteurs met toepasselijk accent) gaan ze het ‘sacrement van het luisteren’ uitvoeren. De bevolking moet namelijk binnenkort stemmen in een belangrijk referendum.

Direct na het Brexit-referendum, bijna een jaar geleden, besloot het National Theatre een luisterproject te doen, waarbij interviewers in het hele land met ‘gewone mensen’ spraken. Dergelijke nationale soul-searching gebeurde op diverse plekken in Groot Britannië, net als in de VS na de verkiezing van Trump en ook in Nederland waren in de aanloop naar de verkiezingen diverse media op zoek naar ‘de’ PVV-stemmer.

In My Country worden delen van die interviews woordelijk nagespeeld door de acteurs. Dat doen ze met liefdevolle zorg – de zeer diverse groep Britten wordt niet gereduceerd tot typetjes. Maar vertrouwd klinkt het na een jaar uit-je-bubbel-kijken wel: net als in Amerika en Nederland zijn de Britten ontgoocheld en angstig over de ontrafeling van wat we vroeger ‘de gemeenschap’ noemden.

Maar het nadeel van de vrij ongepolijste manier waarop het interviewmateriaal tot voorstelling is gemaakt is dat de kracht van theater om gemeenschappen te máken er bekaaid vanaf komt. Buiten de interviews bestaat de voorstelling uit een paar tamelijk grappige scènes over de onhebbelijkheden van de verschillende regio’s, hun verschillende smaken in eten en muziek, hun beroemde zoons. De onderlinge kift en de humor waarmee ze die uitventen is voor de buitenstaander inderdaad typisch Brits.

Ik weet niet of het de taak is van het theater om te luisteren. Misschien wel, maar dan moet het gehoorde wel worden omgezet in een nieuw voorstel. Daarin schiet My Country tekort.

Holland Festival: My Country: a Work in Progress van The National Theatre. Gezien 7/6 in de Stadsschouwburg, aldaar 8/6. Meer info: hollandfestival.nl

Interview Eric de Vroedt over ‘The Nation’

Voor de Holland Festival-bijlage van Het Parool

Grofgebekte politieagenten, pinnige talkshowhosts, lanterfantende welzijnswerkers, radicaliserende moslims, Afrikaanse moeders en treitervloggers trekken tijdens het Holland Festival het Muziekgebouw aan het IJ binnen. De bingeable theaterserie The Nation van schrijver en regisseur Eric de Vroedt is een actuele thriller over een verdwenen kind, maar ook een theatrale reflectie op de gepolariseerde samenleving. “Het multiculturele debat is nog maar net begonnnen.”

Nog een tikje hyper komt De Vroedt binnen in café Het Paleis, rechtstreeks uit de repetitieruimte in Den Haag. De week ervoor werd het tweede deel van The Nation gespeeld, nu wordt er alweer keihard gewerkt om over twee weken deel drie af te hebben. “Vorige week speelden we ook de eerste twee delen achter elkaar. Dat gaf een toffe stapeling. Het publiek zit meteen in de binge modus, iedereen wil weten hoe het nu verder gaat.”

The Nation, een coproductie van het Nationale Theater en het Holland Festival, wordt een verhaal in zes delen over een vermiste, elfjarige jongen uit de Schilderswijk. Vanuit dat onderzoek wordt het een fragmentarisch portret van een wijk waarin de grote dilemma’s van de multiculturele samenleving tot uitbarsting komen. Het eerste deel speelt zich af op het politiebureau waar de zaak in behandeling is, maar wat ook de laatste plek is waar de jongen gezien is. Plaats van handeling in deel twee is een televisiestudio waar de zaak – die inmiddels tot nationale proporties is opgeblazen – onderwerp is van een late-night-talkshow.

The Nation is het tweede project dat De Vroedt maakt bij het Nationale Theater, waar hij sinds dit seizoen artistiek leider is (tot 2018 nog onder artistiek directeur Theu Boermans). Het Haagse gezelschap, dat altijd wat klassieker en behoudender voorstellingen maakte dan Toneelgroep Amsterdam – waar De Vroedt eerder regisseerde – blijkt op verschillende vlakken te moeten omschakelen voor het tijdperk De Vroedt: “We dachten die talkshow vorm te geven met een paar camera’s, maar we wilden de beelden ook projecteren en toen bleek dat de apparatuur daarvoor te kort schoot. Het NT heeft minder ervaring met video dan TA, daar doen we nu grote investeringen in.”

