Recensie: ‘La Grande Bouffe’ van TGA en NTG

En weer valt het decor uit de lucht. Regisseur Johan Simons liet het eerder gebeuren in Platform (een berg vuilnis) en in Drei Farben (een auto), dit keer is het een berg in plastic verpakt vlees dat met een klap op het toneel terecht komt.

La Grande Bouffe (‘de grote schranspartij’), de schandaalfilm uit 1973 van Marco Ferreri over vier gegoede mannen die zich letterlijk dood eten, wordt nu op het toneel gezet door Toneelgroep Amsterdam en NT Gent. Voor Johan Simons is het zijn laatste regie in de lage landen voordat hij in september uit België naar Duitsland vertrekt om daar artistiek leider te worden van de Münchner Kammerspiele. Hij laat Nederland achter met een strenge waarschuwing over de functie van kunst, verpakt als verziekte komedie.

Simons dient de zaak op als een reconstructie. De twee vrouwen die bij het bacchanaal een rol spelen, een onderwijzeres (Elsie de Brauw) en een prostituee (Chris Nietveld), zetten de mannen in als zetstukken bij hun terugblik, en de voorstelling begint als de lijken al onder plastic liggen. De vier – een piloot (Jacob Derwig), een televisiepersoonlijkheid (Steven van Watermeulen, grotesk hilarisch), een rechter (Aus Greidanus jr.) en een chefkok (Wim Opbrouck, opvallend ingehouden maar daardoor grimmiger) – verzamelen zich in het buitenhuis van een van hen, kopen de meest exquise ingrediënten en gaan eten tot ze erbij neervallen. Seks is broodnodig en zo komen de vrouwen in het spel. Psychologie of motivatie worden niet bijgeleverd.

Al vaker hekelde Simons in interviews de afzijdige houding van het Nederlandse theaterpubliek dat liever amusement ziet dan polemiek, en nu zullen we het krijgen ook. We krijgen wanstaltige neptieten voorgeschoteld, seks tussen de vleeshopen, eindeloze poep en pieshumor en een scène als een ware schetensymphonie. De acteurs blijven hard komedie spelen ook al is het halverwege duidelijk niet meer grappig. Net als in Instinct hanteert Simons een geëxalteerde speelstijl, tegen het schmieren aan, waar mindere acteurs genadeloos mee door de mand zouden vallen. Alle middelen worden ingezet, steeds door de vrouwen geprepareerd op de requisietentafel achterop het toneel, op dezelfde manier als de mannen steeds nieuwe gerechten uit de keuken binnenbrengen.

De voorstelling speelt in een nogal kaal decor, maar heeft een zogenaamd ‘beeldconcept’ van kunstcriticus en curator Anna Tilroe, dat voornamelijk bestaat uit projecties op de achtermuur van min of meer bekende kunstwerken uit de afgelopen eeuw, van Willem de Kooning tot Joep van Lieshout en van Mapplethorpe tot Dumas. Soms zijn de beelden erg illustratief: wordt de chefkok geïntroduceerd, zien we een stilleven met fruit; bij de piloot hoort een (overigens erg mooi) schilderij van een enkel vliegtuigraampje. Dan weer zijn het poëtische associaties of zorgen ze voor contrast, zoals de eindeloze reeks beelden van vrouwen die zich in hun geslacht laten kijken, die een uitgebreid gesprek over eten begeleid.

Sowieso bestaat de tekst voornamelijk uit beschrijvingen van en lofzangen op eten. Recepten en menu’s  worden met erotische wellust voorgedragen, als de kok ruikt aan een van de vele slipjes die de prostituee uittrekt is zijn eerste associatie citroenmerengue. Eten en seks hebben voor deze mannen van positie gewisseld. Ze zijn ook niet zo oud als in de film en minder viriel, bijna fatjes met hun sjaaltjes, hun hoedjes en hun vestjes waarvoor ze elkaar complimentjes geven.

Zo is de link met het consumptiehedonisme makkelijk gelegd. Maar juist de beeldcollage en de copieuze stijl geven aan dat het Simons om meer gaat, namelijk de waarde van kunst zelf. Wij laten ons kunst opdienen om te consumeren, en dat is net zo decadent als deze mannen die zich dood eten. En dat is een inzicht om nog lang op te kauwen.

La Grande Bouffe van Toneelgroep Amsterdam en NT Gent. Gezien 28/2 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 6/3 en 7 t/m 17/4. Tournee t/m 15/5. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Boekrecensie: Werklicht II; alle avonturen van Toneelknecht Kees

Dertien jaar schreef Niko Bovenberg in het techneutenblad Zichtlijnen zijn columns over Toneelknecht Kees, een nurkse technicus bij “het belangrijkste toneelgezelschap van het land”. Stukjes vol gemopper over kantoorpikkies die het niet uitmaakt of ze voor een reclamebureau, een krokettenfabriek of een toneelgezelschap werken en waarin alle problemen uiteindelijk moeten worden opgelost door de technici.

Waarom die columns toch zo genietbaar zijn is de enorme liefde voor toneel die eruit spreekt. En dan  gaat het Bovenberg –inspeciënt bij Toneelgroep Amsterdam- niet de concepten en ambities van de ‘artistiekleider’. Hij bekijkt de wereld “een kwart slag gedraaid”, vanaf het zijtoneel, waar hij dag in dag uit decors opbouwt en afbreekt, zodat de acteurs in een provincieplaats kunnen spelen. “Het is elke avond nieuw ijs”, legt Kees uit aan zijn fysiotherapeute, want lichamelijk ongemak hoort erbij.

In 2002 verscheen al de bundel Werklicht, maar in Werklicht II zijn nu alle columns verzameld. Dit betekent enige overlap, en er zit nogal wat herhaling in de stukjes over avond aan avond de voorstelling bouwen, draaien, afbreken en dan midden in de nacht met blikes bier in het busje naar huis, ondertussen kankerend op de planning. Maar de nieuwe avonturen zijn toch zeer de moeite waard, vooral omdat het personage Kees wat meer reliëf krijgt, door een zwangere vriendin, een periode ‘openbare nuchterschap’ en een stukke rug.

En Kees is weliswaar een personage, maar de omgeving waarin Kees werkt is behoorlijk herkenbaar en door zijn ogen krijgen we een onthullend inkijkje in de wereld van de artistieke opvolging, de krankzinnige decorontwerper (Kees’ minachting voor het woord ‘scenograaf’ is een geestige running gag) en de hippe schouwburgdirecteur rond het Leidseplein.

Het leukste van het boek is het technische jargon, dat Bovenberg taalvaardig en zonder al te veel uitleg inzet, als couleur locale van de coulissen. En ook als je niet precies weet wat friezen knopen, een vak inhangen of een voetje geven betekent zijn de dialogen in dit slang bijzonder vermakelijk, en je steekt er nog eens wat van op, zoals dat je nooit in doorgang moet bellen en dat links en rechts op het toneel altijd vanuit de zaal gezien is. En: “een toneelgezelschap is een kruising tussen een timmerfabriek en een transportbedrijf waar ook acteurs en regisseurs werken.”

Ook mooi zijn de bijrollen van het piepjonge actricetje, de dramaturg en de studente theaterwetenschap achter de bar van het stamcafé, die allemaal hun eigen obsessie hebben met één stuk. Voor de oudere acteur is het King Lear, voor het piepjonge actricetje is het de Drie Zusters en voor Kees zelf is het Dood van een Handelsreiziger: “Elke avond woordelijk dezelfde ruzies aanhoren die hij en z’n vader voerden.”

En in de loop van de tijd ontwikkelt Kees’ vak zich verder. De trekken worden elektrisch, de decors worden technischer en zelfs Kees kan niet ontkennen dat het de laatste jaren goed gaat met ‘het beangrijkste gezelschap van het land.’ Maar uiteindelijk komt het toch altijd neer op té veel sjouwen in te korte tijd, met steeds minder vakbekwame mensen. Het toneel is natuurlijk vergeetkunst, en Kees met zijn olifantengeheugen beseft dat als geen ander. Melancholie is zijn enige beloning.

Over geheugen gesproken: Werklicht II is natuurlijk ook voer voor de repertoirediscussie; zijn de decors die Kees een jaar na de voorstelling verbrandt, de requisieten die hij gebruikt om het huis van een vriendin in te richten en de vaardigheden in zijn kop en handen niet óók onderdeel van de traditie van het toneel? Kortom: Toneelknecht Kees is verplichte kost voor zakelijkleiders overal in het land.

Gelezen: Werklicht II; alle avonturen van Toneelknecht Kees van Niko Bovenberg
Uitgave van de Vereniging voor Podiumtechnologie

Recensie: ‘Rashomon Effect’ van TA2 en Frascati

Bijna alle acteurs uit Rashomon Effect speelden wel eens een rol in politieseries als Baantjer, Russen, Witse of Flikken. Licht vermaak met clichématige personages, een effectieve red herring en eindigend met één heldere oplossing van het gepleegde misdrijf. Maar zo eenvoudig is de werkelijkheid niet. De Japanse regisseur Akira Kurosawa maakte daarover de film Rashomon, over een verkrachting en een moord vanuit het perspectief van drie getuigen, die alledrie een overtuigende maar elkaar wederzijds uitsluitende versie van het verhaal vertellen. De waarheid is ongrijpbaar, de toeschouwer blijft in verwarring achter.