“Ik ben heel blij met hoe dat tweede deel geworden is”, zegt De Vroedt. “Voor de acteurs was die talkshowvorm ook heel inspirerend – iedereen kent de clichés, dus je kunt ermee spelen. Vooral als de gesprekken enorm escaleren, zo erg dat je vraag voor deel drie wordt: kunnen we nog verder samenleven? Dat derde deel wordt weer heel anders. We komen bij de mensen thuis terecht, achter de maskers. De bedoeling van de serie is dat het één wereld is, waaraan steeds verschillende kanten op verder gebouwd wordt”

Voor wie het bekend in de oren klinkt: De Vroedt maakte al eerder een serie ‘brandend actueel’ theater. Hij was schrijver en regisseur van de tiendelige Mightysociety-serie die hij maakte tussen 2004 en 2012. “Oorspronkelijk was ik daar iets vergelijkbaars van plan: personages moesten in latere voorstellingen kunnen terugkomen; iets dat in deel één gebeurde moest consequenties hebben in deel vijf. Dat kon toen niet omdat ik het deel voor deel maakte. Voor The Nation heb ik het geheel vooraf helemaal uitgedacht. Ik heb een uitgebreide synopsis met alle personages en verhaallijnen. Ik heb natuurlijk veel gekeken naar televisieseries als The Newsroom of House of Cards. Maar uiteindelijk is het klassiek toneelschrijfwerk: ik moet mijn personages door en door kennen en dan grote dramatische krachten laten botsen, zodat er bijna vanzelf een verhaal uitrolt.”

Waar in Mightysociety elk deel zijn eigen onderwerp had heeft The Nation één centraal thema. De Vroedt: “Ik zie in het maatschappelijk debat dat mensen elkaar alleen maar beschouwen als vertegenwoordiger van een bepaald idee. En als je dat steeds gaat benoemen, gaan mensen zich ook zo gedragen. Ik merkte aan mezelf dat ik in debatten ‘de subsidieslurpende kunstenaar’ ging uithangen als ik bij voorbaat toch al zo werd waargenomen.”

“In het stuk gebeurt dat met agenten, moslims, politici, welzijnswerkers; iedereen is ontevreden over zijn eigen positie, allemaal willen ze laten zien dat ze veelzijdiger zijn dan het ééndimensionale personage dat iedereen ziet. Maar als mensen niet meer voorbij het bééld van een ander kunnen kijken, dan is dat het einde van samenleven. Dus voor mij is de vraag hoe we kunnen loskomen van die beelden – die we ook weer nodig hebben, anders overleven we niet in de informatiechaos – hoe we ze loswrikken en kijken wat erachter zit.”

Dat werkt niet alleen binnen de voorstelling, ook het publiek kijkt zo, vertelt De Vroedt: “Politieagenten kwamen kijken en zeiden: ja maar zó zijn wij niet. En ook islamistische jongeren kwamen naar me toe om uit te leggen dat de islam niet goed gepresenteerd wordt. De opdracht voor mij is om dat openbreken en nuanceren in de volgende delen ook echt te doen. Gelukkig hoor ik ook van mensen die kritisch zijn dat ze wel hooked zijn; ze komen kijken hoe het verder gaat.”

Kun je alleen politiek theater maken als het onderwerp ook expliciet politiek is? “Ja dat vind ik wel. Ik vind veel voorstellingen die zeggen politiek te zijn erg onthecht. Het zijn kunstdaden, en daar heeft niemand een politieke gedachte bij, over hoe je in jouw leven staat. Dat vind ik gemakzuchtig. Mijn werk is hyperrealistisch, met allemaal actuele verwijzingen, grapjes over Wilders en politici als personages, maar daar zit het politieke niet. Uiteindelijk gaat het om het moment waarop de overload aan informatie en chaos artistiek vormgegeven wordt waardoor je het echte probleem ineens kunt voelen. Dat je als toeschouwer een katharsis beleeft doordat je de complexiteit van het debat en de worsteling ermee doorleeft.”

Onderdeel van de voorstelling zijn de vlogs van het personage ‘de Beer van Den Haag’, gespeeld door de vervaarlijke Saman Amini. De filmpjes zijn te zien in de voorstelling, maar duiken ook op op Facebook. “Die teksten worden geschreven door Joeri Vos, met de bedoeling om commentaar te geven op de gebeurtenissen in het stuk, maar ook op het project, en op mijzelf. We hebben net een scène opgenomen, waarin hij mij tegenkomt in de Schilderswijk en met mij in discussie gaat en mij helemaal verrot scheldt omdat ik als witte man met een wit gezelschap onderzoek kom doen in de Schilderswijk.”

Ja, hoe zit dat eigenlijk? De Vroedt: “Het was in het begin soms wel met enige gêne dat ik daar kom. Het Nationale Theater is bijna volledig wit en iedereen is nu heel blij dat we gekleurde acteurs als Romana Vrede, Werner Kolf en Saman Amini in het ensemble hebben. En gek genoeg ben ik mezelf de afgelopen vijf jaar ook bewust geworden dat ik als indo een kleur heb. Iets in het debat van de afgelopen jaren zorgt ervoor dat we de miniverschillen ineens zien en benoemen. Maar ik geloof heel sterk dat we als gezelschap nieuwe gemeenschapsverhalen moeten vertellen, dus – zelfs al weet ik niks van de Schilderswijk, al hoor ik er al veertig jaar over – ik moet me dwingen om mezelf en het gezelschap daarin te storten. We moeten ergens beginnen.”

Tijdens de verkiezingscampagne was Wilders grotendeels afwezig. Is het hele multiculturele thema niet een beetje belegen? “Ik denk niet dat we ons dat kunnen permitteren. Ik denk dat we er nog twintig jaar mee bezig gaan zijn. Net als het racismedebat: dat zijn we ook al beu, maar dat is ook nog maar net begonnen. Die tegenstellingen gaan eerst alleen nog maar aangescherpt worden. Het is een illusie dat we kunnen terugkeren naar de technocratische politiek van de jaren negentig. En daarvoor hebben we theater nodig dat gemeenschappen behandelt als dingen die altijd in beweging zijn. The Nation is daarvoor een aanzet, maar de educatieprojecten rond de voorstelling zijn echt interessant: jongeren lezen het stuk, zijn dan heel boos en worden uitgedaagd om hun eigen versie te schrijven, The Real Nation – die jongeren weten natuurlijk veel beter hoehet zit. En als ze dan onze voorstelling komen zien zijn ze verbaasd over wat het dan is.”

The Nation deel 1-3 van Het Nationale Theater is te zien van 5 t/m 8 juni in het Muziekgebouw aan het IJ. www.hollandfestival.nl

Recensie: ‘Eisler on the Go’ van Kameroperaproject en New European Ensemble

De Tweede Wereldoorlog is even heel weg op Theater Na De Dam aan het begin van Eisler on the Go. De componist Hanns Eisler viert zijn verjaardag in zijn huis in Malibu. Hij is gevlucht voor de nazi’s maar maakt in Hollywood furore als filmcomponist. Maar aan het eind van de voorstelling staat hij met zijn koffers klaar om naar het verwoeste Europa terug te keren.

Eisler on the Go is een onevenwichtige maar bij vlagen erg goede muziektheatervoorstelling geschreven door Paul Oomen en geregisseerd door Machteld van Bronkhorst. Ze vertellen het verhaal over hoe Eisler tijdens de communistenjacht net na WOII voor een parlementaire commissie moest verschijnen – waar hij ‘de Karl Marx van de muziek’ wordt genoemd – en hoe hij wordt uitgezet.

Het negenkoppige ensemble speelt muziek van Eisler en van de Amerikaanse, sterk door Eisler en Kurt Weill beïnvloedde componist Marc Blitzstein en acteert ook mee. Door de stapeling van concepten is die vanaf het begin erg rommelig – het verhaal komt hortend op gang, er zitten tal van losse eindjes en overbodige personages in en de stijlen clashen hard – Evi De Jean als de secretaresse van de aanklager is een pure musical-zangeres, Ekatarina Levental als Eislers vrouw is veel meer opera.

Het hart van de voorstelling – het verhoor door de commissie (gebaseerd op de notulen) – is sterk. De musici ieder achter een eigen katheder naast elkaar zijn de strenge verhoorders, en de beide partijen hebben ook echt een eigen muzikale taal die ze van elkaar niet verstaan: Mitchell Sandler en Vitali Rozynko zingen de op Gershwin lijkende liedjes van Blitzstein, musicalster Jon van Eerd als de componist zingt prachtig Eislers Die Pappel vom Karlplatz.

Deze paar scènes zijn spannend, lyrisch en de historische parallellen zijn benauwend zonder dat het er dik bovenop ligt. Nadeel is wel dat niet alleen het tekstmateriaal, maar ook bijna alle liedjes heel Brechtiaans over de buitenkant gaan. Het blijft gissen naar de binnenwereld van de personages.