De jonge Vlaamse regisseur Joachim Robbrecht baseerde zijn voorstelling losjes op de film. Dat kan interessant zijn, maar hij maakte de fatale fout om aan het complexe gegeven nog een laag toe te voegen. Robbrecht doet in zijn werk onderzoek naar de Nederlandse identiteit (eerdere voorstellingen gingen over Anne Frank, de ‘V.O.C. mentaliteit’ en het weer) en nu gaat naast ‘de waarheid’ ook Peter R. de Vries onder het fileermes. Robbrecht verplaatste de handeling naar een hotel in het noorden van het land, waar toevallig een misdaadverslaggever na tien jaar televisie zijn autobiografie aan het bijwerken is en die meteen het heft in handen neemt. Vanaf dat moment is het Miss Marple-gehalte al onverdragelijk.

Natuurlijk, Robbrecht kiest doelbewust voor clichés. We zien een geldbeluste hoteleigenaar, een blonde femme fatale, een ideale dader (“Een eenzame jongen aan de rand van het dorp en van de samenleving”) en een methodisch werkende, lidwoorden vermijdende rechercheur die gedurende de voorstelling het uit whiteboards bestaande decor volkalkt. Maar waarom moet een andere vrouw ook nog als over the top Char met geesten praten? En waarom moet haar man daar onaangedaan foto’s van maken?

Al snel ontspoort de voorstelling in absurde, gestileerde scènes. De spelers voetballen met een plastic flesje, schrijven met nepbloed “slet” op het raam, herhalen elkaars gebaartjes en bulderen als een donderpredikant ernstige teksten over “De Waarheid”.

De satire op De Vries is uiteindelijk nog niet eens zo slecht gedaan. Alwin Pulinckx plaatst met flair de holle oneliners (“De slachtoffers… Gevangen in hun morele ontreddering. De dader… Loopt nog vrij rond”) en Florentijn Boddendijk zorgt op het toneel live voor een toepasselijk goedkope synthesizer-soundtrack. Maar de makers lijken hun materiaal dan al lang niet meer serieus te nemen.

Je kunt als bezwaar tegen Peter R. De Vries’ werkwijze aanvoeren dat hij echte mensen plaatst in de simplistische schema’s van de whodunnit. Toneelschrijver Rob de Graaf formuleerde in Met  Joran aan Zee (nu te zien als lunchvoorstelling in Bellevue) voorzichtig een antwoord door Natalee Holloway en Joran van der Sloot een alternatief verhaal te geven (overigens zonder De Vries te noemen). Maar Robbrecht bestrijdt hier simplisme met simplisme. En dat is ergerlijk.

Rashomon Effect van TA2 en Frascati Producties. Gezien 24/1/10 in Frascati. Aldaar t/m 30/1. Meer info op www.tga.nl

Recensie: ‘Teorema’ van Toneelgroep Amsterdam

Een grijze woestijn. Dat moet vormgever Jan Versweyveld in zijn hoofd  hebben gehad bij het maken van het decor van Teorema. De hele, enorme vloer van de Rabozaal van de Stadsschouwburg is grijs gestoffeerd, net als de meubels, de wanden, de kasten en de gestileerde keuken. Net zo leeg en grauw is het innerlijk leven van de familie die hier woont.

Opnieuw brengt regisseur Ivo van Hove een filmbewerking op het toneel, Teorema van Pier Paolo Pasolini. In de vrijwel dialoogloze film (“slechts 923 woorden” aldus de tagline in 1968) komt een mysterieuze en aantrekkelijke gast op bezoek bij een rijk, burgerlijk gezin. Hij heeft sex met allevier de familieleden en met de huishoudster en vertrekt weer, hun leven in puinhoop achterlatend.

Van Hove voegt meer taal toe: de personages praten niet met elkaar, maar beschrijven hun handelingen in de derde persoon. Het werkt als krachtig effect van vervreemding en afstand, die doorwerkt in hun verlangen naar de gast, de jonge, charismatische acteur Chico Kenzari. Geen van de vijf kan direct met hem omgaan; De moeder (Chris Nietveld) raakt bedwelmd door zijn kleren, de vader (Jacob Derwig) praat met hem in dialogen uit De dood van Ivan Iljitsj van Tolstoj en de oudere huishoudster (Frieda Pittoors) verliest in een mooi frivole scène bijna de controle over haar stofzuiger.

Het is prachtig om te zien hoe vooral Nietveld en Pittoors als het ware opgetild worden door de aandacht en genegenheid van de jongeman. Het is niet alleen de sex, maar de troost en het leven in het moment die de personages tot een nieuw zelfinzicht brengt. Het vertrek van de gast is dan ook catastrofaal. De cleane huiskamer wordt een puinhoop, de muziek (van Eric Sleichim en strijkkwartet Bl!ndman New Strings) wordt atonaler en de personages zoeken allemaal een manier om  het verlies te compenseren van een passie die ze tot voor kort niet kenden.

De voorstelling is opvallend schematisch: de vijf personages schetsen een voor een hun leven; worden om de beurt verleid door de gast; nemen afscheid van hem; en gaan op hun eigen manier te gronde. Dat, gecombineerd met de onderkoelde vertelwijze, maakt dat de afstandelijkheid het in deze voorstelling wint van de heftigheid van de emoties die de gast oproept.