Eisler on the Go van Kameroperaproject en New European Ensemble. Gezien 4/5/17 in het Compagnietheater tijdens Theater na de Dam. Tournee t/m 26/5. Meer info: www.eisleronthego.nl

Recensie: ‘Obsession’ van Toneelgroep Amsterdam en The Barbican

Een affaire die sexy en veelbelovend begint, maar die een fatale afslag neemt en niet goed afloopt. Dat is het verhaal van de voorstelling Obsession, die regisseur Ivo van Hove maakte als coproductie tussen Toneelgroep Amsterdam het het Londense Barbican theater. Maar het geldt ook voor de voorstelling zelf.

Bijzonder is het wel: Halina Reijn, Gijs Scholten van Aschat en Robert de Hoog in vlekkeloos Engels spelend tegenover Jude Law. Law speelt zwerver Gino die iets te eten komt bietsen in het restaurantje van Joseph (Scholten van Aschat als een fijne rotzak) en als een blok valt voor diens vrouw Hanna (Reijn). Jan Peter Gerrits bewerkte de film Ossessione van Visconti, die op zijn beurt het boek The Postman Always Rings Twice van James M. Cain als basis had.

De verleidingsscène is mooi werk; Law kalm en met militair postuur tegenover een speelse, ervaren femme fatale, zoals Reijn er al meer speelde. Maar zoals altijd bij Van Hove is de liefde onmogelijk: hij wil met haar vertrekken, zij wil niet weg. Het contrast tussen de twee wordt in de vormgeving (Jan Versweyveld) met grof penseel geschetst: Gino speelt mondharmonica, en op het toneel staat een machinale accordeon die vervormde klanken uitbraakt; Gino rent op een lopende band – een knipoog naar films – en de tirannieke Joseph heeft een auto, gesymboliseert door een grote, vieze, ronkende en schuddende motor.

Met een flinke dosis goede wil zou je er een metafoor in kunnen zien voor de kloof tussen kosmopolieten en neo-nationalisten die Europa nu splijt.

De twee zien maar één uitweg: Joseph moet dood. Na een smerig autoongeluk, waarbij de machine olie over de spelers uitspuugt, volgt de mooiste scène van de voorstelling: Van Asschat boent de vlekken van zijn eigen fatale ongeluk weg, terwijl Reijn en Law in bad zichzelf schoon wassen voor het happy end.

Daarna glijdt de voorstelling weg, want ineens is Hanna veranderd van vamp in nood naar zeurende huisvrouw. Dan begint ook op te vallen dat Reijn al het zware werk moet doen in dit duet: tegengas geven aan het moeiteloze, jongensachtige charisma van Law plus de mensbeeldtechnisch onaantrekkelijke positie van de huismus vertegenwoordigen.

En dan gaan al die elementen in het decor onbedoeld tegen de voorstelling werken: de motor die brommend in de lucht hangt maar nergens naartoe gaat; Law die heftig rennend op de loopband op dezelfde plek blijft; De Hoog – in een geestige bijrol als Jack Kerouac-achtige avonturier – die een muntje opgooit om te beslissen welke kant hij op gaat, maar beide kanten niet aanwijst en erna ook blijft staan: het is een voorstelling die veel moeite doet om intens te zijn, maar uiteindelijk vrij dof is.

Leuk is het wel om het verschil tussen Nederlandse en Engelse acteurs te observeren. Zo zie ik Chukwudi Iwuji of Aysha Kala (die kleinere rollen spelen), laat staan Law, nog niet zo gauw de vloer boenen of hard en vrij lelijk opera zingen. Die performance-achtige inzet compenseren de Britten dan weer met fijnzinnigheid in tekstbehandeling en spel. De twee tradities hebben elkaar dus wel degelijk iets te bieden. Het is te hopen voor Van Hove en Toneelgroep Amsterdam dat het geen gedoemde liefde is.

Obsession van Toneelgroep Amsterdam en The Barbican. Gezien 25/4/2017 in Londen. Te zien in Amsterdam tijdens het Holland Festival. Meer info op www.tga.nl

In memoriam: Kitty Courbois

In Memoriam,Parool — simber op 18 maart 2017 om 15:30 uur
tags:

De meest magische stem van het Nederlandse theater klinkt niet meer. Zaterdag is op 79-jarige leeftijd actrice Kitty Courbois overleden. Courbois was de beeldbepalende actrice van haar generatie met rollen in films als Het gangstermeisje, Leedvermaak en Op hoop van zegen. Als geen ander combineerde ze een aristocratische gratie aan aardse intensiteit.

Courbois werd in 1937 geboren in Nijmegen. Na de middelbare school kwam ze in een cabaretgroepje terecht met Ted de Braak, waar ze Franse chansons zong. Ze gaat naar de toneelschool in Arnhem, waar ze haar eerste man, schilder Rik van Bentum, ontmoette. Na haar afstuderen kan ze terecht bij de Nederlandse Comedie, het gezelschap dat dan de Stadsschouwburg Amsterdam bespeelt. Meteen in haar eerste jaar wordt ze genomineerd voor een Colombina voor haar rol in De getatoueerde roos.

In Amsterdam komt ze terecht in een artistieke vriendengroep rondom Ramses Shaffy en Joop Admiraal. Frans Weisz vraagt haar voor zijn eerste lange film Het gangstermeisje en daarna doet ze zeven films achter elkaar. “Ik kwam, zonder het in de gaten te hebben, met mijn rollen steeds meer terecht in de hoek van de wilde, emotionele Italiaanse types. Ik heb veel moeite gehad daar weer uit te raken”, zei ze daar later over in een interview.

Eind jaren ’60 verandert het toneel. Courbois wordt een van de weinigen die vrij moeiteloos de overgang weet te maken van het klassieke toneel van de ‘gouden jaren’ naar het artistieke, geëngageerde theater van de jaren ’70. Ze wordt een van de vaste actrices bij toneelgroep Baal van Leonard Frank, dat nieuwe auteurs speelde zoals Botho Strauss, Thomas Bernhard en Judith Herzberg.

De verandering van speelstijl ging overigens niet helemaal vanzelf: “Bij de Nederlandse Comedie was het altijd Stanislavski voor en achter: Waar Kom Je Vandaan? Waar Ga Je Naartoe? En opeens stond ik daar maar gewoon te brullen: Báháal!!!” Dat je de psychologie achter die rol moest loslaten, dat was voor mij zo’n stap.”

Nog bij de Nederlandse Comedie ontmoet ze de Vlaamse schrijver Hugo Claus, die in 1969 zijn eigen toneelstuk Vrijdag regisseert in Amsterdam. De twee krijgen een stormachtige affaire, die Claus later verwerkt in zijn boek Het jaar van de kreeft.

In 1987 wordt Courbois door Gerardjan Rijnders gevraagd voor het dan splinternieuwe Toneelgroep Amsterdam. Ze zal tot haar dood aan het gezelschap verbonden blijven. Ze speelde in de wild experimentele montagevoorstellingen van Rijnders zoals, Titus, geen Shakespeare en Count Your Blessings, maar ook in lichter repertoire als Mooi weer vandaag. Onder Ivo van Hove speelde ze in Zomertrilogie en in 2015 in Kings of War, haar laatste rol.

In 2010 stelde Toneelgroep Amsterdam ter gelegenheid van haar vijftigjarige jubileum een prijs in met haar naam: de Courbois-parel. Het is een doorgeefprijs voor actrices die zowel in het theater als in film en op televisie indruk maken bij een breed publiek. Courbois gaf de prijs in 2013 door aan Halina Reijn.

Courbois was als actrice altijd zoekend. Ze hield van repeteren, het zoeken naar de existentiële interpretatie van haar personage en ze genoot ervan als het misging op het toneel en ze dat moest oplossen. Als kunstenaar hoort ze bij de generatie van ’69, die het theater een beslissende vernieuwingsimpuls heeft gegeven.

Daarover zei ze in 2010: “We zijn bij Toneelgroep Amsterdam altijd met jonge mensen in de weer geweest, om ze te helpen, ze op hun gemak te stellen. Het ligt denk ik voor een belangrijk deel aan onze generatie toneelspelers dat de hiërarchie in het toneel en daarmee ook het isolement van de oudere acteur en actrice definitief zijn opgeheven. En daar ben ik wel trots op.”

Recensie ‘The Unpleasant Surprise’ van Davy Pieters/Theater Rotterdam

Het enige meubelstuk in de kamer (muren mintgroen en met tegeltjesbehang) is een televisie. Een man zit te kijken, popcorn onder handbereik. Hij zit met zijn rug naar ons toe. Op het scherm onscherpe close-ups van lichaamsdelen. De soundtrack maakt het plaatje: schreeuwende mensen, sirenes, zenuwachtige verslaggevers.