Net als in zijn vorige film-voorstelling Antonioni Project lijkt Van Hove op zoek naar een dramtische stilering die ineens heel ver verwijderd lijkt van warmbloedige en heftig emotionele voorstellingen als Opening Night en Angels in America. Er is veel te zien op het toneel –een kort optreden van een herdershond; een programma over stokstaartjes op een televisie achteraan; de schitterend uitgelichte achterkant van de oude zaal van de Stadsschouwburg die door de glazen achterwand te zien is; de muzikanten, die aan het begin en eind de vier dj-sets in de hoeken van het decor bedienen; Frieda Pittoors die warmte zoekt onder de synthetische vloertegels- maar de impact ervan is beperkt.

Overigens sprak regisseur Ivo van Hove vooraf enkele woorden naar aanleiding van de dood van Ramses Shaffy, waarbij hij de voorstelling aan hem opdroeg. Van Hove memoreerde Shaffy’s rollen bij Toneelgroep Amsterdam en beschreef de energie die de acteurs voelen als hij –tot vrij kort geleden- in de zaal zat.

Teorema van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 2/12 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 9/12. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Schouwburg ontruimd op Aktie Tomaat jubileum

De Stadsschouwburg is afgelopen vrijdag rond kwart over elf ontruimd nadat er rook was geconstateerd in de Rabozaal. Op dat moment speelde Toneelgroep Amsterdam daar de laatste scènes van de voorsteling Kruistochten. Nadat de politie en brandweer waren gearriveerd werd ook café-restaurant Stanislavski, dat gevestigd is in de schouwburg, korte tijd ontruimd. De brandweer meldde dat het ging om rook van een rookmachine in naastgelegen concertzaal De Melkweg. Maar betrokkenen ontkennen dit en zien een link met Aktie Tomaat die juist op vrijdag 40 jaar geleden plaatsvond in de schouwburg.

“Het is godsonmogelijk dat het rook uit de Melkweg bij de Rabozaal terecht komt”, zegt Melkweg-directeur Cor Schlösser: “Het zijn gescheiden gebouwen.” Hij noemt de opmerkingen van de brandweer “dichterlijke vrijheid”. De rook zou afkomstig zijn uit een airco-ruimte op de achtste verdieping van het nieuwe deel van het schouwburggebouw, dat eerder dit jaar werd geopend. Schouwburg-directeur Melle Daamen noemt de mogelijkheid van een rookbom op die plek “niet onwaarschijnlijk.” “Er was wel rook, maar geen vuur en ook geen brandlucht. Maar als het een gerichte actie is geweest moet het iemand zijn geweest die het gebouw kent en begrijpt hoe de airconditioning werkt. Nee, er is nog geen verantwoordelijkheid opgeëist. Dat gebeurt ook meestal bij de krant.”

Acteur Hans Kesting speelde in de voorstelling en stond met drie anderen in de coulissen te wachten voor zijn opkomst in de laatste scène: “Het publiek begon ineens te applaudisseren, ik dacht eerst dat het een open doekje was, maar het ging maar door. Dat is een klassieke acteursnachtmerrie: dat het applaus al klinkt terwijl je je laatste scène nog moet spelen. Ik keek om het hoekje en zag dat iedereen al klappend naar buiten liep.” De eerste technicus had de rook in de zaal geconstateerd en legde de voorstelling stil. Kesting: “Je kon de rook zien in het licht, maar het stond niet blauw.”

“Een gewild idee”, noemt Kesting de suggestie van een rookbom. “Ik had me geen moment gerealiseerd dat het de verjaardag van Aktie Tomaat was. Ik denk eerder dat het te maken heeft met de kinderziektes van de nieuwe zaal. We hebben ook soms geluidsoverlast van de Melkweg.”

Interview Janni Goslinga

interviews,Parool — simber op 18 september 2009 om 10:02 uur
tags: , , , ,

Een stuk over mannen die waardeloos vastgoed verkopen aan mannen die het niet kunnen betalen. Glengarry Glen Ross van David Mamet lijkt een actueel commentaar op de kredietcrisis. Toch is het stuk al bijna dertig jaar oud. Als enige vrouw tussen zes mannen speelt Janni Goslinga in de voorstelling van Toneelgroep Amsterdam die morgen in première gaat. “Je wilt er graag genuanceerd over denken, maar alle clichés over mannen en vrouwen en geld blijken waar te zijn.”

“Het is zeker ook een weelderige positie, zo in je eentje met die zes jongens”, lacht Goslinga een paar dagen voor de première in de bibliotheek van de Toneelschuur. “Repeteren met een groep mannen onder elkaar is ongecompliceerd: niet lullen maar doen. Maar het is ook lastig, want ik vertegenwoordig ‘de vrouw’ op het toneel, en dat kun je eigenlijk niet spelen.”

In Glengarry Glen Ross proberen vier makelaars bij een louche kantoor continu waardeloze vastgoedbeleggingen te verkopen aan goedgelovige klanten. Mamet schreef geen vrouwenrollen in het stuk, maar regisseur Eric de Vroedt gaf Goslinga twee kleine rollen en laat haar voortdurend aanwezig zijn op het podium, zodat ze een contrast wordt voor het gierende testosteron. “In het eerste deel ben ik een serveerster in een ultrahippe Aziatische loungebar, de droom van al die mannen, die hen troost en veiligheid geeft en over wie ze vieze grappen maken.”

“Later wordt ik een politievrouw”, zegt Goslinga: “Niet in uniform, meer een rechercheur van de afdeling financieel toezicht. Dan ben ik de nachtmerrie voor alle mannen, een vrouw met een hoge positie en een frigide bril.” Regisseur De Vroedt, vooral bekend van Mightysociety, zijn serie politiek geëngageerde voorstellingen, wil ook in deze voorstelling de Nederlandse actualiteit binnenhalen. “Die agente vindt ik een typisch Eric de Vroedt-personage”, verklaart Goslinga: “Een vrouw met een lichte burn-out die door zich aan de procedure te houden een vorm van beschaving probeert te handhaven, terwijl om haar heen de mensen elkaar afmaken. Het is de Hollandse poldermentaliteit: ze maakt het nog erger omdat ze niet ingrijpt.”

In de voorbereiding op de voorstelling spraken de acteurs met een verkoper van woekerpolissen die wroeging kreeg en onderzoeksjournalist werd. “Dat was wel confronterend”, vertelt Goslinga, “omdat in zijn werk bleek dat zoveel van die clichés over mannen en vrouwen zo vreselijk blijken te kloppen. De mannen in zo’n callcenter verkopen niet aan vrouwen, want die laten zich blijkbaar niet inpakken aan de telefoon. “Don’t pitch the bitch”, zeggen ze tegen elkaar. Ze spreken de mannelijke klanten aan op hun ego en dat werkt. Zelfs een van de acteurs in de voorstelling is zo een paar mille kwijt geraakt. Hij is “erin getrapt”. Zo noemen die verkopers het zélf.”

Is de crisis eigenlijk al voelbaar in de gesubsidieerde kunsten? “Nóg niet”, zegt Goslinga pessimistisch. “Ik heb natuurlijk een comfortabele positie, maar ik zie in mijn omgeving de subsidiepotten en de sponsoring wel minder worden. Als er te weinig geld is is kunst ineens luxe. Maar enger vind  ik het gevoel dat de bodem wegvalt: als we lucht verkopen aan wanbetalers, dan is alles alleen maar opgeklopte emotie. Dat werkt ook door in onze voorstelling: het zit vol met vaudeville en acts en verwijzingen. Het gaat óver spelen. De stijl van Eric past heel goed bij de manier waarop die mannen hun klanten bedotten. Het is allebei koorddansen zonder vangnet.”

Glengarry Glen Ross wordt gemaakt in het kader van TA2, een traject voor jonge regisseurs van Toneelgroep Amsterdam en de Toneelschuur in Haarlem. Goslinga is er enthousiast over: “Het was vroeger heel moeilijk voor jonge regisseurs om bij Toneelgroep Amsterdam te werken. Er was altijd veel druk van het apparaat dat een groot gezelschap toch is: decor en techniek en de acteurs. Regisseurs klampten zich dan vast aan hun strenge concept en ik heb mezelf ook wel eens horen zeggen “maar zo doen wij dat niet.” Door het gebrek aan ruimte werden acteurs en regisseurs een karikatuur van zichzelf.”

Binnen TA2 kunnen regisseurs een paar jaar binnen Toneelgroep Amsterdam werken. Voorstellingen worden niet meteen voor de leeuwen gegooid in de Amsterdamse Stadsschouwburg, maar spelen in de Toneelschuur, met daarna een korte tournee. “Dat geeft veel meer ruimte. Misschien is het ook een nieuwe generatie regisseurs, die echt iets uit te zoeken hebben met acteurs. Het is fijn om met iemand van je eigen generatie te werken; je hebt het over andere films, over andere muziek. Je kan citeren uit Youtube filmpjes of verwijzen The Office. Met leeftijdgenoten heb je een ander referentiekader. Maar sowieso moet je als acteur met jonge regisseurs werken. Als je dat niet doet kun je net zo goed in je graf gaan liggen.”

Glengarry Glen Ross gaat morgen in première in de Toneelschuur in Haarlem. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Antonioni Project’ van Toneelgroep Amsterdam (Holland Festival)

Drie filmbewerkingen maakte Ivo van Hove dit seizoen bij Toneelgroep Amsterdam, en geen van drieën overtuigden ze volledig. Na Kreten en gefluister (naar Ingmar Bergman) en Rocco en zijn broers (naar Visconti) brengt Van Hove met vrijwel zijn gehele ensemble nu onder de onaantrekkelijke titel Antonioni Project een multimediale voorstelling waarin het technische vuurwerk niet wordt geëvenaard door emotionele of intellectuele impact.

Dramaturg Bart Van den Eynde bewerkte drie films van Michelangelo Antonioni uit de vroege jaren ’60 –L’Avventura, La Notte en L’Eclisse– tot één verhaal over verschillende stellen. Halina Reijn en Jacob Derwig spelen twee jonge geliefden die twijfelen over commitment, Hans Kesting en Marieke Heebink zijn een ouder echtpaar in diepe crisis. Ze bewegen zich in in kringen van fotografen, schrijvers en beurhandelaars. Merkwaardigste koppel is dat van Fedja van Huêt en Karina Smulders, die een heftige verhouding beginnen na dat zijn vriendin plotseling verdwijnt bij het zwemmen bij een vaartocht met vrienden.

In het eerste deel van de voorstelling wordt intensief gebruik gemaakt van chroma key techniek, waarin de acteurs spelen in een geheel blauw decor, dat door de computer wordt vervangen door gefilmde achtergrondbeelden. Het is een merkwaardige gewaarwording om de acteurs ineens te zien binnenlopen in de filmbeelden van glazen luchtbruggen in een anonieme Amerikaanse stad die op een gigantisch scherm worden geprojecteerd.

Dat is natuurlijk verbazingwekkend knap –hoewel: het weerbericht op televisie wordt al een paar decennia zo gemaakt-, maar anders dan bij eerdere filmische elementen in de voorstellingen van Van Hove blijft de betekenis onhelder. Zijn dit mensen die hun eigen werkelijkheid vormgeven, of is hun hele bestaan virtueel? En omdat de filmtechniek zo realistisch is ga je je ineens ook ergeren aan de zichtbare zendmicrofoons, terwijl de personages volgens het scherm toch op een boot zitten. Kortom: de verhouding tussen de acteurs op het blauwe toneel en de filmbeelden zit scheef.

Het tweede deel is duidelijker. Alle personages komen samen op feest, ze flirten, gaan met elkaar naar bed, voeren zakelijke en intellectuele gesprekken. Achterin speelt jazzbandje The Trumpack Stan Getz-achtige liedjes. De filmbeelden komen hier van van één camera aan een lange kraan, die om de personages heen cirkelt, door muren beweegt, om hoekjes kijkt en steeds zorgt voor nieuwe, spannende gezichtspunten die verrassend theatraal zijn.

Tenslotte zakt het scherm naar beneden en wordt de gehele toneelopening één enorm projectiescherm. Eerst televisiebeelden van diverse aanslagen en rampen –zo grofkorrelig op deze schaal dat ze bijna abstract worden- dan krijgen alle stellen, close-up gefilmd een eigen eindscène, waarin allen besluiten toch bij elkaar te blijven.

Dan wordt ook duidelijk wat nu het echte probleem is van Antonioni Project: ondanks alle visuele en technische krachtpatserij worden de conflicten en beweegredenen van de personages voornamelijk geuit in taal, het beeld gaat alleen om het beschouwen. Daarnaast past het van ennui doortrokken werk van Antonioni gewoon niet zo goed bij de emotionele onstuimigheid van Van Hove. Eén scène doorbreekt beide bezwaren: Derwig die, enorm uitvergroot in beeld, Reijn voor het scherm aflikt; via het medium wisselen ze liefkozingen uit, lichamelijk kunnen ze het niet.

Ivo van Hove heeft na een schitterende serie voorstellingen nu een wat minder seizoen achter de rug –waarbij aangemerkt moet worden dat bij TA ook in een minder seizoen nog interessanter theater wordt gemaakt dan bij de meeste andere grote gezelschappen- , maar hij lijkt doelbewust te experimenteren: in Kreten en gefluister met performance art, in Rocco en zijn broers met rauw realisme en in Antonioni Project met state-of-the-art techniek.

Holland Festival: Antonioni Project van Toneelgroep Amsterdam. Gezien 14/6/09 in de Stadsschouwburg. Aldaar t/m 20/6. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: ‘Kreten en gefluister’ van Toneelgroep Amsterdam

Als Agnes na een moeizame nacht wakker wordt zit er kots rond haar mond en haar haar ligt sliertig om haar smalle gezicht. Ze is ziek, stervend en lijdt hevige pijn. Ze wordt omringd door drie vrouwen, twee zussen die hulpeloos toekijken en een bediende die rustig en efficiënt de zieke verzorgd en bijstaat.

Kreten en gefluister is na Scènes uit een huwelijk de tweede film van Ingmar Bergman die regisseur Ivo van Hove voor het toneel bewerkt. Hij verplaatste het verhaal naar het heden en maakte van Agnes (getergd en krachtig gespeeld door Chris Nietvelt) een videokunstenares die haar stervensproces vastlegt op camera.

Het eerste deel is de voorstelling heeft nauwelijks tekst. In een klinisch, installatie-achtig decor -video-apparatuur en medische installaties vloeien in elkaar over- zien we bediende Anna (Karina Smulders) het ochtendritueel van Agnes uitvoeren; bed en kleren verschonen, voorzichtig ontbijt.
Zussen Karin en Maria (Renée Fokker en Halina Reijn) drentelen er hulpeloos doorheen. Pijnlijk scherp weten Van Hove de onmacht en de angst die bij ernstige ziekte hoort te vatten, zonder dat het illustratief wordt.

Er heerst een sfeer van grote kunstmatigheid: een overdreven soundtrack van buitengeluiden met hondjes en vogels, video’s van bloemen en zonlicht; alle natuur komt via luidspreker of beeldscherm. Het contrasteert enorm met strenge wit met grijze ruimte. Agnes doorbreekt de grauwheid door een wit vel te besmeuren met blauwe verf en haar eigen uitwerpselen in een hyperkinetische sterfscène. Een slingerende camera zwiept de projectie van Nietvelt’s getergde gezicht heen en weer over het langgerekte decor.

En daarna volgt nog een eindeloze, maar ongehoord mooie scène waarin Anna met een tweede vrouw het lichaam van Nietvelt schoonmaken en wassen, terwijl in nette pakken gestoken technici zakelijk het kille huis uitruimen en Fokker en Reijn nog steeds onbeholpen door het decor dolen.

Hierna kantelt de voorstelling. In een serie flashbacks leren we dat beide nog levende zussen vastzitten in een liefdeloos huwelijk (beetje clichématig verbeeld met twee mensen aan de hoofdeinden van een hele lange tafel), dat ze elkaar haten en geen intimiteit verdragen kunnen. Op de achtergrond werkt Nietvelt aan Agnes’ kunstwerken, projecties van baarmoeders die engelenvleugels worden. De scènes geven reliëf en nieuwe invalshoeken voor het ogenschijnlijk herkenbare begin, maar het wordt ook ineens teksttoneel, terwijl het daarvóór juist de prettige kunstmatigheid van een performance had.

Kreten en Gefluister speelt al een tijdje, maar de voorstelling voelde gisteravond toch als een première vanwege de plek waar hij werd opgevoerd: de nieuwe zaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Regisseur Van Hove leidde de voorstelling kort in, wijzend op de bijzonderheid van een eerste keer spelen op een geheel nieuwe plek, waarvan je nog niet weet hoe hij voelt of klinkt. Welnu de zaal voelt en klinkt prachtig (op een hopelijk nog te verhelpen brom in de airconditioning na), en heeft een groot gevoel van gezamenlijkheid. In combinatie met deze voorstelling bijna kerkelijk.

Kreten en gefluister van Toneelgroep Amsterdam. Gezien in de Stadsschouwburg 14/4/09. Aldaar t/m 18/4. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Recensie: Ifigeneia in Aulis van Toneelgroep Amsterdam

Ook op het toneel wordt ons beeld van wat oorlog is voornamelijk bepaald door het Amerikaanse leger. Het decor van de nieuwe voorstelling van Toneelgroep Amsterdam bestaat uit rijen plastic poppen –een soort crash test dummies met dogtags– in een stofvrij magazijn. Vooraan een mobiel commandocentrum, een klein huisje op palen zoals je dat vaak naast ambassades ziet. Clean maar dodelijk efficiënt wapentuig, klaar voor actie.

TGA heeft al een aantal jaar een samenwerkingsverband met het American Repertory Theatre uit Boston. Eerder maakten de twee groepen Hemel boven Berlijn, nu komt artistiek leider Robert Woodruff naar Nederland om Ifigeneia in Aulis te maken, de klassieke tragedie van Euripides. Het is een nogal onevenwichtige voorstelling geworden waarin de verschillende elementen van Woodruff’s regie maar geen geheel willen vormen en het aan de fantastische acteurs van het Amsterdamse ensemble is om de zaak te redden.

Ifigeneia is de dochter van Agamemnon (opvallend zwaarmoedig gespeeld door Roeland Fernhout), bevelhebber van het Griekse dat op weg is naar Troje. De vloot ligt echter stil in de baai van Aulis; er is geen wind. Een orakel zegt dat alleen het offeren van Ifigeneia door haar vader de goden gunstiger kan stemmen. Agamemnon laat zich meeslepen door de eigen logica van de oorlog en laat zijn dochter onder een vals voorwendsel naar het legerkamp komen, vergezeld van haar moeder Klytaimnestra.

Chris Nietveld’s Klytaimnestra is een kruising tussen koningin Fabiola van België en Liz Taylor ten tijde van Virginia Woolf. Met haar lakjas en haar plissee jurkje past zij op geen enkele manier bij de oorlogsmachine. Pas als zij halverwege de voorstelling achter de werkelijke beweegredenen van haar man komt en met hem de confrontie zoekt krijgt de voorstelling spanning en gevoel. Na haar recente Theo d’Or winst voor Romeinse Tragedies speelt Nietveld wederom een grootse rol, waarin diep drama en een lichte toets wonderwel samengaan.

Verder blijft de voorstelling merkwaardig vormelijk. Wellicht heeft dat te maken met de tamelijk zakelijke vertaling van Gerard Koolschijn die niet zo goed past bij de heftig emotionele stijl van het huidige gezelschap onder Ivo van Hove.

Het koor, dat de volgens de regels van de klassieke tragedie tussen de scènes door de handeling becommentarieert, zingt de teksten in het oud-Grieks op electronische klanken van componist Gene Carl. Het blijft een fremdkörper in de voorstelling. De muziek klinkt ingeblikt en de vijf zangeressen –verbonden aan Opera Studio Nederland- hebben te weinig présence tussen de toneelkanonnen.

Daar heeft Marwan Kenzari geen last van. Deze jonge acteur maakt op enthousiaste wijze zijn debuut in de grote zaal. Met zijn sterke aanwezigheid en soepele tekstbehandeling zal hij vanaf volgend seizoen wanneer hij een vaste aanstelling krijgt een welkome aanvulling vormen in het tableau van TGA.

Het moeilijkste deel van het stuk zit kort voor het eind. Ifigeneia –een jong meisje dat tot dan toe bang is voor de dood- besluit ineens dat ze wíl sterven. Het leidend voorwerp eist ineens de hoofdrol op. Dat is een raadselachtige omslag en geen regisseur ontkomt eraan om hier een duidelijke reden voor te geven. Kiest ze de dood uit plotseling doorbrekend plichtsbesef, puberale grootheidswaanzin of romantisch nationalisme? Een heldere keuze blijft uit en dat maakt deze voorstelling stuurloos. Het is te prijzen dat Karina Smulders in de titelrol desondanks enkele zeer mooie scènes neerzet.

Overigens is dit niet de eerste voorstelling van een gastregisseur bij Toneelgroep Amsterdam die zo slecht uit de verf komt. Voorstellingen van Pierre Audi, Theu Boermans en Gerardjan Rijnders haalden de afgelopen jaren bij lange na niet het niveau van die van artistiek leider Ivo van Hove. Dat is niet onlogisch –Van Hove zit op een uitzonderlijke creatieve piek en hij zet het gezelschap zoveel mogelijk naar zijn hand-, maar een beetje zorgelijk is het wel.

Ifigeneia in Aulis door Toneelgroep Amsterdam. Gezien 12/10/08 in de Stadsschouwburg. Aldaar nog 14-15/10, 18-28/11 en 27-31/2/09. Tournee. Meer info op www.toneelgroepamsterdam.nl

Pierre Bokma geeft Steenbergenpenning door aan Jacob Derwig

nieuws,Parool — simber op 8 september 2008 om 18:03 uur
tags: , , , ,

In de Stadsschouwburg heeft acteur Pierre Bokma de Paul Steenbergenpenning doorgegeven aan Jacob Derwig. Derwig ontving de prijs na afloop van de voorstelling Romeinse Tragedies van Toneelgroep Amsterdam. De Paul Steenbergenpenning is –samen met de Albert van Dalsumring- de meest eervolle onderscheiding voor toneelspelers. De penning is een ‘doorgeefprijs’, de drager mag zelf weten wanneer en aan wie hij hem overdraagt.

De prijs werd in 1982 ingesteld door de gemeente Den Haag ter gelegenheid van de 75e verjaardag van Paul Steenbergen. De penning was daarna achtereenvolgens in handen van Guido de Moor, Willem Nijholt en, sinds 2002, Pierre Bokma.

Bokma had opvallend genoeg geen uitgebreide speech om zijn keuze voor Derwig te onderbouwen. Onder het motto ‘Goede wijn behoeft geen krans’ hield hij het bij een korte overhandiging. Derwig sprak kort over zijn bewondering voor Bokma: “Als je hem voor het eerste keer ziet spelen weet je niet wat je meemaakt. De tweede en de derde keer weet je ook niet wat je meemaakt.”

Jacob Derwig (1969) studeerde aan de toneelschool in Arnhem, waar hij een van de oprichters was van toneelgezelschap ’t Barre Land. Hij kreeg bekendheid door zijn –Louis d’Or genomineerde- hoofdrol in Hamlet van De Trust. Sinds 2005 is hij vast verbonden aan Toneelgroep Amsterdam. Hij speelde in de televisieserie Bij ons in de Jordaan en in speelfilms als De Jurk, Lek en Zus&Zo. Dit jaar is hij opnieuw genomineerd voor de Louis d’Or, voor zijn rol in Naar Damascus, geregisseerd door Pierre Audi.

« Vorige paginaVolgende pagina »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
(c) 2024 Simber | powered by WordPress with Barecity