The Unpleasant Surprise, de eerste voorstelling van regisseur Davy Pieters bij Theater Rotterdam, is een woordeloze studie naar geweld en lijden. De rechterhand van de speler voor de tv lijkt een eigen wil te krijgen en pakt de linkerarm.

Pieters en haar spelers (Niels Kuiters, Rob Smorenberg en Klára Alexová) richten zich op de twee basistypes van de rampvideo: het lijdzame slachtoffer en de expressieve getuige – degene die het slachtoffer omhelst, op schoot neemt, de cameraploegen te woord staat. Razendsnel wisselen ze van rol – slappe armen grijpen ineens nekken, halfopen monden worden geluidloze schreeuwen. En dan playbacken ze weer een stukje van een getuigeninterview.

Maar het zijn geen mensen die je hier ziet. Althans ze bewegen niet als mensen, maar schokkerig en met versnelde bewegingen. Hun groteske mimiek voorkomt invoelbare emoties. Het zijn eerder aliens, die het leven op aarde proberen te begrijpen aan de hand van televisieuitzendingen. Zien zij geweld en lijden als voornaamste eigenschappen van de mens?

De beheersing van de spelers is fabelachtig knap en de doorlopende muziek van Jimi Zoet – geheel opgebouwd uit samples van de nieuwsvideo’s – is een ambitieuze poging om in een trip te komen.

Pieters werk heeft ‘virtualisering’ als centrale thema: de mediawerkelijkheid heeft de moderne mens van haar ankers geslagen. Het is niet voor het eerst dat ze een koele, schijnbaar objectiverende vorm gebruikt om moralisme te maskeren. Maar The Unpleasant Surprise veroordeelt, veel meer dan haar eerdere werk, de hedendaagse wereld. Die eenduidigheid is uiteindelijk een beetje saai.

The Unpleasant Surprise van Davy Pieters/Theater Rotterdam. Gezien 8/3 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Frascati) 16 t/m 18/3. Meer info op www.rotheater.nl

Recensie ‘Holy F’ van Waal en Wind en Rudolphi Producties

“Trump.” Zodra de naam is gevallen blijft het ijzig lang stil. Het was slechts één item in een lange opsomming met redenen waarom het belangrijk is om het nu over feminisme te hebben (naast onder meer de Keulse nieuwjaarsnacht, Beyoncé, bangalijsten en Sletvrees), maar vandaag heeft hij wat meer ruimte nodig.

Toneelspeelsters Eva Marie de Waal en Sophie van Winden (samen Toneelgroep Waal en Wind) vertrekken in Holy F bij hun eigen ervaringen met sexistische castings (“Kun je die scène wat meer SM doen?”). Ze verdiepen zich in het feminisme en na het begin – 2000 jaar onderdrukking – leggen ze keurig de eerste en tweede feministische golf uit, waarbij ze Aletta Jacobs, Virginia Woolf en Simone de Beauvoir spelen.

Aan de zijkant van het podium zit schrijfster en filosofe Simone van Saarloos achter een bureau met boeken en een laptop. Op een beeldscherm zien we de plaatjes die ze heeft uitgekozen, live commentaar en citaten en af en toe interumpeert ze, steeds vrij ongepolijst.

Het is een beetje schools en oppervlakkig, maar het spel is aanstekelijk, en de steeds wisselende kostuums van Miek Uittenhout zijn geweldig: pakken met enorme pofmouwen en hoepelrokken met slogans.

Goed is dat de voorstelling diepgravender wordt naarmate het onderwerp complexer wordt. De derde feministische golf bestaat uit discussies tussen een strenge Duitse feministe en Beyoncé en tussen Naomi Wolf en Sunny Bergman over het privilege van witte vrouwen – en dus ook van de speelsters zelf, die daar dan ook danig van in de war raken.

Die verwarring zélf moet het doel zijn van feminisme, lijkt de boodschap van Van Saarloos’ mooie, bijna dromerige eindmonoloog. Voorbij heldere beelden en bezitsrelaties ligt een nieuwe wereld.

Holy F is vooral educatief en drukt niet te hard op pijnpunten. Dat is niet per se kwalijk: een resumé van 150 jaar feminisme lijkt me nu behoorlijk nuttig. En gelukkig zorgt Van Saarloos dat het niet te glad wordt.

Holy F van Waal en Wind en Rudolphi Producties. Gezien 10/11/16 in Haarlem. Te zien in Amsterdam (Bellevue) 10 t/m 12/12. www.viarudolphi.nl

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity